TCHAIKOVSKY: SYMFONIE NR. 6 PATHÉTIQUE
Wat is pathos? Waar begint dat en waar houdt het op? Vragen waarover met betrekking tot Tchaikovsky’s Zesde symfonie nagedacht kan en moet worden. De ondertitel kreeg het werk al meteen op suggestie van Tchaikovsky’s broer Modest. Of het werk ook zonder die nadere omschrijving zo bekend zou zijn geworden en gebleven is de gewettigde vraag; zeker is dat de symfonie grandioze muziek biedt.
Achtergronden
“Ik geef je mijn erewoord dat ik nooit in mijn leven zo tevreden was, zo trots en zo gelukkig in het besef dat ik een goed werk heb geschreven”. Niettemin was Tchaikovsky een paar maanden nadat hij deze woorden aan zijn uitgever had geschreven dood, waarschijnlijk de dood ingedreven door de weerstand waarop zijn homoseksualiteit stuitte en de vijandige reacties die hij onverwacht op dit werk kreeg.
De ondertitel is zeker heel passend voor een werk dat ondanks een aantal positieve tussenspelen en prachtige thematiek erg dominant melancholiek is.
Hoewel het eerste deel een van Tchaikovsky’s Pathétique in b op. 74 uit 1893 fraaiste thema’s bevat, wordt alleen al door uiterste dynamische contrasten een gevoel van innerlijke strijd gewekt; geen van zijn andere symfonieën kent zulke heftige contrasten tussen zacht en luid.
Het tweede deel is een spookachtig stuk, geschreven in een ritme dat veel wel heeft van een walsimitatie, maar dat geen moment een echte wals wordt.
In het derde deel staat de sfeer in het teken van een heftige mars, maar ieder blijk van tijdelijke triomf wordt steeds weer de kop ingedrukt. Heel ongebruikelijk eindigt de symfonie met een langzaam deel dat het gekweldste, smartelijkste ooit van deze componist laat horen. Het emotionele gewicht van dit adagio wordt geleidelijk lastiger te dragen totdat het in leed desintegreert en de muziek verdwijnt in de duisternis van waaruit deze begon.
De opnamen
De lange lijst opnamen overziende, krijgt de ondergetekende oude luisteraar gevoelens van nostalgie bij het terugzien en terug horen van de dirigenten die hem vroeger inleidden en vertrouwd maakten met deze symfonie: de nu ouderwets aandoende Willem Mengelberg, het sterk contrasterende paar van de superromantische, naar de geest raak treffende Wilhelm Furtwängler en zijn toenmalige antipode, de nuchterder, Latijnse, maar zeker zo dramatische Arturo Toscanini (eenmaal keurig gerestaureerd en goedkoop heruitgegeven door Naxos: luister daar eens naar!), maar ook een blij weerzien met diens adept Guido Cantelli en de toen een ideaal gemiddelde vertegenwoordigende Nikolai Malko, Vaclav Talich en Herbert von Karajan.
Laatstgenoemde werd na 1948 toen hij hoewel nog niet of nauwelijks gedenazificeerd toch al het Weens filharmonisch orkest voor een opname (maar niet voor openbare concerten) mocht leiden, kampioen in het aantal keren dat hij het werk tot zijn laatste keer, weer in Wenen, in 1984 registreerde. Maar ook anderen kregen of namen de gelegenheid te baat om – soms met een ander orkest – zichzelf nog eens te doubleren.
In de groep oudere opnamen vinden we een aantal dat nu nog incidenteel de moeite van het grondig aanhoren zeker waard is omdat de bewuste interpretaties weinig of niets aan ‘geldigheid’ hebben verloren. Te denken valt aan Eugene Ormandy, Pierre Monteux, Otto Klemperer en Carlo Maria Giulini (vooral zijn ‘live’ BBC versie).
De discografie bevat verder veel passanten die best wat moois laten horen, maar hun prestaties beklijven niet lang omdat het goede altijd de vijand blijft van het betere en omdat de concurrentie zo groot en hard is. Daarbij komen ook opnametechnische factoren in het geding, waardoor veel oudere opnamen meteen al op achterstand raken.
Tot die passanten behoren ook heel onvermoede, zoals Neville Marriner met zijn Academy in een laat stadium van zijn loopbaan. Het is ondoenlijk hen allen nader te omschrijven.
Eén van de eersten die ook nu nog een pakkende indruk maakt, is Igor Markevitch die in de geest van Toscani zijn hoofd helder hield bij een treffende uitvoering. Claudio Abbado behoort tot degenen die de symfonie tweemaal opnamen: een keertje in Chicago, nogal teleurstellend ‘ondervoed’, een keertje veel overtuigender in Wenen.
Mikhail Pletnev waagde zich met zijn eigen Russische orkest driemaal aan de Pathétique. Merkwaardig is hoe hier de wet van de verminderende meeropbrengst van kracht is. De eerste maal op Virgin is de vertolking nog geweldig goed en evenwichtig tussen hoofd en hart met een grote urgentie en een groot expressief bereik. De tweede keer voor DG klinkt het allemaal slanker, afstandelijker en de derde keer voor Pentatone gewoon routineus.
Nee dan Jevgeny Mravinsky, de man die uiteraard het werk ook enige malen opnam en in zijn fameuze DG opname eenzame hoogten bereikte met zijn autoritaire, veel ontzag inboezemende en toch in zeker opzicht terughoudende lezing die juist dividend uitkeert. Prachtig zoals hier er een emotionele verbinding wordt gelegd tussen de vier delen. Van de andere Russen komt vooral ook Gennady Rozhdestvensky in Londen in aanmerking voor veel waardering.
Hierna was het vooral Mariss Jansons die in zijn tijd in Oslo voor een indrukwekkende, uiterst geconcentreerde en prachtig opgenomen vertolking zorgde. Dat niveau haalde hij later niet meer helemaal in München.
Het is buiten kijf dat in het beste geval de Russische orkesten in deze muziek een bijzondere intensiteit aan de dag leggen en ook in hun klank om te beginnen al heel idiomatisch zijn. Daarom heeft van de beide opnamen van Valery Gergiev die met zijn eigen Kirov orkest een streepje voor qua intensiteit en dramatische kracht ten opzichte van de zonder meer ook heel indringende, wat subtielere latere met het Weens filharmonisch orkest.
Van de nieuwere uitgaven zijn vooral die van Mikko Franck, Daniele Gatti en Antonio Pappano gunstige uitschieters.
Op dvd gebied behoren Georg Solti, Valery Gergiev en Claudio Abbado tot de meest markante.
Conclusie
Een primus inter pares is in zo’n overvloed aan moois eerlijkheidshalve niet duidelijk aan te wijzen. De eerste plaatsen worden ingenomen door Mravinsky (DG), Pletnev (Virgin), Gergiev (Kirov en Wenen), Jansons (Chandos). Laat ze allen kritisch de revue passeren en kies op grond van de persoonlijke voorkeur.
Discografie
1930. Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. RCA GD 60920, Biddulph WHL 034/5(2 cd’s).
1936. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Biddulph WHL 046.
1937. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Teldec 243.70-2, 844164, 73245-09936-2, 4509-93673-2, Music & Arts CD 809, History 205256-3-3 (2 cd’s), Cedar IDIS 293/4 (2 cd’s), Naxos 8.110885.
1938. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 575.612-2 (6 cd’s), Novello NVLCD 904, Biddulph WHL 006/7 (2 cd’s). Tahra FURT 1099/1100 (2 cd’s), Andromeda ANDRCD 5008 (6 cd’s), Naxos 8.110865.
1941. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Music & Arts CD 956 (2 cd’s).
1942. Royal philharmonic orkest o.l.v. Oskar Fried. Dante LYS 200.
1942. Philadelphia orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60312.
1944. Champs-Élysées theater orkest Parijs o.l.v. Willem Mengelberg. Malibran Music CDRG 189.
1945. Nationaal symfonie orkest o.l.v. Albert Coates. Beulah 1PD6.
1945. Hollywood Bowl symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Archipel ARPCD 0095.
1947. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60297, Naxos 8.110825.
1947. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Charles Munch. Dante LYS 520.
1948. Symfonie orkest van de USSR Omroep o.l.v. Nikolay Golovanov. Boheme CDBMR GOL 01, Gebhardt JGCD 0058-3.
1948. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 566.392-2, Preiser 90445 (2 cd’s).
1949. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Melodiya 74321-29459-2 (10 cd’s).
1951. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. Archipel ARPCD 0101.
1952. Philharmonia orkest o.l.v. Guido Cantelli. EMI 769.785-2, Testament SBT 1316, EMI 679.043-2 (9 cd’s).
1952. Omroeporkest Leipzig o.l.v. Hermann Abendroth. Berlin Classics BC 18403-2 (7 cd’s), BC 2054-2.
1952. Philharmonia orkest o.l.v. Nikolai Malko. Monopole MONO 019.
1953. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Erich Kleiber. Testament SBT 2-1352 (2 cd’s).
1953. New York Stadium symfonie orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 477.000-2 (5 cd’s), Andromeda ANDRCD 5115.
1953. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Vaclav Talich. Supraphon SU 3828-2.
1954. Philharmonia orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 763.460-2, 252.734-2.
1954. NBC Symfonie orkest o.l.v. Guido Cantelli. Archipel ARPCD 0319, Music & Arts CD 602.
1954. Concertgebouworkest o.l.v. Paul van Kempen. Philips 438.524-2 (3 cd’s).
1954. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. Andromeda ANDRCD 5095.
1955. Omroeporkest Keulen o.l.v. Erich Kleiber. Archipel ARPCD 0321, Nuova Era 23389 (2 cd’s).
1955. Philharmonia orkest o.l.v. Paul Kletzki. Medici Arts MM 018-2.
1956. Chicago symfonie orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 09026-61246-2.
1956. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. DG 447.423-2 (2 cd’s).
1956. New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Sony 45699.
1956. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Orfeo C 521991 B.
1957. Omroeporkest Keulen o.l.v. Sergiu Celibidache. Orfeo C 725085 R.
1957. Philharmonia orkest o.l.v. Rudolf Kempe. Testament SBT 1104.
1958. Bolshoi theater orkest Moskou o.l.v. Alexander Melik-Pashayev. BMG 74321-59478-2, Melodiya 74321-59478-2.
1958. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Jean Martinon. Decca 475.7209 (9 cd’s).
1958. Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. EMI 026.486-2 (10 cd’s).
1959. Boston symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. RCA 82876-61397-2.
1959. Philharmonia orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. EMI 762.603-2.
1959. USSR Symfonie orkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Vox CDX 5117 (2 cd’s), Mobile Fidelity MFCD 892.
1959. Omroeporkest Milaan o.l.v. Sergiu Celibidache. Archipel ARPCD 0436.
1960. Londens symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. RCA 09026-62602-2.
1960. Omroeporkest Hamburg o.l.v. Hermann Scherchen. Tahra TAH 112.
1960. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Ferenc Fricsay. Orfeo C 200891 A.
1960 Omroeporkest Turijn o.l.v. Sergiu Celibidache. Hunt CDLSMH 34002.
1960. London Festival orkest o.l.v. Alexander Gibson. Chesky CD 65.
1960. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. DG 419.745-2 (2 cd’s
1960. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. Testament SBT 2132-2, EMI 252.287-2.
1961. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Igor Markevitch. DG 474.400-2 (9 cd’s).
1961. Philharmonia orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. BBC Legends BBCL 4023-2.
1962. Londens symfonie orkest o.l.v. Igor Markevitch. Philips 426.848-2, 438.335-2 (2 cd’s).
1962. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 763.838-2, 567.336-2
1962. Berlijns symfonie orkest o.l.v. Carl August Bünte. Bella Musica BM 51.2440.
1964. Omroeporkest Tokio o.l.v. Joseph Rosenstock. King International KKC 2007/8 (2 cd’s).
1964. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 474.284-2 (2 cd’s), 477.7937 (4 cd’s), 463.774-2 (8 cd’s).
1965. Staats filharmonisch orkest Moskou o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya MEL 1000956.
1965. Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. Philips 475.6261 (5 cd’s), Mercury 434.353-2.
1966. Omroeporkest Moskou o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Koch INCD 7261.
1967. USSR Symfonie orkest o.l.v. Yevgeny Svetlanov. Melodiya 74321-40066-2 (2 cd’s).
1968. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Lovro von Matacic. Supraphon SU 3544-2 (2 cd’s).
1971. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 769.043-2.
1972. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. David Oistrakh. Berliner Philharmoniker BPH 0607.
1974. Orchestre de Paris o.l.v. Seiji Ozawa. Pentatone PTC 5186-107.
1974. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 427.220-2.
1975. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Helicon 02-9650.
1976. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 419.486-2, 423.504-2 (4 cd’s), 423.223-2, 453.088-2 (2 cd’s).
1976. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 417.708-2, 430.442-2, 425.769-2 (2 cd’s).
1977. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. EMI 565.709-2.
1978. Philharmonia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 747.858-2, 767.314-2 (4 cd’s).
1978. Moskou Filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Globe GLO 6009.
1978. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Decca 475.7315 (5 cd’s).
1978. Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 420.142-2, 426.797-2 (4 cd’s).
1979. Omroeporkest Keulen o.l.v. Hiroshi Wakasugi. Altus ALT 188.
1979. Philharmonia orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 411.615-2, 425.586-2 (3 cd’s), 443.844-2 (2 cd’s).
1980. Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Carlos Paita. Dureco LO-CD 778.
1980. Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. DG 400.029-2, 427.823-2.
1981. Radio symfonie orkest Moskou o.l.v. Gennadi Rozhdestvensky. BBC Legends BBCL 9139-2.
1981. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony M2YK 46458, Delos DE 3016.
1982. Cleveland orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony 42615.
1982. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Erato 2292-45656-2.
1982. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. LPO 0025, 0098.
1984. Chicago symfonie orkest o.l.v. James Levine. RCA RD 85355.
1984. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 415.095-2, 439.020-2.
1986. Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons Chandos CHAN 10392 (6 cd’s), CHAN 8446.
1986. Chicago symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado Sony MK 42368, 88697-836722.
1986. Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Telarc CD 80130.
1986. Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Erato 2292-45261-2.
1986. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 419.604-2, 477.6704 (4 cd’s).
1987. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 426.759-2.
1988. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 9026-61563-2.
1988. Omroeporkest Bratislava o.l.v. Ondrej Lenárd. Naxos 8.550097.
1988. Praags Festival orkest o.l.v. Pavel Urbanek. Laser 15524.
1989. Philadelphia orkest o.l.v. Riccardo Muti. EMI 754.061-2.
1989. Philharmonia orkest o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 429.740-2.
1990. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Capriccio 10385.
1990. Omroeporkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Victor VICC 67, Melodiya MEL 46081-2.
1990. Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 430.507-2.
1990. Nationaal symfonie orkest Washington o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Sony SK 45836.
1990. Royal philharmonic orkest o.l.v. Kazuhiro Koizumi. RPO CDRPO 7004.
1990. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA 9026-60438-2.
1990. Staats symfonie orkest van de Russische federatie o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Emergo 3624-2
1990. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Andrew Litton. Virgin 759.239-2, 561.893-2 (6 cd’s).
1991. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. Virgin 759.661-2, 561.636-2 (2 cd’s), DG 477.8699.
1991. Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Eliahu Inbal. Denon CO 77715.
1991. Sofia Festival orkest o.l.v. Julian Kovatchev. Realsound RS 6367-60/65 (6 cd’s).
1991. NDR Symfonie orkest Hamburg o.l.v. Günter Wand. RCA 9026-61190-2
1992. Sint Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Joeri Temirkanov. RCA 9026-61377-2.
1992. Vancouver symfonie orkest o.l.v. Rudolf Barshai. CBC 25083.
1992. Omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Michael Gielen. EMI 471.707-2.
1992. Royal philharmonic orkest o.l.v. Enrique Bátiz. ASV QS 7091.
1992. Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. EMI 556.523-2.
1993. Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. RPHO 9341/1-4 (4 cd’s).
1993. Pools nationaal omroeporkest Katowice o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550782.
1993. Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Valeri Polyansky. Chandos CHAN 9356.
1994. Royal philharmonic orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. RPO RPO 204411-201.
1994. Londens festival orkest o.l.v. Laurence Siegel. CNR INTF.CD 408025-2.
1994. Zuidduits symfonie orkest o.l.v. Denis Zsoltay. Intercord INT 820.714.
1994. Nationaal orkest Bordeaux Aquitaine o.l.v. Alain Lombard. Valois V 4723.
1995. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. Belart 461.056-2.
1995. Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 446.725-2.
1995. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 449.967-2 (5 cd’s) 453.450-2, 471.742-2.
1995. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 456.580-2, SACD 475.6197.
1995. Tiflis Symfonie orkest o.l.v. Jansug Kakhidze. Mazur Media INF 1034.
1996. Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Bystrik Rezucha. Zeta ZET CD 804.
1997. Russisch filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Friedmann. Arte Nova 74321-56344-2.
1998. Chicago symfonie orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Teldec 3984-21486-2.
1998. Georgisch SIMI Festival orkest o.l.v. Nodar Tsatishvili. Prisma PLD 1232.
1999. Radio symfonie orkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedosejev. Relief CR 991060.
1999. Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Günter Wand. Profil Media PH 10042.
2000. Berlijns symfonie orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Denon 38C37-7072.
2002. Oostenrijks omroeporkest o.l.v. Edouard Lindenberg. Castle PBXCD 557X (5 cd’s).
2002. Zweeds omroeporkest o.l.v. Mikko Franck. Ondine ODE 1002-2.
2003. Londens symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. IMP PCD 878, Regis RRC 1214.
2003. Frans Nationaal orkest o.l.v. Riccardo Muti. Naïve V 4970.
2004. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 475.6197, 475.6317.
2004. Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Roger Norrington Hännsler CD 93.119.
2004. Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. BIS SACD 1348.
2004. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Mariss Jansons. Sony SK 93437.
2005. Royal philharmonic orkest o.l.v. Daniele Gatti. Harmonia Mundi HMU 80.7394, HMX 290.7561/3 (3 cd’s).
2006. Santa Cecilia orkest Rome o.l.v. Antonio Pappano. EMI 353.258-2.
2006. Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Teldec 8.43340 ZK.
2006. Philadelphia orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1131-5.
2007. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Paavo Järvi. Telarc CD 80681.
2007. Moravisch filharmonisch orkest o.l.v. Lawrence Golan. Albany TROY 1027.
2007. West-Eastern Divan orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Decca 478.2719.
2008. Boedapest filharmonisch orkest o.l.v. Rico Saccani. Boedapest filh. Ork. BPOL 1021, BPOL 1017.
2008. Omroeporkest Saarbrücken o.l.v. Christoph Poppen. Oehms OC 761.
2008. Mexico filharmonisch orkest o.l.v. Fernando Lozano. Forlane FF 016.
2008. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Helicon 02-9633.
2009. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 832101 A.
2009. Philharmonia orkest o.l.v. Charles Mackerras. Signum SIGCD 523.
2010. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Dmitri Kitaenko. Oehms OC 666.
2010. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. Pentatone PTC 5186.386.
2010. Brussels filharmonisch orkest o.l.v. Michel Tabachnik. Brussels Philharmonic BPR 0003.
2010. Wolgograd filharmonisch orkest o.l.v. Eduard Serov. Es Dur 2014.
Bewerking voor 2 piano’s
1987. Duo Crommelynck. Claves CD 50-8805
Video
1973. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 073-438-4 (dvd).
1990. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Georg Solti. ArtHaus 100.302 (dvd).
1991. Radio symfonie orkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedossejev. ArtHaus 102.131 (dvd).
2006.Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Roger Norrington. Hänssler 93.901 (dvd).
2007. Wuppertal symfonie orkest o.l.v. Toshiyuki Kamioka. TDK TDK-MA 301(dvd).
2008. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Seji Ozawa Medici Arts 2072518 (dvd).
2010. Simón Bolívar jeugdorkest, Venezuela o.l.v. Claudio Abbado. Accentus Music ACC 20101 (dvd).
2010. Mariiinsky theater orkest Sint Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Mariinsky MAR 0513 (dvd).