SCHUBERT: FANTASIE IN C D. 934
De op het Rückert lied Sei mir gegrüsst uit 1822 gebaseerde Fantasie in C die in december 1827 werd geschreven, was een opdracht van de Weense violist Josef Slawik die het werk met pianist Karl Maria von Bocklet tijdens een concert op 20 januari 1828 voor het eerst uitvoerde.
Achtergronden
De kritische opvattingen over het werk waren nogal verdeeld. De correspondent van de Allgemeine musikalische Zeitung uit Leipzig berichtte “dat dit wek van zijn favoriete componist…. op geen enkele wijze beviel”, terwijl de Britse criticus van The Harmonicon schreef over “een muziek die ver boven het gangbare niveau” kwam. En de recensent van de Weense Sammler had de zaal voor het eind van het werk verlaten of was ingeslapen gedurende de vertolking want hij verklaarde “dat hij niets zinnigs over het einde van dit werk te zeggen had”.
Dat is jammer, want uitgerekend in het laatste gedeelte van het bijna een half uur durende stuk vindt Schubert een heel oorspronkelijke stem. Er vindt hier geen omzetting plaats van een thema zoals vijf jaar eerder nog in de Wanderer-Fantasie, maar in plaats daarvan berust de eenheid van het werk op ‘tertsencircels’: C-groot, a klein/groot, Es en As – en op een reeks van verbindende gedeelten die ruwweg de contouren van een sonate hebben. Dat gaat als volgt:
Inleiding andante molto C groot
I allegretto a klein/groot, Es
II andantino As (reeks variaties over Sei mir gegrüsst
III tempo 1 C groot (verkorte inl.)
IV allegro vivace C groot, a klein/groot
V allegretto As (comb. met II)
Coda presto C groot
Daarbij wordt elke mogelijkheid aangegrepen om de technische vaardigheden van de proef te stellen. Soms stelt Schubert haast de eisen van een groot orkest aan hen.
De Fantasie werd pas in 1850 door Diabelli gepubliceerd. De meeste andere werken voor viool en piano waren geschreven voor huiselijk gebruik, de Fantasie echter is voor de concertzaal. Geen wonder dat hij snel een favoriet item voor virtuoze violisten.
De opnamen
Begin eens met te luisteren naar het lied waarom het gaat, Sei mir gegrüsst D. 741. Bijvoorbeeld met Hotter en Moore (EMI 565.196-2) of Fischer-Dieskau en Moore (DG 431.085-2). En wees verbaasd over het pasthetische karakter daarvan:
O du Entrißne mir und meinem Kusse,
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt!
Erreichbar nur meinem Sehnsuchtgruße,
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt!
Du von der Hand der Liebe diesem Herzen
Gegebne, Du von dieser Brust
Genommne mir! Mit diesem Tränengusse
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt.
Zum Trotz der Ferne, die sich feindlich trennend
Hat zwischen mich und dich gestellt;
Dem Neid der Schicksalmächte zum Verdrusse
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt!
Wie du mir je im schönsten Lenz der Liebe
Mit Gruß und Kuß entgegenkamst,
Mit meiner Seele glühendstem Ergusse,
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt!
Ein Hauch der Liebe tilget Raum und Zeiten,
Ich bin bei dir, du bist bei mir,
Ich halte dich in dieses Arms Umschlusse,
Sei mir gegrüßt, sei mir geküßt!
Met weemoed moet worden teruggedacht aan de periode van zo’n veertig jaar geleden toen het muziekconserven aanbod nog overzichtelijk was en voor een echte vergelijking vrijwel al het materiaal nog vrij eenvoudig ter beschikking was. Die tijd is al lang voorbij en zo’n vergelijking heeft daardoor meer het karakter van een inventaris. Daaruit worden wat krenten uit de pap gevist die als beslist heel goed en waardevol te boek staan en voor de rest is het aan de lezer/luisteraar om zijn of haar favoriete musici eruit te pikken.
In het grote gezelschap interpreten dat hieronder is opgesomd bevinden zich veel minder, of geheel niet bekenden. Zij hebben zich nog nooit met opmerkelijke prestaties gemanifesteerd en het valt nauwelijks aan te nemen dat ze hier plotseling zouden schitteren. Onmogelijk is dat echter niet. Zoek het dus eens uit als u het naadje van de kous wilt weten en meld het.
In dit geval begint de fonografische geschiedenis echt met de eerste opname van Adolf Busch en Rudolf Serkin die meteen in 1931 een gouden standaard vestigden. Hen moet men beslist gehoord hebben!
Wat Isaac Stern en Daniel Barenboim laten horen heeft nog iets van de oude school.
Gidon Kremer en Valery Afanasiev voeren de Fantasie op het scherp van de snede uit. Bij András Schiff en Yuuko Shiokawa is van een zekere onevenwichtigheid sprake: geweldige pianopartij, matige vioolpartij.
Gelukkig is wat Isabelle Faust en Alexander Melnikov laten horen over de hele linie zo geslaagd, want onweerstaanbaar vervuld van de juiste geest en gedaan met veel finesse en poëzie. Ook Viktoria Mullova en Katia Labèque behoren tot de beste pleitbezorgers van deze muziek.
Niet alleen is wat Liza Ferschtman en Inon Barnatan ten gehore brengen getuigend van een zeer hoog interpretatief niveau, het programma waarvan de Fantasie deel uitmaakt is ook ideaal gekozen met een aparte liedbewerking extra.
Conclusie
Met zekerheid winnen Faust/Melnikov en Busch/Serkin dit mini concours, gevolgd door Ferschtman/Barnatan en Mullova/Labèque.
Discografie
1931. Adolf Busch en Rudolf Serkin. EMI 761.014-2, APR 5543.
1938. Adolf Busch en Rudolf Serkin. Pearl GEMM CDS 9141, Music & Arts CD 1244.
1952. Yehudi Menuhin en Louis Kentner. EMI 763.988-2.
1955. Johanna Martzy en Jean Antonietti. Testament SBT 2-1468 (2 cd’s).
1959. Yehudi Menuhin en Benjamin Britten. BBC Legends BBCL 4083-2.
1966. Rudolf Kolisch en Paul Badura-Skoda. Archiphon ARC 132.
1979. Szymon Goldberg en Radu Lupu. Decca 425.539-2.
1980. Gidon Kremer en Elena Bashkirova. Philips 426.387-2.
1980. Ana Chumachenko en Eke Mendez. Accord 20045-2.
1984. Gérard Poulet en Noël Lee. Arion 248006, 268006.
1986. Lydia Mordkovitch en Gerhard Oppitz. Chandos CHAN 8544.
1988. Isaac Stern en Daniel Barenboim. Sony S2K 44504 (2 cd’s).
1988. Joseph Swensen en Jeffrey Kahane. RCA RD 87823.
1988. Oleg Kagan en Vladimir Lobanov. Live Classics LCT 109.
1989. Maxim Vengerov en Irina Vinogradova. Biddulph LAW 001.
1989. Edith Peinemann en Leonard Hokanson. Bayer BR 100067.
1989. Jaime Laredo en Stephanie Brown. Dorian DOR 90137.
1990. Gidon Kremer en Valery Afanssiev. DG 431.654-2.
1990. Dong-Suk Kang en Pascal Devoyon. Naxos 8.550420.
1991. Andrew Hardy en Luc Devos. Talent DOM 291028.
1993. Raphael Oleg en Gérard Wyss. Denon CO 75636.
1996. Adèle Anthony en Jonathan Feldman. Naxos 8.554148.
1996. Anton Steck en Robert Hill. MDG 620-0688-2.
1998. Yuuko Shiokawa en András Schiff. ECM 464.320-2.
1998. Nikolai Madojan en Elisabeth Westenholz. Kontrapunkt 32274.
1998. Renaud Capuçon en Jérôme Ducros. Virgin 561.600-2.
2000. Andrej Lütschg en Bernard Billeter. Gallo CD 1060.
2001. Leonid Gorokhov en Nikolai Demidenko. AGPL 1-006.
2002. Frank Huang en Dina Vainstein. Naxos 8.557121.
2002. Daniel Röhn en Milana Chernyavska. Claves 50-2507.
2003. Jennifer Koh en Reiko Uchida. Cedille CDR 90000073.
2003. Frédéric Pélassy en Yukari Fujino. BNL 112929.
2004. Isabelle Faust en Alexander Melnikov. Harmonia Mundi HMC 90.1870.
2005. Antje Weithaas en Silke Avenhaus. AVI 53005.
2005. Dimitri Hadjipetkov en Yan Sheng. Gega New GD 324.
2005. Viktoria Mullova en Katia Labèque. Onyx 4015.
2006. Liza Ferschtman en Inon Barnatan. Challenge CC 72174.
2006. Mirijam Contzen en Herbert Schuch. Oehms OC 596.
2008. Anne Akiko Meyers en Akira Eguchi. Koch KIC=CD 7762.
2008. Sinn Yang en Marco Grisanti. Oehms OC 729.
2009. Julia Fischer en Martin Helmchen. Pentatone PTC 5186-348.
2010. Kaoru Yamada en Shoito Kynoch. Stone 5060-192780017.
2010. Carolin Widmann en Alexander Lonquich. ECM 476.4546.
2011. Vineta Sareika en Amandine Savary. Fuga Libera FUG 584.
2012. Alina Ibragimova en Cédric Tiberhien. Hyperion CDA 679111/2 (2 cd’s).
Met onbekende opnamedatum
…… David Oistrakh en Vladimir Yamposky. Brilliant Classics 9056 (20 cd’s).
Liedbewerking met orkest
……. Lotte Lehmann (s) met orkest o.l.v. Manfred Gurlitt. EMI 327.575-2 (17 cd’s).
Liedbewerkingen viool/piano
2006. Liza Ferschtman en Inon Barnatan. Challenge CC 72174.
2012. Alina Ibragimova en Cédric Tiberghien. Hyperios CDA 67911/2 (2 cd’s).
Cello/piano
Alexis Descharmes en Sébastien Vichard. Aeon AECD 0868.
Piano
2009. Oxana Jabloskaja. Naxos 8.578099-101 (3 cd’s).