Verg. Discografieën

VIVALDI: ESTRO ARMONICO, L'

VIVALDI: L’ESTRO ARMONICO

 

Deze reeks van twaalf concerten is dusdanig opgezet dat op caleidoscopische wijze in verschillende solistenbezetting van vier, twee of een solist voor de nodige afwisseling is gezorgd indien men ze achter elkaar beluistert.

 

Achtergronden

 

Een tijdgenoot noteerde over een van Vivaldi’s concerten: “Aan het slot improviseerde hij een fantasie die me echt verblufte, want een dergelijk vioolspel was nooit eerder te horen en kan ook nooit meer worden geëvenaard. Hij speelde met zijn vingers, maar op slechts een haarbreedte van de kam zodat er nauwelijks ruimte bleef voor de strijkstok. Zo speelde hij op alle vier snaren en dat met een ongelooflijke snelheid”.

Deze verrassende techniek wordt bevestigd in de twaalf concerten van L’estro armonico (harmonische inspiratie of harmonische fantasie), maar het gaat natuurlijk om meer dan virtuositeit bij wat wel de invloedrijkste verzameling muziek uit de achttiende eeuw is genoemd. De titel is daarvan de sleutel, want de onpersoonlijke, formele waardigheid van Corelli’s op. 6, het precedent voor deze concerten, verbleekt hiermee vergeleken.

De musicoloog H.C. Robbins Landon schreef over ‘de frisheid, felheid, de verscheidenheid en – in de langzame delen – de mysterieuze teerheid van deze muziek’. Het was zoals hij concludeerde ‘verschillend ten opzichte van alles wat eerder was gepubliceerd’.

Nadat de Amsterdamse uitgever Étienne Roger de bundel in 1711 had uitgegeven was de reputatie van Vivaldi al gauw ver buiten Venetië gevestigd, met name in Duitsland. Bach maakte van een vijftal klavecimbeltranscripties en een zesde voor orgel. 

Het geheel bestaat uit vier subdelen: een concert voor vier violen wordt gevolgd door een concert voor twee en een soloconcert, maar binnen dit patroon wordt tot aan het eind een majeur gevolgd door een mineur, terwijl mineur weer leidt tot vrolijk majeur. Het aantal exemplaren doet vermoeden dat de concerten ook kunnen worden uitgevoerd door één instrument per partij. In dit stadium van de muziekgeschiedenis waren de stijl, de energie en de structuur van de muziek al genoeg voor de benaming ‘concert’ zonder dat meteen een solist tegenover een orkest werd geplaatst. Die keuze maken huidige vertolkers dan ook dikwijls. 

 

De opnamen

 

De tijd waarin Italiaanse ensembles als de Virtuosi di Roma onder Renato Fasano en I Musici furore maakten met deze composities ligt meer dan vijftig jaar achter ons. Destijds werden deze kamerorkest ensembles de hemel in geprezen, tegenwoordig gelden ze als ouderwets omdat op traditionele instrumenten met vrij ruim vibrato deze muziek speelden. De Academy van Neville Marriner liet een wat slanker geluid horen; hij is de laatste vertegenwoordiger van deze ‘oude school’.

Voor het eerst maakte Trevor Pinnock op Archiv het verschil door te laten horen dat ook een zekere bruuskheid essentieel is in Vivaldi’s meesterwerk. Het was immers juist de metrische abruptheid die met de opwekkende frisheid samen deze muziek onderscheidde van het gangbare. Wendbaar, enthousiast klinkt het alles bij hem. Hij bracht als eerste de 1 stem per partij rol in het geding. In zijn tweede opname overtreft hij op sommige punten de eerste.

Twee keer registreerde Christopher Hogwood op. 3. De eerste keer heel goed met zijn eigen ensemble, de tweede maal met een uitgelezen gezelschap Italiaanse musici, verenigd in L’arte del arco met Federico Guglielmo als maestro al violino. Een mooi gloeiende uitvoering in kleine bezetting met één stem per partij. Licht getemperde vitaliteit gaat hier samen met specifiek Italiaanse warmte.

De robuust en levendig klinkende uitgave van Jozef Kopelman valt af omdat hij slechts een selectie op 1 cd maakte waardoor 5 concerten mankeren, maar wie daaraan genoeg heeft, zal zich niet bekocht voelen.

De opnamen van Michail Gantvarg en Estevan Velardi behoren in dit gezelschap tot de grote onbekenden helaas.

Met het tweede concert start Fabio Biondi adagio e spicacato zijn reeks verassend dramatisch. Er wordt fris van de lever gemusiceerd en hooguit Biondi’s versieringen kunnen licht irriteren. Interessant is dat de continuogroep bestaat uit klavecimbel, kamerorgel, aartsluit en barokgitaar.

Ook de interpretaties van Ottavio Dantone bezitten veel van de overtuigende eigenschappen van Biondi maar blijven daar qua verbeeldingskracht en zwier iets bij achter. Nog wat meer op de achtergrond bevindt zich Jeanne Lamon met een wat grotere bezetting.

En dan zijn daar ineens Rachel Podger en haar gezellen. Met minimale krachten zorgen ze voor maximaal genoegen Leuk ook hoe de solisten in de quadrupel- en dubbelconcerten op elkaar reageren. Versieringen en loopjes zijn perfect aangebracht. De snelle delen krijgen een meeslepende virtuoze vaart, de langzame een vervoerende intimiteit. Een hoogtepunt is concert nr. 8.

Wat deze versie echter echt bijzonder maakt, zijn de getoonde speelvreugde en zinnig aangewende energie, plus natuurlijk de opnamekwaliteit die tot de beste behoort.

 

Conclusie

 

In dit geval is lest best: zonder twijfel gaat Podger nu aan kop, gevolgd door Biondi en Hogwood 2.

 

Discografie

 

1959. Virtuosi di Roma o.l.v. Renato Fasano. EMI 569.376-2 (2 cd’s), 509.449-2 (3 cd’s).

 

1962. Anna Maria Cotogni, Claudio Buccarella, Pasquale PellegrIno en Pian Carmirelli met Musici. Philips 446.169-2 (2 cd’s).

 

1972. Alan Loveday, Iona Brown met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 443.476-2, 475.471-2 (2 cd’s).

 

1980. John Holloway, Monica Huggett, Catherine MacIntosh, Simon Preston met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 414.554-2, Decca 455.703-2, 458.078-2 (2 cd’s).

 

1987. Simon Standage, Elizabeth Willcock, Micaele Comberti, Miles Golding met the English Consort o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 423.094-2 (2 cd’s).

 

1992. St. Petersburg solisten o.l.v. Michail Gantvarg. Arte Nova 74321-90456-2 (2 cd’s).

 

1992. Fabrizio Haim Cipriani met het Alessandro Stradella consort o.l.v. Estevan Velardi. Bongiovanni GB 5597/8 (2 cd’s).

 

1993. Capella Istropolitana o.l.v. Jozef Kopelman. Naxos 8.550160 (minus nrs. 3, 5, 6, 9 en 12!).

 

1997. Isabelle Longo met Europa Galante o.l.v. Fabio Biondi. Erato 2564-619520, Virgin 545.315-2 (2 cd’s).

 

2002. Fiorenza de Donatis, Paolo Grazzi, Laura Mirri, Stefano Montanari en Paolo Zinzani met de Accademia Bizantina o.l.v. Ottavio Dantone. Arts 477502 (4 cd’s).

 

2002. Federico Guglielmo met Arte dell’ arco o.l.v. Christopher Hogwood. Chandos CHAN 0689, Brilliant Classics BR 94629 (2 cd’s).

 

2004. The English consort o.l.v. Trevor Pinnock. DG 477.5421 (2 cd’s).

 

2006. Elizabeth Walfisch met Tafelmusik o.l.v. Jeanne Lamon. Analekta 29835 (2 cd’s).

 

2014. Rachel Podger, Gojan Cicic, Johannes Pramsohier, Sabine Stoffer met Brecon baroque. Channel Classics CC SSA 36515 (2 cd’s).