TCHAIKOVSKY: SERENADE VOOR STRIJKORKEST
Tchaikovsky componeerde zijn waarschijnlijk vrolijkste werk op veertigjarige leeftijd in Kamenka in 1880, direct na de Ouverture 1812. Naar eigen zeggen schreef hij de ouverture in opdracht, maar zonder passie, terwijl de Serenade voor strijkers “Een liefdevol stuk is en dus, zo hoop ik, niet gespeend van echte kwaliteit.”
Achtergronden
Hij had het bij het goede eind. Deze Serenade druist in tegen het beeld dat vele mensen van Tchaikovsky hebben: een door doem en wanhoop bezeten componist. Pas tegen het einde van het derde – de Elegie, larghetto elegiaco - der vier delen horen we een subtiele melancholie doorklinken. Maar die is eerder overpeinzend dan tragisch van aard.
Het werk begint en eindigt met een aflopend motief waarbij de luisteraar op het allerlaatste moment moet denken aan de tweede van de Russische volkswijsjes die Tchaikovsky in de levendige finale gebruikt.
Het grootste gedeelte van het eerste deel – Andante non troppo – Allegro moderato - is geïnspireerd door dans en is als enkele sonatine opgebouwd langs de lijnen van Mozart en wordt wat de melodieusheid betreft slechts overtroffen door wat misschien wel Tchaikovsky’s elegantste wals is (deze werd gebisseerd tijdens de eerste uitvoering in 1881). Dit keer rijst de melodie omhoog, iets wat terugkeert in het tweede deel – Moderato, tempo di valse. Beide zijn goede voorbeelden van de hoeveelheid melodie die Tchaikovsky uit een eenvoudige toonladder weet te halen.
De Serenade kan heel verschillend klinken, afhankelijk van het feit of alle strijkers uit een volwaardig symfonie orkest worden gebruikt (14-20 eerste en 12-18 tweede violen, 10-14 altviolen, 8-12 celli en 6-10 contrabassen) of in kamerorkestformatie de helft of een derde daarvan. In het eerste geval klinkt het werk imposant, overdadig en romantisch, in het tweede lichtvoetiger, leniger. Grappig: de componist twijfelde zelf aanvankelijk tussen een symfonische bezetting en een strijkkwartet dito om feitelijk bij een kwintet uit te komen.
De grandeur en het meesterschap van de muziek wordt vergroot door een zeer ruim Tchaikovskyaans dynamiekbereik. Dat reikt van een heftig ffff akkoord aan het slot van het eerste deel tot de fluisterende pppp harmonieën waarmee het derde deel wegsterft. Het stuk is heel romantisch van aard, maar eerder op een milde dan op een borstklopperige manier.
De opnamen
Begin met de vrijwel volledige discografische lijst en laat die even rustig op u inwerken. Besef daarna dat het normaal menselijk gesproken vrijwel onmogelijk is alle genoemde opnamen te bemachtigen, laat staan ze alle grondig te beluisteren. Zelfs het zoeken van de betreffende uitgaven was al een behoorlijke klus. Zozeer dat aan het traceren van al dat moois op een gegeven moment de brui werd gegeven. Een solo website zonder assistentie of secretariaat moet wel heel fanatiek zijn om al dergelijke details te achterhalen.
Wat blijft redelijkerwijs over? Zelf aan de hand van goede ervaringen die vertolking uitkiezen waarvan men aanneemt dat deze aan de hooggestemde verwachtingen voldoet.
Of de paar vingerwijzingen hier verder volgen om een paar heerlijke krenten uit de grote gamel met muziekpap te vissen.
Het is goed om daarbij eerst te bepalen of men een groot- of liever een kleinschalige opname prefereert.
Grootschalig
Het is nauwelijks verwonderlijk dat de eerste opnamen – soms slechts van een paar serenadedelen – in deze categorie vallen. De oudste sporen zijn in de 78t. era sinds 1923 te vinden. Curiosa nu van Willem Mengelberg, Serge Koussevitzky en Adrian Boult.
Pas in 1949, een paar jaar na het einde van W.O II begint de grote toevloed, tot 1955 eigenlijk nog steeds op 78t. De eersten die daarna ver boven het maaiveld uitsteken, zijn Antal Dorati en Leonard Bernstein.
De vele Russische opnamen zijn niet steeds makkelijk verkrijgbaar en vaak ook niet optimaal klinkend.
Voor een der betere interpretaties zorgt ook Andrew Litton met een warmbloedig romantische uitvoering.
Iemand die het beste weet te ontlokken aan de strijkers uit het symfonie orkest blijkt Daniele Gatti te zijn: gedurfd en majestueus waar gewenst, maar ook flexibel en intiem waar dat gewenst is. Dit geldt voor zijn recente opname uit 2005 met het Royal Philharmonic orkest.
Wie op safe wil spelen kan natuurlijk altijd terecht bij de pluchen realisaties van Herbert von Karajan, maar kies liefst diens eerste uit 1966,
Voor een der betere interpretaties zorgt ook Andrew Litton met een warmbloedig romantische uitvoering. En Vladimir Ashkenazy zet in St. Petersburg met een heel idiomatische weergave ook zijn beste beentje voor.
Kleinschalig
De Serenade was altijd een specialiteit van Neville Marriner en zijn ranke, flexibele orkest. Vooral zijn eerste opname uit 1968 klinkt onverminderd fijn qua uitdrukkingskracht.
Erg goed van vertolking én klank is wat
Voor een der beste uitgaven in kleinere bezetting zorgt Paavo Berglund.
Niemand kan het Orpheus kamerorkest beschuldigen van een gebrek aan energie in de hoekdelen. Het gaat om een best imposante, heel goed klinkende weergave, ook al blijken rubato kwesties zonder dirigent niet steeds ideaal in de hand te houden.
En de Nederlandse inbreng? Doeltreffend klinkt het Nederlands Kamerorkest met David Zinman. Maar zowel Lev Markiz als Marco Boni overtreffen hem. Sympathiek, enthousiast klinkt het Jeugd Strijkorkest, dat tweemaal acte de présence geeft met Roland Kieft en Bas Wiegers.
Tot de beteren behoort ook Iona Brown met haar uitstekende Noorse ensemble.
Positief onderscheidt zich ook het Londens Kamerorkest onder Christopher Warren-Green. In het eerste deel klinkt het tweede thema vederlicht en wanneer aan het slot het eerste thema terugkeert, is dat in een uitbarsting van spontane expressie; de wals wiegt mooi, de elegie is subtiel, de finale heel energiek.
Dat goedkope uitgaven die nieuw zijn en uitstekend klinken niet hoeven te zijn gebaseerd op heruitgaven, bewees Philippe Entremont in 1991 met zijn zeer geslaagde Weense opname. Dennis Russell Davies oogst winst dankzij de zeer verzorgde MDG techniek.
Bij de Russen zijn het vooral Yuri Bashmet (Onyx) en Vladimir Spivakov die glorieëren.
Conclusie
Bij de zwaar bezette strijkorkesten zijn het Gatti, Ashkenazy en Litton die waarschijnlijk de beste papieren hebben, bij de kamerorkesten zijn meer topkandidaten: Marriner, Orpheus, Bashmet, Spivakov, Markiz en Warren-Green.
Discografie
1923. New York filharmonisch orkest o.l.v. Willem Mengelberg (tweede deel). Biddulph WHL 025/6, Dante Lys 240.
1928. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg (alleen tweede deel). Dante Lys 238, Music & Arts CD 809
1936. Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. Biddulph WHL 034/5 (alleen eerste deel).
1937. BBC Symfonie orkest o.l.v. Adrian Boult. Biddulph WHL 024.
1937. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Dante Lys 189,
1938. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. King Rec. KICC 2, Teldec 8.44160, 2292-43726-2, Dante Lys 137, Naxos 8.110885.
1949. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Russian Revelation RDCD 15003, Melodiya MEL CD 1002031.
1950. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Archipel ARPCD 0462.
1950. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 764.855-2 (alleen deel 2 en 4), Archipel ARPCD 0230 (2 cd’s).
1955. Lamoureux orkest o.l.v. Paul van Kempen. Philips 438.310-2.
1957. Pittsburgh symfonie orkest o.l.v. William Steinberg. EMI 026.486-2 (10 cd’s).
1957. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 9026-61424-2.
1958. Berlijns symfonie orkest o.l.v. Carl August Bünte. Bella Musica BM 31.2440.
1958. Philharmonia Hungarica o.l.v. Antal Dorati. Mercury 432.750-2 (2 cd’s), 475.662-3.
1959. Moskou’s Staats filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Melodiya SUCD 10-00955.
1960. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SBK 46538, 88697-27987-2, Naxos 9.80269.
1962. Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. BBC BBCB 8002-2.
1962. Staatskapel Dresden o.l.v. Otmar Suitner. Berlin Classics BC 9194-2.
1964. Tsjechisch kamerorkest o.l.v. Josef Vlach. Supraphon SU 3565-2011.
1964. Hallé Orkest o.l.v. John Barbirolli. Royal Classics HR 70403-2.
1964. Londens symfonie orkest o.l.v. John Barbirolli. EMI 763.062-2, 764.843-2, 767.700-2, 569.361-2.
1966. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 400.038-2, 415.855-2.
1968. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 417.736-2, 461.162-2.
1970. New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony SMK 47637.
1970. USSR Staatsorkest o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Regis RC 1266, Multisonic 31.0269-2, Melodiya 74321-17093.
1972. Engels kamerorkest o.l.v. Johannes Somary. Vanguard SVC 37.
1973. Nederlands Kamerorkest o.l.v. David Zinman. Philips 468.197-2, 438.748-2 (2 cd’s).
1974. Londens symfonie orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Pentatone PTC 5186-122.
1975. Engels Kamerorkest o.l.v. Raymond Leppard. Philips 420.883-2.
1976. Sofia Kamerorkest o.l.v. Vassil Kazandjiev. Denon DC 8002.
1978. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Norman del Mar. CfP CDB 762674-2 (compleet), EMI 569.581-2 (alleen deel 1).
1980. Camerata Bariloche o.l.v. Elias Khayat. Price-Less D 1391.
1980. WDR Omroeporkest Keulen o.l.v. Hiroshi Wakasugi. Altus ALT 188.
1980. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 400.038.
1981. Franz Liszt kamerorkest o.l.v. János Rolla. Harmonia Mundi QUI 90.3005, Hungaroton HCD 12357-2, Quintana QU 90.3005.
1981. Philadelphia orkest o.l.v. Riccardo Muti. Brilliant Classics 99792.
1982. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Telarc CD 80080, 80558, SACD 60641.
1982. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 411.471-2, 434.219-2.
1983. Nieuw Kamerorkest Stockholm o.l.v. Paavo Berglund. BIS CD 243.
1984. Engels Strijkorkest o.l.v. William Boughton. Nimbus NI 5016, NI 7084.
1984. I Fiamminghi o.l.v. Rudolf Werthen. René Gailly CD 8601-2.
1985. Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Erato ECD 88237.
1985. Berlijns Filharmonische virtuozen o.l.v. Ernö Sebestyén. Teldec 8.4431-2, 9031-74792-4.
1986. Orpheus kamerorkest. DG 423.060-2, 429.488-2, 439.468-2.
1986. New York City balletorkest o.l.v. Robert Irving. Nonesuch 979.135-2.
1987. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Philips 422.031-2.
1987. Ensemble instrumental Grenoble o.l.v. Marc Tardue. Forlane UCD 16575,
1987. Londens symfonie orkest o.l.v. Yuri Ahronovitch. Cirrus CICD 10104.
1987. Poolse Kamerfilharmonie o.l.v. Wojciech Rajski. Thorofon CTH 2027.
1987. Australisch kamerorkest o.l.v. Carl Pini. Omega 191010, Vanguard ATMCD 1198.
1988. Musici de Montréal o.l.v. Yuli Turovsky. Chandos CHAN 8659.
1988. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Andrew Litton. Virgin 790.798-2, 759.699-2.
1988. Witrussisch nationaal kamerorkest o.l.v. Valeri Polyansky. Opus 111 OPS 57-9203.
1988. Noors Kamerorkest o.l.v. Iona Brown. Simax PSC 1035, Virgin 545.110-2.
1989. Soviet Emigré orkest o.l.v. Lazar Gozman. Olympia OCD 196.
1989. Engels kamerorkest o.l.v. James Judd. Novalis 150.057-2.
1989. Stradivarius kamerorkest o.l.v. Daniele Gatti. Nuova Era 6781.
1989. Pools Omroep kamerorkest Amadeus o.l.v. Agnieszka Duczmal. Polskie Nagrania PNCD 068.
1990. Nieuw Sinfonietta Amsterdam o.l.v. Lev Markiz. Globe GLO 6021, GLO 5053.
1990. Schots Kamerorkest o.l.v. José Serebrier. ASV CD DCA 719.
1990. City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Virgin 791.568-2.
1990. Londens kamerorkest o.l.v. Christopher Warren-Green. Virgin 759.607-2, 791.165-2.
1990. Weens Kamerorkest o.l.v. Philippe Entremont. Naxos 8.550404, 8.554048, 8.553227.
1991. Russisch Ministerie van cultuur symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Erato 2292-45629-2.
1991. Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Alto ALC 6003, Aristotipa AN 123.
1991. Ensemble XXI Moskou o.l.v. Lygia O’Riardon. Ensemble 231.553.
1991. Moskouse Solisten o.l.v. Yuri Bashmet. RCA RD 60368.
1991.Ochestre d’Auvergne o.l.v. Jean-Jacques Kantorow. Devon CO 75026.
1992. Europees Kamerorkest o.l.v. Gérard Korsten. DG 437.541-2.
1992. Staats Symfonie orkest van de Russische Federatie o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Pony Canyon EC 3661-2.
1992. Kremlin Kamerorkest o.l.v. Misha Rachlevsky. Claves 50-9116.
1992. Goldberg Ensemble o.l.v. Malcolm Layfield. Meridian CDE 84230.
1992. Musica Viva kamerorkest o.l.v. Nikolai Alexyev. Chant du monde LDC 288.08-2.
1992. Moskouse Virtuozen o.l.v. Vladimnir Spivakov. RCA 09026-061964-2.
1992. Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 438.137-2.
1992. Nederlands Jeugd strijkorkest o.l.v. Roland Kieft. Fidelio 0809209.
1993. Helsinki Strijkorkest o.l.v. Csaba Szilvay. Finlandia 0630-13710-2.
1993. St. Petersburg Camerata o.l.v. Saulius Sondeckis. Sony SMK 58976.
1994. Brabants Kamerorkest o.l.v. Alexandru Lascae. FMN Finance House 9401.
1994. Nationaal orkest Bordeaux Aquitaine o.l.v. Alain Lombard. Valois V 4736.
1994. New York filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Teldec 4509-94571-21.
1994. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 434.108-2.
1994. Royal philharmonic orkest o.l.v. Yuri Simonov. Tring TRP 041.
1994. Stuttgarts Kamerorkest o.l.v. Gilbert Varga. Koch Discover DICD 920323.
1995. Philharmonia orkest o.l.v. Djong Victorin Yu. Pickwick MCD 89.
1996. Sebastian Strings o.l.v. Kati Sebestyén. Arcobaleno AAOC 9411-2.
1996. Nationaal kamerorkest Toulouse o.l.v. Alain Moglia. Pierre Verany PV 730069.
1996. Duits Muziekschoolorkest o.l.v. Jörg-Peter Weigle. Ars Musici AM 1189-2.
1996. St. Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 455.971-2, 478.3613.
1998. Bernard Calmel orkest o.l.v. Bernard Calmel. Pavane ADW 7411.
1998. Metamorphosen Kamerorkest o.l.v. Scott Yoo. Archetype 60105.
1999. Stuttgarts Kamerorkest o.l.v. Dennis Russell Davies. MDG MDG 321-1008-2.
1999. Iers Kamerorkest o.l.v. Fionnuala Hunt. Black Box BBM 3004.
2000. Kamerorkest van de Beierse omroep. Arts 47633-2.
2001. Zwitsers Kamerorkest o.l.v. Emmanuel Siffert. Gallo 1075.
2002. Moskou’s Symfonie orkest o.l.v. Sergei Skripka. Classic Talent DOM 2910.83.
2002. ZuidwestDuits kamerorkest Pforzheim o.l.v. David Geringas. EBS EBS 6123.
2004. Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. BIS SACD 1458.
2005. Royal philharmonic orkest o.l.v. Daniele Gatti. Harmonia Mundi HMX 290.7561/3 (3 cd’s), HMU 80.7394.
2005. Novosibirsk filharmonisch orkest o.l.v. Alexander Polischuk. Van Veen Prod. PP 2022.
2006. Moskouse Solisten o.l.v. Yuri Bashmet. Onyx ONYX 4037.
2006. Silezisch Kamerorkest o.l.v. Jan Wincenty Hawel. Dux 0560.
2006. Württembergs Kamerorkest Heilbronn o.l.v. Ruben Gazarian. Bayer BR 100.380.
2009. Do.gma Kamerorkest o.l.v. Mikhail Gurewitsch. Audiomax AUD 9121654.
2009. Philadelphia orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1150 (2 cd’s)
2010. Concertgebouw kamerorkest o.l.v. Marco Boni. Pentatone PTC 5186-009, 5186-500.
2012. Camerata de Lausanne o.l.v. Pierre Amoyal. Warner 2564-65218-2.
2012. Ensemble Wien Klang. Preiser PR 90823.
2012. Nederlands Jeugd strijkorkest o.l.v. Bas Wiegers. Challenge CC 72629.
2013. Suk Kamerorkest Praag o.l.v. Jacques-Francis Manzone. BNL 112795.
2013. Schots Ensemble o.l.v. Jonathan Morton. Linn CKD 472.
2013. Londens Symfonie orkest o.l.v. Roman Simovic. LSO Live LSO 0752.
Met onbekende opnamedatum, alfabetisch op dirigentnaam
….. Akademia orkest o.l.v. Bohdan Boguszewski. Dux DUX 0312.
….. Philadelphia Kamerorkest o.l.v. Dirk Brossé. Chamber Orch. Of Phil. COP 111.
….. Houston symfonie orkest o.l.v. Sergiu Comissiona. Pro Arte CDS 584.
…. Festival Strings Luzern o.l.v. Achim Fiedler. Oehms OC 590.
….. Trondheim Solisten o.l.v. Bjarne Fiskum. Victoria VCD 1908-2.
….. Europees Nieuw filharmonisch orkest o.l.v. Volker Hartung. Profil Medien PH 5016.
….. Cappella Istropolitana o.l.v. Jaroslav Krecek. Naxos 8.554048.
….. Oekraïns Kamerorkest o.l.v. Theodore Kuchar. Amadis 7143.
….. Hongaars Staatsorkest o.l.v. Gyula Németh. Hungaroton HRC 059.
….. Walloons Kamerorkest o.l.v. Georges-Elie Octors. Cypres CYP 2615.
….. Moskou’s Kamerorkest o.l.v. Constantine Orbelian. Delos DE 3255.
….. Amati Kamerorkest o.l.v. Gil Sharon. Brilliant Classics 92363.
….. Israël filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. G. Solti Documenten 297820.
…. Hamburgs Symfonie orkest o.l.v. Alois Springer. Membran 221075.
….. Tsjechisch Kamerorkest o.l.v. Otokar Stejskal. Sarastro SAR 7813.
….. Zuidduitse Kamerfilharmonie o.l.v. Günther Wich. Intercord INT 820.714.
….. Nieuw Moskou’s Kamerorkest o.l.v. Igor Zhukov. Telos TLS 176.
Pianoduetbewerking Tchaikovsky
2004. Praags pianoduo. Praga PRD 250217.
Pianobewerking Max Lippold en Anthony Goldstone
2011. Anthony Goldstone. Divine Art DDA 25093.
Video
1948. New York City ballet. VAI DVDVAI 14571 (dvd).
1991. Moskou’s Omroeporkest o.l.v. Vladimir Fedoseyev. ArtHaus 102.131 (dvd).
2012. Trondheim Solisten o.l.v. Øyvind Gimse. 2L 2L 90 PABD (dvd).