Verg. Discografieën

SCHNITTKE: PIANOKWINTET

SCHNITTKE: PIANOKWINTET

 

Alfred Schnittke (1934-1998) had de pech dat hij van Wolga-Duitse afkomst was en werd geboren in de Sovjet Unie. Het Huis der Componisten censureerde zijn destijds in veler oren onthutsende poly-stilistische muziek streng zodat hij in eigen land lang vrijwel kansloos was.

 

Achtergronden

 

Hoewel deze het multi-stilistische karakter van zijn grootschaliger werken deelt, biedt  Schnittke’s kamermuziek zijn zuiverste en meest intense expressie. Van al zijn werken in deze omvangrijke sector maken vooral het Pianokwintet uit 1976 en het Strijktrio uit 1985 de diepste indruk. Beide werken werden als een In Memoriam geschreven. Het Pianokwintet met zijn tegenstellingen tussen gekweld verlangen en bitterzoete walsen gold voor zijn moeder; deze haast onverenigbare elementen leidden tot een opzet die zowel heel verbeeldingsvol als bijzonder treffend is.

Reeds direct na het overlijden van zijn moeder in 1972 begon Schnittke aan het werk, maar pas vier jaar later was het af.

Het werk telt vijf delen: Moderato, In tempo di valse, Andante, Lento en Moderato pastorale. Wat al met al te horen valt, zijn fraai getekende blijken van rouw, ironie en nostalgie.

In 1978 herschreef de componist op verzoek van zijn vriend en pleitbezorger Rozhdestvensky het werk voor orkest. Zo ontstond het schrijnende In Memoriam.

Het kwintet is in verschillende opzichten opmerkelijk. Waar zijn meeste composities in haast te lijken zijn geschreven, had hij hier zowat vijf jaar nodig. Aanleiding was dus de plotselinge dood van zijn moeder die na een hartaanval in Moskou op straat overleed. Geen wonder dat treurnis de grondtoon van het kwintet vormt, maar tevens horen we een zich aan dat leed onttrekkende teerheid.

Het ijle, broze motief waarmee de piano inzet kan gelden als een herinnering aan de geheimen van een innige relatie. Het nostalgische karakter van de muziek wordt daardoor meteen duidelijk, maar gelukkig ontbreekt het aan elk blijk van sentimentaliteit, ook verderop in het werk niet.

In het tweede deel dat zich rond een b-a-c-h motief wentelt, blijkt wel in de halfschaduw een tere onbestemdheid, maar krijgt wel duidelijk motorische contouren. Ook het derde deel munt uit door eenvoud en heldere contouren terwijl met de finale afgezien van wat spookachtig-iriserende figuren wordt teruggekeerd naar een schemerige, serene klankwereld. Uit dit kwintet blijkt het duidelijkst hoezeer Schnittke de mantel van Shostakovitch heeft overgenomen. In de wat bittere walsmotieven uit het tweede en vijfde deel horen we dat duidelijk. Het is alsof de oudere componist hier door een bevroren venster (of door tranen) heen te zien is.

 

De opnamen

 

De oogst aan opnamen van het kwintet is niet gering: 19 stuks. Niet alle waren ze voorhanden, sommige waren ook niet zo gauw in welke vorm en op welke manier dan ook bij de hand. Opvallend en prijzenswaardig is om te beginnen dat er twee Nederlandse uitgaven bij zijn. Van Fred Oldenburg en het Mondriaan kwartet enerzijds en van Kelvin Grout met leden van het Doelen Ensemble anderzijds. In beide wordt mooi de kern van de muziek met veel begrip geraakt.

Een eerste Naxos opname laat ons Boris Berman en het Vermeer kwartet horen in een vertoning waarin op heel geconcentreerde manier de wisselende stemmingen van het werk worden getroffen. Alleen de opname uit Toronto klinkt niet echt flatteus.

Beter opgenomen en haast even doorleefd en passend desolaat klinkt het resultaat van Alexei Lubimov en het Keller kwartet. De pianist toont het juiste temperament voor dit werk al is hij niet steeds notengetrouw.

De in Australië gemaakte Naxos opname met Irina Schnittke c.s. is alleen al heel bijzonder omdat de weduwe Irina van de componist vrij prominent de pianopartij speelt. Door haar geïnspireerd wordt het kwintet op heel bijzondere wijze tot leven gewekt.

Een hoge mate van authenticiteit bezit ook de verklanking door Ludmilla Berlinsky (de dochter van de cellist van het kwartet) met het Borodin kwartet. Een heel intense interpretatie is het mooie resultaat.

De grote verrassing komt bij beide voorlopig nieuwste opnamen. De geest van Martha Argerich moet in 2010 tijdens haar Lugano Festival vaardig zijn geweest over een vijftal ad hoc solisten die in ideale samenwerking rond Lilya Zilberstein noot voor noot voor een heel levendige, geconcentreerde uitvoering van het kwintet gaven. Jammer daarom dat het resultaat alleen maar op een totaal van drie, overigens ook best erg mooie en interessante cd’s verkrijgbaar is.

Maar nog verrassender is wat het onbekende kwartet uit Montréal met de nog onbekender Louise Bessette ten beste geven. Volgens overzese critici is het Molinari kwartet ‘het Canadese antwoord’ op het Kronos- en Arditti kwartet. Op knappe wijze wordt het kwintet hier de status van een waarachtig meesterwerk gegeven.

Van de orkestbewerking tot In Memoriam levert Lev Markiz de indringendste, nauwkeurigste en mooist klinkende opname.

 

Conclusie

 

Met alle respect voor zelfs de uitblinkers onder de vroegere opnamen, zijn  het Bessette/Molinari die werkelijk de uitdrukking ‘lest best’ bewaarheiden.

 

Discografie

 

1977. Yuri Smirnov (p), Gidon Kremer (v), Tatiana Grindenko (v), Yuri Bashmet (va), Karine Georgian (vc). Melodyia 74321-56264-2.

 

1987. Naida Magomednekova (p) met het Lysenko kwartet. Amati AMI 9304/1.

 

1988. Fred Oldenburg met het Mondriaan kwartet. Et’cetera KTC 1124.

 

1990. Ludmilla Berlinskaya (p) met het Borodin kwartet. Virgin 759.040-2.

 

1990. Roland Pöntinen (p) met het Tale kwartet. BIS CD 547.

 

1990. Marina Shlyachter (p), Nataly Litvinova (v), Leonid Piskun (v), Ija Komarova (va), Sergey Sholts (vc) (Harmonies of the world). Globe GLO 5069.

 

1991. Irina Schnittke (p), Mark Lubotsky (v), Tamaz Batiashvili (v), Grazyna Filipajtis-Lubotsky (va), Karl-Bernard von Stumpf (vc). Sony SK 53357.

 

1991. Constantine Orbelian met het Moskou’s strijkkwartet. Delos DE 1038.

 

1995. Kelvin Grout (p), Frank de Groot, Laurens van Vliet (v), Karin Dolman (va), Monique Bartels (vc) (Doelen Ensemble). Erasmus WVH 170.

 

1995. Lev Natochenny met het Penderecki kwartet. Marquis ERAD 183.

 

1996. Catherine Edwards (p), Rebecca Hirsch (v), Fenella Barton (v), James Boyd (va), Timothy Mason (vc) (Capricorn). Hyperion CDA 66885.

 

1999. Irina Schnittke (p), Mark Lubotsky (v), Dimitry Hall (v), Irina Morozova (va), Julian Smiles (vc). Naxos 8.554728.

 

2000. Alexei Lubimov (p) met het Keller kwartet. ECM 461.815-2.

 

2000. Boris Berman (p) met het Vermeer kwartet. Naxos 8.554830.

 

2000. Jan Peter Schmolck (v), James Boyd (va) met het Barbican pianotrio. ASV CDQS 6251.

 

2008. Ewa Kupiec (p) met het Petersen kwartet. Crystal N 67.083.

 

2010. Alexander Mogilevsky (p), Alissa Margulis (v), Lucia Hall (v), Nora Romanoff-Schwarzberg (va), Mark Drobinsky (vc). EMI 070.836-2 (3 cd’s).

 

2012. Louise Bessette (p) met het Molinari kwartet. Atma ACD 22669.

 

In Memoriam

 

1989. Malmö symfonie orkest o.l.v. Lev Markiz. BIS CD 447.

 

1990. Russisch Staats Symfonie orkest o.l.v. Valeri Polyansky. Chandos CHAN 9466.

 

1991. Londens symfonie orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Sony SK 48241.