STRAUSS, R: CAPRICCIO
Capriccio is de laatste opera van Richard Strauss en draagt de titel Conversatie stuk. In dit werk staat de discussie over het relatieve belang van de tekst en de muziek centraal.
Achtergronden
Het was Stefan Zweig die de componist wees op het libretto van Prima la musica, poi le parole (eerst de muziek, dan de woorden) dat Giambattista Casti voor een opera in één bedrijf van Salieri schreef. Het resulterende werk ging in 1786 in het Weense Schönbrunn in première.
Zweig begon aan een bewerking maar werd tot emigratie gedwongen in de Nazitijd; met hulp van dirigent Clemens Krauss wikkelde de componist de tekst verder af.
Het verhaal speelt zich af rond de hervorming door Gluck van de opera. De musicus Flamand en de dichter Olivier wedijveren in fraaie symmetrie om de gunsten van gravin Madeleine die niet tussen hen kan kiezen. Hun rivaliteit symboliseert de eeuwenoude vete over tekst boven muziek (of andersom) en daar gaat ook het grootste deel van de dialogen over. Aan het slot van die discussie wacht Madeleine op de komst van beide vrijers die verwachten dat ze zal zeggen: ‘het einde van de opera’, maar aan het eind van een lange – vaak afzonderlijk opgenomen solo ‘Morgen Mittag um elf!’ maar natuurlijk zullen we nooit echt weten wat haar keuze zou zijn geweest.
Capriccio was bedoeld als een hoogtepunt in zowel Strauss’ oeuvre als in de operageschiedenis. Het werk zit bomvol citaten en toespelingen op de esthetische discussie over het karakter van het muziekdrama en historische werken.
Het door Flamand geschreven en door Olivier op muziek gezette sonnet voor Madeleine is bijvoorbeeld van Ronsard. Verder zijn er parodieën op het secco recitatief, de specifiek Italiaanse coloratuur en een buffo rol voor theaterdirecteur La Roche.
De handeling vindt plaats in de context van een repetitie voor een toneelstuk op het kasteel van de gravin in de buurt van Parijs waarin de Parijse actrice Clairon optreedt. Ze is een oude vlam van Olivier en wordt nu bemind door de broer van de gravin.
Strauss’ opera die zich nauwkeurig aan het script houdt, ging in 1943 in première, gedirigeerd door Krauss. Al is het werk nooit echt populair geworden, kent wel een schare bewonderaars en voor wie zich in het gegeven verdiept, is dat ook niet zo verwonderlijk. Behalve de fascinatie van het gegeven en de schoonheid van de muziek, zijn de zo heel verschillende karakters interessant: de cynische oude theaterdirecteur, een stel geparodieerde Italiaanse zangers en de kleine maar innemende rol van monsieur Taupe, de souffleur.
De opnamen
Verrassend is weer het grote aantal opnamen. Wanneer we de geluidskwaliteit eveneens als belangrijk selectiecriterium hanteren, vallen langzamerhand veel mono-opnamen en zaalregistraties af. Wie in deze opera is geïnteresseerd doet er goed aan de uitgebreide discografielijst door te nemen en op grond van eigen sym- en antipathieën die opname te kiezen die het meest aan zijn/haar verlangens voldoet.
Om niet met veel herhaalde begrippen en termen te proberen alles wat bij vergelijken langskomt wat exacter aan te duiden, is het hopelijk vergeeflijk dat we ons hier beperken tot wat na een grondige selectie als ideaal overblijft.
Het is daarbij niet verwonderlijk dat de voorgewende gekunsteldheid van de gravinrol volmaakt past bij de charmante Elisabeth Schwarzkopf van wie Madeleine een van haar beste rollen was. Ze was hier ongeëvenaard. Ze wordt terzijde gestaan door een zorgvuldig gekozen team met twee aantrekkelijke aanbidders: Nicolai Gedda als Flamand en Dietrich Fischer-Dieskau als Olivier, waarvan ook Hans Hotter die ooit de première zong als La Roche, deel uitmaakt. Christa Ludwig is een stralende Clairon en Eberhard Wächter een innemende graaf Wolfgang Sawallisch dirigeert met hoorbare liefde. Het geluid is nog wel mono. Toch terecht een ‘Great recording of the century’.
Een licht serieuzer karakter heeft de opvoering van Karl Böhm die altijd een der beste Straussvertolkers was met een iets gedistantieerder, serieuzer gravin en een verder meer dan adequate bezetting, zeker wat haar minnaars Scheier (Flamand) en Fischer-Dieskau (Olivier) ter beschikking had. Maar het gaat hier vooral om een dirigent die begrijpend, liefdevol en wetend begeleidt.
Een ongewone, onverwachte, maar aangename verrassing kkomt van Georges Prêtre uit Mannheim. Hij is ontleend aan een reeks concertvoorstellingen en de Franse dirigent blijkt een heel goede Straussvertolker te zijn. Ook Felcity Lott weet waarop het aankomt om als gravin te overtuigen. Ze lijkt feilloos het juiste idioom aan te voelen. Verder horen we Thomas Allen als geloofwaardige graaf en het paar minnaars in in heel goede handen bij Gregory Kunde (Flamand) en Stephan Genz (Olivier).
Ook de Oostenrijkse omroepopname van Horst Stein komt eventueel nog in aanmerking. Dat is dan mede en vooral te danken aan de voortreffelijke bezetting van deze registratie van het Salzburg festival. Tomowa-Sintow is als gravin waardig en mooi en Trudeliese Schmidt blinkt uit als een flamboyante Clairon.
Videoversies
Soms kan de voordracht van Fleming wat gekunsteld aandoen, maar hier is het – net als bij Schwarzkopf – eigenlijk wel van voordeel. Mede daardoor, maar ook dankzij de homogene flankerende bezetting zijn de opnamen waaraan ze in Parijs en New York bij Ulf Schirmer en A. Davis deelnam en richting gaf naast die uit Zürich door Christoph von Dohnanyi met een sterke Magee te verkiezen.
Conclusie
Ongeacht de geringe restricties qua klank, is Sawallisch nog steeds de man van onze primaire cd keuze.
Discografie
1957. Elisabeth Schwarzkopf, Eberhard Wächter, Nicola Gedda, Dietrich Fischer-Dieskau, Hans Hotter met het Philharmonia orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 567.394-2 (2 cd’s), Naxos 8.112034/5 (2 cd’s).
1960. Lisa della Casa, Horst Günter, Richard Holm, Hermann Prey met het Orkest van de Beierse Staatsopera o.l.v. Robert Heger. Della voce luna VL 2010-2 (2 cd’s).
1960. Elisabeth Schwarzkopf, Hermann Uhde, Anton Dermota, Walter Berry met het Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. Melodram GM 3.0001 (2 cd’s).
1964. Lisa della Casa, Robert Kerns, Waldemar Kmennt, Christa Ludwig met het Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Georges Prêtre. Orfeo C 734082 I (2 cd’s).
1971. Gundula Janowitz, Peter Schreier, Tatiana Troyanos, Dietrich Fischer-Dieskau, Hermann Prey, Karl Ridderbusch met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Karl Böhm. DG 419.023-2 (2 cd’s).
1976. Gundula Janowitz, James King, Agnes Baltsa met het ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm. Orfeo C8171121 (2 cd’s).
1977. Leontyne Price, René Kollo, Tatiana Troyanos met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 460.233-2 (2 cd’s).
1982. Anna Tomowa-Sintow, James King, Trudeliese Schmidt met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Orfeo C 6250421 (2 cd’s).
1985. Anna Tomowa-Sintow, Wolfgang Schöne, Trudeliese Schmidt, Eberhard Büchner, Franz Grundheber met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Horst Stein. Orfeo C 518992 I (2 cd’s).
1986. Anna Tomowa-Sintow, Gary Lakes, Agnes Baltsa, Kathleen Battle, Hermann Prey, Dawn Upshaw met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. DG 453.112-2 (2 cd’s)
1993. Kiri te Kanawa, Hakan Hagegard, Uwe Heilmann, Olaf Bär met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Ulf Schirmer. Decca 444.405-2 (2 cd’s).
1999. Felicity Lott, Thomas Allen, Stephan Ganz, Günther von Kannen, Iris Vermillion met het SWR omroeporkest Stuttgart o.l.v. Georges Prêtre. Forlane 268052 (2 cd’s).
2000. Deborah Voigt, Ben Heppner, Natalie Dessay, Anne Sofie von Otter met de Staatskapel Dresden o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 471.323-2, Brilliant Classics 9084 (2 cd’s).
Video
1965. Hildegard Hillebrecht, Jess Thomas, Sena Jurinac met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. ArtHaus 107.255 (dvd).
1978. Gundula Janowitz, René Kollo, Trudeliese Schmidt met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 073-437-0 (dvd).
1988. Jessye Norman, James King, Tatiana Troyanos met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. James Levine. DG 073-028-9 (dvd).
1993. Kiri te Kanawa, Hakan Hagegard, Tatiana Troyanos, Victor Braun met het Orkest van de Opera San Francisco o.l.v. Donald Runnicles. ArtHaus 100.354 (dvd).
2000. Anthony, Jon Villars, Sophie Koch met de Staatskapel Dresden o.l.v. Colin Davis. ArtHaus 100.171 (dvd).
2003. Voigt, Margison, Sophie Mentzer met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. James Levine. Virgin 641.867-9 (dvd).
2004. Renée Fleming, Dietrich Henschel, Rainer Trost, Gerald Finley met het orkest van de Opéra Parijs o.l.v. Ulf Schirmer. TDK DVWW-OPCAPR (dvd).
2006. Emily Magee, Roberto Sacca, Michelle Breedt met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Christoph von Dohnanyi. ArtHaus 107.249 (dvd).
2011. Renée Fleming, Joseph Kaiser, Russell Braun, Peter Rose met het Orkest van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Andrew Davis. Decca 074-3454 (dvd).
2012. Renée Fleming, Robert Dean Smith, Sophie Koch met de Staatskapel Dresden o.l.v. Thielemann. Decca 074-380-9 (dvd).