Verg. Discografieën

VIVALDI: VIER JAARGETIJDEN, DE

VIVALDI: DE VIER JAARGETIJDEN

 

Titiaan, Tintoretto en Veronese waren beroemde Venetiaanse schilders en hun spel met vormen, kleuren en lijnen kenmerkt ook de kunst van een andere beroemde kunstenaar uit Venetië: Antonio Vivaldi (1678-1741). Te midden van zijn ongeveer vierhonderdvijftig  concerten (!) genieten vooral die voor viool grote bekendheid en uit deze groep dan met name de vier concerten met de titel De vier jaargetijden.

 

Achtergronden

 

Over een van Vivaldi’s concerten schreef een tijdgenoot: “Aan het slot improviseerde hij een fantasie die me helemaal verblufte, want een dergelijk spel was nooit tevoren gehoord en kan nauwelijks worden geëvenaard. Hij speelde met zijn vingers op slechts een haarbreedte van de kam zodat er nauwelijks ruimte was voor de strijkstok. Toch speelde op alle vier snaren en dat met een ongelooflijke vaart”.

Die ongelofelijke techniek wordt bevestigd in de eerste vier van de twaalf concerten uit Il cimento dell’armonia e dell’invenzione (een wat lastig te vertalen titel; misschien komt Het dispuut tussen harmonie en uitvinding dicht in de buurt) voor het eerste viertal concertjes uit  op 8 (1725) met de respectievelijke Ryan nrs. RV 269, 315, 293 en 297, maar er zit natuurlijk veel meer vast aan deze werken dan zuivere virtuositeit in deze mogelijk belangrijkste bundel instrumentale muziek uit de achttiende eeuw. De werken verschenen meteen in druk bij Le Cène in Amsterdam.

De titel vormt de sleutel, want  betekent de begrippen ‘dispuut’ en ‘uitvinding’ zijn zo goed gekozen dat de onpersoonlijke statigheid van Corelli’s Concerti grossi op. 6, die een aanleiding vormden voor Vivaldi’s reeks bij deze muziek verbleekt. De musicoloog H.C. Robbins Landon vatte de essentie van Il cimento dell’armonia e dell’inventione mooi samen toen hij het had over ‘de frisheid, de levendigheid, de afwisseling van deze werken met – in de langzame delen – een geheimzinnige teerheid’. Het was, concludeerde hij, ‘iets heel anders dan voorheen was gepubliceerd’.

Le quattro stagioni vormde ooit een dankbare inspiratiebron voor Haydn, maar verscheen eigenlijk pas midden vorige eeuw in een betrouwbare uitgave opnieuw in druk en maakte sindsdien furore in de muziek- en muziekconservenwereld. In elk van de vier concerten wordt muzikaal een jaargetijde geschilderd, te beginnen met de lente. De structuur is die van een sonnet (mogelijk door de componist zelf geschreven) en het werk behoort derhalve tot de vroegste vorm van programmamuziek. Het gaat om bravura stukken voor de solist en er worden allerlei fraaie taferelen uitgebeeld van zoemende vliegen, dronkenlui en herders die in de zon dutten, neerdruppelende regen, blaffende honden, klappertanden, glijpartijen op het ijs enzovoorts.

De verbeelding waarmee Vivaldi het ritme en het timbre manipuleert om al die beeldende effecten te bereiken is cruciaal voor het succes en meteen het beginmotief (een veerkrachtige afwisseling tussen achtsten en zestienden) verleent het werk een vaart die verderop geen moment verloren gaat.

Hoewel de muziek heel goed te genieten is zonder de kinderlijke sonnetten te kennen, zijn die een nuttige indicatie voor hetgeen te horen is. Soms zijn die sonnetten in de programmatoelichting opgenomen, soms niet. Daarom hier de Nederlandse vertaling:

 

DE LENTE

De lente is gekomen en blij

Verwelkomen de vogels haar met vrolijk gezang

En de bronnen stromen intussen zacht murmelend

Bij het waaien van briesjes

Bliksemflitsen en donderslagen, gekozen om de lente aan te kondigen,

Komen opzetten, de lucht met een zwiep bedekkend,

Dan, wanneer zij zwijgen, zetten de vogeltjes opnieuw

Hun betoverende gezang in.

Dan slaapt de geitenherder op het lieflijk bloeiend weiland

Bij het dierbare geruis van gebladerte en planten

Met zijn trouwe hond aan zijn zijde.

Bij het feestelijk geluid van de herderlijke doedelzak

Dansen nimfen en herders

Als de dierbare, schitterende lentehemel verschijnt.

 

DE ZOMER

Onder de drukkende hitte van de felle zon

Kwijnt mens en kudde weg en zelfs de pijnboom gloeit.

De koekoek verheft zijn stem, waarop, zodra zij wordt gehoord,

De duif en de distelvink inzetten.

Een lieflijke bries waait, maar oorlogszuchtig

Komt onverwachts de Borea erbij

En het herdertje huilt omdat het vreest dat een wilde storm

Hem boven het hoofd hangt en hij vreest de gevolgen.

Aan de moede ledematen wordt de rust ontnomen

Door de vrees voor bliksemschichten, wilde donderslagen

En de woedende zwerm vliegen en horzels.

Ach, zijn angsten zijn helaas maar al te gegrond

De hemel dondert en bliksemt en hagel

Knakt de korenaren en de trotse granen.

 

DE HERFST

De boer viert met gezang en dans

Het grote plezier van de gelukkige oogst

En velen besluiten, aangeschoten door het vocht van Bacchus,

Hun genoegen met de slaap.

De milde lucht die genoegen verschaft

Maakt dat iedereen het dansen en zingen staakt,

Zoals het jaargetijde dat zeer velen uitnodigt

Tot het grote genot van een zeer diepe slaap.

De jagers komen bij de nieuwe morgenstond naar buiten

Om te gaan jagen met hoorns, musketten en geweren,

Het wild vlucht en zij volgen het spoor.

Al ontzet en uitgeput bij het enorme lawaai

Van musketten en geweren, bedreigt het gewonde wild de jagers:

Het wild wordt het vluchten echter moe en sterft tijdens de achtervolging.

 

DE WINTER

Stijf van de kou bibberen te midden van de ijzige sneeuw

bij de striemende slagen van een verschrikkelijke wind,

steeds met je voeten stampend lopen

en vanwege de strenge kou met je tanden klapperen;

Bij het vuur en tevreden dagen doorbrengen,

Terwijl buiten de regen iedereen doorweekt

Lopen over het ijs met langzame pas,

Uit vrees te vallen voorzichtig glijden.

Snelle rondjes maken, op de grond vallen,

Opnieuw het ijs opgaan en hard rennen,

Totdat het ijs breekt en meegeeft.

Het horen uitbreken vanuit hun verbanningsoord

Van de Sirocco, de Borea en alle wedijverende luchtstromen,

Dit is de winter, maar wat een vreugde brengt hij ons!

 

De opnamen

Dat Vivaldi’s opus magnum tot de meest opgenomen werken behoort en mogelijk op dit punt zelfs een record heeft gescoord, is buiten kijf. De belangrijkste zijn in de Discografie opgesomd. Wie ooit de haast bovenmenselijke taak op zich neemt om een volledige lijst te maken, zal om te beginnen stuiten op een stel lp’s dat nooit naar cd is overgeheveld. Namen als Christian AltenburgerLola Bobesco en Gérard Jarry, behoren daartoe. Dan is er een stel onbekendere solisten op kleine , onbekende labels die hier zijn overgeslagen. Te denken valt aan passanten die geen diepere sporen hebben nagelaten als Agostini, Armand, Badini Bardon, Chiarappa, Chung, Coriglino, Denisova, Digney, Duhem, Fantini, Le Foch, Franzetti, Füri, Galfetti, Garcia, Goldberg, Grumiaux, Harnoncourt, Hudecek, Kiss, Koelman, Kovacs, Kulka, Kuusisto, Laredo, Larsens, Lin, MartinsonMarwood, Menuhin, Montanari, Mutter/Karajan, Neuhaus, Nishizaki, Olevsky, Oliveira, Pagliani, Parashekov, Paul, Peabody, Perlman, Pervomaisky, Pidoux, Popov, Ricci, Ritchie, Sarbu, Schmidt, Schröder, Schwalbé, Schwarz, Seiler, Senju, Shaham, Sillito, Silverstein, Sirbu, Sonnleitner, Spivakov, Sporci, Stern, SukTomasov, Toso, Szeryng, Ughi, Verhey, Vicek, Wallez, Watkinson, Zanetti, Zenaty, Zukerman. Hieronder zijn heel wat beroemdheden die echter het nazien moeten geven aan echte barokspecialisten, al zullen hun bewonderaars daar vermoedelijk anders over denken. 

Wat overblijft, is een gigantische stapel. Die wekt het vermoeden dat dit wel eens de meest opgenomen compositie zou kunnen zijn. Zelfs wanneer al dat materiaal beschikbaar zou zijn, kan niemand verwachten dat iemand zich aan de bovenmenselijke Sisyfus arbeid zou wagen om dat alles grondig door te spitten.

Hoewel er een paar echt historische opnamen bestaan, begon de Vivaldihausse pas echt met de ontdekking van de ‘Oude Italianen’ begin jaren vijftig vorige eeuw. Maar daarvoor had Alfredo Campoli zich als eerste over het werk ontfermd. Interessant om te horen hoe het vooral liever niet moet. Met name met de in Nederland in de reeks Muzikale Meesterwerken van platenclub MMS uitgebrachte lezing door Louis Kaufman op Concert Hall kort daarna gevolgd door elkaar beconcurrerende uitgaven van Werner Krotzinger (nogal Duits hoekig gedaan). Al stijlvoller was de bijdrage van Manoug Parikian bij Giulini. Maar de echte doorbraak veroorzaakten kort na elkaar Felix Ayo en Roberto Michelucci met I Musici. Met verschillende solisten maakte en steeds verjongend I Musici nog opnamen tot medio jaren negentig, maar had wel vrij gauw zijn dominante rol verloren.

Daarna brak een ware lawine uit. Zware concurrentie kwam van Luigi Ferro c.s. en de Virtuosi di Roma.

Wat te kiezen uit dit nog steeds verder aangevulde barokke mer à boire? Het lijkt verstandig eerst de persoonlijke selectiecriteria te bepalen. Wanneer een eigen favoriete solist in het geding is, lijkt de oplossing logisch: ga voor hem of haar, ondanks kwalitatieve overwegingen.

Niet onlogisch is om meteen het hele twaalftal uit op. 8 aan te schaffen. Daartoe behoren andere vioolconcerten met programmatische inhoud zoals La tempesta di mare, Il piacere en La caccia. Giuliano Carmignola met Biondi en Huggett/Kraemer zijn dan de eerst aangewezenen.

Men kan bijvoorbeeld vrij chauvinistisch voor een Nederlander (m/v) kiezen. In dat geval komen de ovdrgebleven Marieke Blankestijn, Janine Jansen, of Jaap van Zweden in aanmerking. Jansen heeft het voordeel dat haar opname het beste klinkt en dat ze een superkleine bezetting van een stem per partij plus een niet steeds goed hoorbaar afwisselend klavecimbel/kamerorgel continuo naast zich heeft. Stilistisch is er best wat op het geheel aan te merken (frazering, pizzicati, rubati) maar ala.

De naam van Nigel Kennedy zal mogelijk een bepaalde categorie jongeren aanspreken omdat hij Vivaldi een keer met het Poolse orkest in Vredenburg speelde, maar opmerkelijk is het resultaat geenszins.

Zonder diep in het geheime laadje met clichés te gaan zoeken naar nog weer andere omschrijvingen en kwalificaties voor de vele uitvoerenden, lijkt het verstandiger slechts diegenen te memoreren die tenslotte komen bovendrijven.

Ook is er de mogelijkheid om in elk concert een andere solist in te zetten. Dan komt vooral de bruisende combinatie van Stern/Zukerman/Mintz/Perlman in aanmerking al is deze nirt in de beste baroktraditie.

Bij de vertolkingen op ‘traditioneel’ instrumentarium zijn dat  vooral Anne Sophie Mutter/Trondheim, Salvatore Accardo (die elk concert op een andere Strad speelt), Joshua Bell en Thomas Zehetmair in aanmerking.

Op ‘authentiek’ gebied zijn het voorop Carmignola/Marcon, het kwartet Stefania Azzaro, Mauro Lopes Ferreira, Antonio de Secondi en Francesca Vicari onder Rinaldo Alessandrini en de zijnen, Enrico Onofri en Nils-Erik Sparf die letterlijk de toon aangeven.

Nadat de eerste inventarisatie werd opgemaakt verschenen tot maart 2014 nog een paar nader te signaleren uitgaven. Het gaat om Elizabeth Blumenstock die ongemaniereerd, maar grondig, energiek maar niet zo fel als de nieuwere Italianen, redelijk mooi versierend te werk gaat. Retorische gebaren gaat ze niet uit de weg. Waardoor een best waardevol resultaat ontstond. 

Wat er uit de bus komt wanneer je de aandacht richt op de ‘evocaties van de condition humaine’ zoals Pavlo Beznosiuk doet, leidt zeker tot een verbeeldingsvolle interpretatie die een best ander aanzien aan de compositie geeft. Het resultaat klinkt opmerkelijk en is zeer de moeite van een nadere kennismaking waard.

Roldolfo Richter daarentegen slaat weer een andere weg in. Hij combineert Vivaldi met het strijkkwartet in vier delen van Cage in een bewerking voor barokorkest van Frank Agsteribbe. Verrassend is de uitkomst zeker. De aanpak is verder modern, vlot, met mooie versieringen en weinig vibrato.

Komen we aan de arrangementen, die zeker voor luisteraars die wat uitgekeken zijn op voortdurende herhalingen van min of meer hetzelfde interessant kunnen zijn.

Horenswaard is allereerst de ietwat bizarre omzetting door de onder andere zelf ooit mooi musette spelende Nicolas Chédeville (1705-1782) tot Le printemps ou Les saisons amusantes: Concertos d’Antonio Vivaldy. Te horen van het Palladian ensemble dat is samengesteld uit Pamela Thorby (blokfluit), Rachel Podger (viool), Susanne Heinrich (viola da gamba), William Carter (aartsluit, theorbe, gitaar), Nigel Eaton (draailier), Richard Egarr (klavecimbel/orgel) en Jean-Pierre Rasle (musette). ‘amusante’ en hoogst virtuoos klinken de overbekende werkjes op deze licht vervreemde manier zeker.

Om de concerten samen met de daaraan ten grondslag liggende gereciteerde sonnetten te beluisteren is voor een keer aardig. Men kan ze vervolgens ook makkelijk overslaan. Erg aantrekkelijk lijkt bijvoorbeeld de recente Engelstalige versie van Gambon bij Robert Atchinson dus niet. Dat geldt eveneens voor Von der Goltz. Dan liever een origineel Italiaanse vorm van Adelina Oprean met Bruni als recitant. 

De ‘gehercomponeerde’ vorm van Max Richter met Daniel Hope is als experiment zeer geslaagd, maar in muzikaal opzicht niet erg boeiend. Lang niet alle veranderingen komen het werk ten goede, hoe zeer de musici ook hun best doen. Maar luister er zeker eens naar.

De zogenaamde Dresdense versie van Federico Guglielmo blijft vrij dicht bij het origineel, is alleen gezet voor strijkers èn blazers; De Manchester versie die Fabio Bondi bij L’Europe galante gebruikt, is gestoeld op de partijen uit een manuscript dat blijkbaar ooit toebehoorde aan kardinaal Ottoboni, de invloedrijke mecenas van Corelli en dat verder teruggaat dan de eerste gedrukte uitgave uit 1725. Groot zijn de onderlinge verschillen bepaald niet.

Een weer andere optie bieden Lara St. John en Gidon Kremer/Kremerata Baltica. Zij namelijk combineerden de Vivaldiconcerten met de dito Cuarto estaciones porteñas van Astor Piazzolla. 

Een weer andere oplossing is ook interessant. Réka Szilvay voert namelijk ook Between Seasons op. 7 van de Finse componist Jaakko Kuusisto (1974) uit, met deeltjes als ‘Meidag’, ‘Wind en water’, ‘Eerste sneeuw’ als intermezzi van Vivaldi’s werk. 

De prijs voor de mooiste vervreemding gaat echter naar harpiste Yolanda Kolonassi die op verademend wijze het overbekende werk een nieuw aanzien geeft.

De Fluit- en Blokfluitversies van James Galway en Dan Laurin blijven dicht in de buurt van het origineel, afwijkender is al wat blokfluitiste Marion Verbruggen met  vier gelijkgestemden ondernam.

Waarvan Vivaldi zelf waarschijnlijk zelfs nooit heeft gedroomd, zijn  bewerkingen gitaartrio of –duo. Wat het Zweedse duo Progetto avanti op Finlandia laat horen is voor een keertje aardig. Minder geslaagd is het om de concerten in een reductie voor 2 piano’s door Fernando Corvisier en João Carlos Martins te horen. Net zo weinig authentiek, maar best de moeite klinkt het Amsterdams gitaartrio. De elektrische gitaren van Nicolas Meier & Co. zullen misschien jongeren aanspreken, maar dan liever het jazzy Jacques Loussier trio. Wat Terje Tønnesen en zijn makkers doen, is niet alleen stadsrumoer, maar ook slagwerk en ander instrumentarium toevoegen (hakkebord, bayan, tabla, tar, riqq, gitaar, Keltische vedel, Schotse doedelzakken en zelfs een synthesizer). Muziek uit multicultureel Verweghistan ontstaat zo.

De veranderingen en aanpassingen worden echter op de spits gedreven door Red Priest in een bewerking voor blokfluit, viool, cello en klavecimbel met heel eigen verdere inbreng van geweerschoten, brokjes God save the Queen tot Caraïbische vakantiedromen. Gek, maar heel virtuoos en best muzikaal. 

 

Conclusie

 

Een algemeen geldige conclusie is moeilijk te trekken. Bovenstaande beschrijvingen en de genoemde uitvoeringen geven hopelijk houvast. Natuurlijk moet allereest worden onderscheiden op grond van het gebruikte instrumentarium: traditioneel of ‘oud’. De eigen voorkeuren van uw beoordelaar? Liefst herhaalt hij op gezette tijden Zehetmair, Jansen en daarnaast Azzaro en het verdere team van Alessandrini, Onofri. Carmignola, Manze in de traditionele sector toch Mutter/Trodheim en in een dolle bui Red Priest.

Ongezien lijkt de dvd opname van Julia Fischer het sympathiekst.

 

Discografie

 

1939. Alfredo Campoli met het Boyd Neel orkest o.l.v. Boyd Neel. Pearl GEMM CD 9151.

 

1942. ? met het orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. …….???

 

1947. Louis Kaufman met het Concert Hall orkest o.l.v. Henry Swoboda. Naxos 8.110297/8 (2 cd’s). 

 

1953. Werner Krotzinger met het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Karl Münchinger. Decca 417.873-2, 436.523-2.

 

1955. Manoug Parikian met het Philharmonia orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini. Testament SBT 1155.

 

1958. Roberto Michelucci met I Musici. Philips 426.146-2 (3 cd’s), 468.111-2.

 

1959. Felix Ayo met I Musici. Philips 416.611-2, 422139-2, 426.943-2.

 

1959. Wolfgang Schneiderhan met het Luzern Festival orkest o.l.v. Rudolf Baumgartner. DG 447.346-2.

 

1959. Luigi Ferro, Guido Mozzato, Edmondo Malanotte, Renato Ruotolo met de Virtuosi di Roma o.l.v. Renato Fasano. EMI 762.508-2,  565.338-2.

 

1960. Julian Olevsky me het Weens Staatsopera orkest o.l.v. Hermann Scherchen. Doremi DHR 7837/8 (2 cd’s).

 

1962. Denes Kovács met het Boedapest symfonie orkest o.l.v. Lamberto Gardelli. Hungaroton CLD 4009.

 

1964. Michel Schwalbé met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 415.301-2.

 

1964. John Corigliano met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony SMK 47624.

 

1964. Ruggiero Ricci met het Stradivarius kamerensemble. DG 477.6674.

 

1966. Hugh Bean met het Philharmonia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Cala CACD 0538 (2 cd’s).

 

1966. Susanne Lautenbacher met het Württembergs kamerorkest o.l.v. Jörg Färber. Intercord INT 820.700.

 

1967. Georges Armand met het Toulouse kamerorkest o.l.v. Louis Auriacombe. EMI 769.143-2.

 

1968. Salvatore Accardo met het Camera Italiana orkest. RCA VD 60542.

 

1969. Alan Loveday met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Argo 414.486-2, Decca 466.232-2.

 

1969. Monique Frasca-Colombier met het Paul Kuentz kamerorkest o.l.v. Paul Kuentz. DG 427.221-2.

 

1970. Jaap Schröder met Concerto Amsterdam. Harmonia Mundi HMC 90.5129.

 

1970. Jean-Pierre Wallez met het Ensemble instrumental de France. Accord CD 129001.

 

1972. Konstanty Kulka met het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Karl Münchinger. Decca 417.712-2, 443.768-2 (2 cd’s). 

 

1972. Henryk Szeryng met het Engels kamerorkest. BBC Legends BBCL 4210-2

 

1972. Kenneth Sillito met de Virtuosi of England o.l.v. Arthur Davison. EMI CFP 9001.

 

1973. Szymon Goldberg met het Nederlands kamerorkest. Philips 456.049-2.

 

1973. Piero Toso met I Solisti di Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Erato ECD 55008, 88003, 2292-45668-2, Warner 2564-64373-2.

 

1975. Josef Suk met het Praags kamerorkest o.l.v. Libor Hlavácek. Supraphon SU 110281-2, 110685-2.

 

1976. Itzhak Perlman met het Londens filharmonisch orkest. EMI 764.333-2, 769.046-2.

 

1976. Alice Harnoncourt met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 67245-0993-2.

 

1977. Werner Neuhaus met het Collegium aureum o.l.v. Franzjosef Maier. Duitse Harmonia Mundi 05472-72424-2, EMI 769.287-2.

 

1978. Arthur Grumiaux met de Solistes romandes o.l.v. Arpad Gérecz. Philips 475.7825 (2 cd’s).

 

1979. Iona Brown met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 420.482-2.

 

1979. Hervé le Foch met de Solistes de France o.l.v. Jean-Claude Hartemann. Cakkiope CAL 6629.

 

1979. Yehudi Menuhin met Camerata Lysy o.l.v. Alberto Lysy. EMI 763.888-2.

 

1980. Gidon Kremer met het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 413.726-2, 469.376-2.

 

1980. Pinchas Zukerman met het St. Paul kamerorkest. Sony SMK 64248.

 

1980. Elmar Oliveira met het Los Angeles kamerorkest o.l.v. Gerard Schwarz. Delos DE 3007.

 

1981. Joseph Silverstein met het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Telarc CD 80070.

 

1981. Simon Standage met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 400.045-2, 474.616-2.

 

1981. Eugène Bardon met het Instrumentaal ensemble Bardon. Pierre Verany PV 786093.

 

1982. Pina Carmirelli met I Musici. Philips 410.001-2, 434.791-2.

 

1982. Isaac Stern, Pinchas Zukerman, Shlomo Mintz, Itzhak Perlman met het Israël filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. DG 419.214-2.

 

1982. Christopher Hirons, John Holloway, Alison Bury en Catherine MackIntosh met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 410.126-2, 417.515-2 (2 cd’s).

 

1983. Académie royale de musique de Paris o.l.v. Jean-Claude Veilhan. Pierre Veranay PV 730030.

 

1983. John Holloway met de Taverner Players o.l.v. Andrew Parrott. Denon 38C37 7283.

 

1984. Nils-Erik Sparf met het Drottningholm baroksensemble. BIS CD 275.

 

1984. Itzhak Perlman met het Israël filharmonisch orkest. EMI 747.319-2.

 

1984. Anne-Sophie Mutter met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 747.043-2.

 

1985. José-Luis Garcia met het Engels kamerorkest o.l.v. Leonard Slatkin. Ariola 295777.

 

1986. La petite bande o.l.v. Frans Brüggen. RCA GD 86553.

 

1986. Gunars Larsens met het Luzern festival orkest o.l.v. Rudolf Baumgartner. Ariola 257623.

 

1986. Isaac Stern met het Jerusalem Music Center kamerorkest. Sony SM2K 66472.

 

1986. Giovanni Guglielmo, Bruno Salvi, Massimo Quarta, Giulio Franzetti met I Solisti Italiani. Denon 33CO 1471.

 

1987. Salvatore Accardo het I Solisti di Napoli. Philips 422.065-2, 476.1716.

 

1987. Eugène Sarbu met het European Master orkest. Auvidis AV 6105.

 

1987. Fabio Biondi met Concerto Italiano. Tactus TC 67220101

 

1987. Viktoria Mullova met het Europees kamerorkest o.l.v. Claudio Abbado. Philips 420.216-2.

 

1988. Jan Tomasow met de Solisten van Zagreb o.l.v. Antonio Janigro. Amadeo 427055-2.

 

1988. Londens kamerorkest o.l.v. Christopher Warren-Green. Virgin 791.081-2.

 

1988. Mariko Senju met het Engels kamerorkest o.l.v. Kurt Redel. Victor VDC 1368.

 

1988. Monica Huggett met de Raglan Baroque players o.l.v. Nicholas Kraemer. Virgin 791.147-2.

 

1988. Uto Ughi met de Virtuosi di Santa Cecilia. RCA RD 87979.

 

1988. Vladimir Spivakov met de Moskou virtuosi. RCA RD 60369.

 

1988. Federico Agostini met I Musici. Philips 426.834-2.

 

1989. Nigel Kennedy met het Engels kamerorkest, EMI 749.557-2, 556.253-2.

 

1989. Carlo Chiarappa met de Accademia Bizantina. Denon CO 75352.

 

1989. Andrew Watkinson met City of London Sinfonia. Virgin 791.463-2.

 

1989. Elizabeth Wallfisch met Fiori Musicali o.l.v. Penelope Rapson. Meridian CDE 84195.

 

1990. Chiara Biachini, Alisson Burry, John Holloway en Elizabeth Wallfisch met de Taverner Players o.l.v. Andrew Parrott. EMI 754.208-2, Virgin 545.117-2, 482.043-2 (2 cd’s).

 

1990. Giuliano Badini met Sinfonia di Siena. Saga SCD 9015.

 

1990. Jaap van Zweden met het Combattimento Consort Amsterdam o.l.v. Jan Willem de Vriend. Fidelio 8841, Sony SK53265.

 

1990. Paul Peabody met de Philharmonia virtuosi o.l.v. Richard Kapp. Schwann 316055 F1.

 

1990. Franco Gulli met de Filsarmonici del teatro comunale di Bologna o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 430.697-2, 448.225-2.

 

1991. John Holloway met de Grande Écurie et la chambre du roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire. Sony SK 47662.

 

1991. Jeanne Lamon met Tafelmusik. Sony DMK 89987, SK 48251.

 

1991. Stanley Ritchie met City of London Baroque sinfonia. EMI 764.173-2.

 

1991. Emmy Verhey met Camerata Antonio Lucio o.l.v. Alun Francis. Verdi

 

1992. Jaap van Zweden met het Amadeus ensemble o.l.v. Marien van Staalen. Astoria 6001-2, 9001-2.

 

1992. Giuliano Carmignola met I Sonatori de la gioiosa marca. Dvix CDX 79404.

 

1992. Jörg-Michael Schwarz met het Connecticut early music festival ensemble o.l.v. Igor Kipnis. Chesky CD 78.

 

1993. Giuliu Franzetti met de Solisti della Scala o.l.v. Riccardo Muti. EMI 555.183-2.

 

1993. Marieke Blankestijn met het Europees kamerorkest. Teldec 4509-91683-2, 8573-89097-2.

 

1993. Andrew Manze met het Amsterdam Baroque orkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 4509-94811-2, Warner 0927-46726-2.

 

1993. Vaclav Hudecek met de Virtuosi di Praga o.l.v. Pavel Kogan. Supraphon SU 1599-2.

 

1993. José-Luis Garcia met het Engels kamerorkest o.l.v. George Malcolm. ASV CD DCA 579.

 

1993. Enrico Onofri met Giardino armonico o.l.v. Giovanni Antonini. Teldec 4509-96158-2.

 

1993. Gil Shaham met het Orpheus kamerorkest. DG 439.933-2.

 

1994. Jaime Laredo met het Schots kamerorkest. IMP PCD 2000.

 

1994. Rudolf Koelman met de Strijkersolisten Zürich o.l.v. János Balkányi. ARS FCD 368347.

 

1995. Florin Paul met de Hamburgse solisten o.l.v. Emil Klein. Arte Nova 74321-27781-2.

 

1995. Takako Nishizaki met de Cappella Istropolitana o.l.v. Steph hen Gunzenhauser. Naxos 8.553219, 8.550056.

 

1995. Iona Brown met de Academy of St. Martin-in-the-fields. Hänssler CD 98.223.

 

1995. Mariana Sirbu met I Musici. Philips 446.699-2.

 

1995. Thomas Zehetmair met Camerata Bern. Berlin Classics BC 1164-2.

 

1996. Anoniem met het Orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Bernardino Molinari. Ermitage ERC CD  12006-2.

 

1996. I Solist Italiani. Denon CO 18036, 8850.

 

1996. Gottfried von der Goltz met het Freiburgs barokorkest. Duitse Harmonia Mundi 05472-77384-2.

 

1997. Elizabeth Wallfisch met het Australisch Brandenburg orkest o.l.v. Paul Dyer. ABC Classics ABC 456.364-2.

 

1998. Europa Galante o.l.v. Fabio Biondi. Virgin 545.547-2.

 

1998. Josef Suk met het Praags filharmonisch orkest o.l.v. Libor Pesek. Lotos LT 0059-2.

 

1998. Anthony Marwood met het Schots kamerorkest o.l.v. Nicolas McGegan. CLFM 75605-57045-2.

 

1999. Pinchas Zukerman met het National Arts Center orkest. CBC SMCD 5194.

 

1999. Réka Szilvay met de Helsinki strijkers o.l.v. Csaba Szilvay. Finlandia 8573-84714-2.

 

1999. Pekka Kuusisto met de Virtuosi di Kuhmo. Ondine ODE 939-2.

 

1999. Anne-Sophie Mutter met de Trondheim solisten. DG 463.259-2.

 

1999. Stefano Montanari met de Accademia Bizantina o.l.v. Ottavio Dantone. Arts 47564-2.

 

1999. Giuliano Carmignola met het Barokorkest Venetië o.l.v. Andrea Marcon. Sony SK 51352.

 

2000. Kyung-Wha Chung met het St. Luke kamerorkest. EMI 557.015-2.

 

2001. Duilio Galfetti met I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis. Claves CD 50-2204.

 

2002. Nigel Kennedy met het Berlijns filharmonisch orkest. EMI 557.647-2.

 

2002. Lavard Skou-Larsen met de Salzburgse Kamersolisten. Coviello 30202.

 

2002. Stefania Azzaro, Mauro Popes Ferreira en Antonio de Secondi met Concerto italiano o.l.v. Rinaldo Alessandrini. Opus 111 OP 30363, Naïve OP 30363.

 

2004. Janine Jansen, Candida Thompson, Julian Rachlin, Elizabeth Kenny en Maarten Jansen. Decca 475.6293, 475.6188.

 

2005. Cho-Liang Lin met Sejong o.l.v. Anthony Newman. Naxos 8.557920.

 

2005. Monica Huggett met het Portland barokorkest. PBO.

 

2006. Sarah Kuijken, Luis-Otavio Santos, Dmitry Badiarov n Sigiswald Kuijken met La petite bande. Accent ACC 24179.

 

2007. Sarah Chang met het Orpheus kamerorkest. EMI 394.431-2.

 

2007. Pavel Sporci met het Praags filharmonisch orkest. Supraphon SU 3931-2.

 

2007. Joshua Bell met de Academy of St. Martin-in-the-Fields. Sony 88697-35705-2.

 

2008. Midori Seiler met de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. Clemens-Maria Nussbaumer. Harmonia Mundi …..

 

2008. Amanda Favier met Quatuor Alma, Axel Salles (cb) en Joël Pontet. Saphir LVC 1088.

 

2008. Amandine Beyer met Incogniti. Zig-Zag Territoires ZZT 080803.

 

2009. Christina Day Martinson met Boston baroque o.l.v. Martin Pearlman. Telarc CD 80698.

 

2011. Takako Nishizaki met de Capella Istropolitana o.l.v. Oliver Dohnanyi. Naxos 8.550056.

 

2011. Elizabeth Blumenstock met het Philharmonia barokorkest o.l.v. Nicholas McGegan. Philharmonia baroque PBP 03.

 

2011. Pavlo Beznosiuk met het Avison ensemble. Linn CKD 365.

 

2011. Rodolfo Richter met B’Rock. Et’cetera KTC 1429.

 

2012. Nemanja Radulovic met het Ensemble Double Sens. Decca 476.6969.

 

Zonder bekende opnamedatum

 

…… Béla Banfalvi met de Boedapest strijkers o.l.v. Károly Botvay. Laser 15518, Capriccio 49087 (5 cd’s).

 

…… Patrice Fontanarosa, Régis Pasquier met het Frans Nationaal orkest o.l.v. Lorin Maazel. CBS MK 39008.

 

…… János Rolla met het Franz Liszt kamerorkest. Hungaroton HCD 12465-2.

 

…… Rudolf Werthen, Paul Klinck, Andrea Florine met I Fiamminghi o.l.v. Rudolf Werthen. Gail CD 86013.

 

Manchester versie

 

1990. Europa galante o.l.v. Fabio Biondi. Opus 111 OPS 56-9120.

 

Dresdense versie

 

2001. Federico Guglielmo met Arte dell’Arco. CPO 777.037-2.

 

Gehercomponeerd door Max Richter

 

2013. Daniel Hope met het Berlijns Konzerthaus kamerorkest o.l.v. André de Ridder. DG 481.0044.

 

Music minus one (zonder solist)

 

……. Poolse Kamerfilharmonie o.l.v. Davidov. Ars Musica PA 9055.

 

Met gesproken sonnetten

 

1995 Arnie Roth en Patrick Stewart met Music anima. American Gramaphone AGCD 801.

 

1987. Romolo Bruni e.a. (spr.), Adelina Oprean (v) met het Europees kamerorkest o.l.v. Jörg Faerber. Harmonia Mundi CDH 88012.

 

2011. Robert Atchison en Michael Gambon met het Altamira kamerorkest. Guild GMCD 7375.

 

Bewerking voor harp en orkest

 

1998. Yolanda Kolonassis met het Vlaams symfonie orkest o.l.v. Rudolf Werthen. Telarc CD 80523.

 

Versie met stadsgeluiden en slagwerk

2005. Terje Tønnesen met het Noors kamerorkest. Simax PSC 1247.

 

Bewerking voor solistenmix Chédeville

1997. Palladian ensemble. Linn CKD 070.

 

Arrangement voor blokfluit en blokfluitkwartet

 

1995. Marion Verbruggen met het Vlaams blokfluitkwartet. Harmonia Mundi HMU 90.7153.

 

Arrangement voor blokfluit en orkest

 

1986. Michala Petri met het Guildhann strijkersensemble o.l.v. George Malcolm. RCA RD 86656.

 

2005. Dan Laurin met Arte dei suonatori. BIS SACD 1605.

 

Bewerking voor fluitensemble

 

1992.  Weense Fluitisten. Orfeo C 311931.

 

Arragement voor hobo en orkest

 

1978. John Digney met Bournemouth Sinfonietta o.l.v. Ronald Thomas. Chandos CHAN 6510.

 

Arrangement voor fluit en orkest

 

1992 ??. Jean-Pierre Rampal met het Franz Liszt kamerorkest o.l.v. Janos Rolla. Sony 53105.

 

1976. James Galway met de Zagrebse solisten o.l.v. Antonio Jangro. RCA GD 60748. 

 

1996. János Balint met Szåsz kamerorkest o.l.v. Zoltán Tuska. Hungaroton HCD 1661.

 

1990. Grzegorz Cimoszko met het Warschau kamerorkest o.l.v. Marc Sewen. Pony Canyon PCCL00086.

 

Arrangement Red Priest

 

2003. Red Priest. Dorian DOR 90317.

 

Arrangement voor 3 gitaren

 

1987. Amsterdams gitaartrio. RCA RD 70220.

 

Arrangement 2 gitaren en orkest

 

1999. Max Gosseell en Hakan Frennesson met Progetto Avanti. Finlandia 3984-253326-2.

 

Bewerking voor elektrische gitaarensemble

 

2003. Nicolas Meier met het Modern guitar ensemble. Centaur CRC 2686.

 

Bewerking voor jazz trio

 

1997. Jacques Loussier trio. Telarc CD 83417.

 

Samen met Piazzolla: Estaciones porteñas (bew. Leonid Desytnikov)

 

1998. Gidon Kremer met Kremerata Baltica. Nonesuch 7559-79568-2.

 

2008. Lara St. John met het Simón Bolívar jeugdorkest Venezuela o.l.v. Eduardo Maruret. Ancalagon ANC 134.

 

Video

 

1987. Anne-Sophie Mutter met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. Sony SVD 46380 (dvd).

 

1989. Nigel Kennedy met het Engels Kamerorkest. EMI 492.498-9 (dvd).

 

2001. Julia Fischer met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Kenneth Sillito. Opus Arte OA 0818.

 

2003. Lucio Degani en Chiara Parrini met I Solisti di Veneti o.l.v. Claudio Scimone. Membran 230002-902 (dvd).

 

2005. Nigel Kennedy met het Pools kamerorkest o.l.v. Jakub Haufa. EMI 365.908-9 (dvd).

 

…… Giardino Armonico o.l.v. Giovanni Antonini. Warner 50-51011-6421-2 (dvd).

 

2008. Midori Seiler en Juan Kruz Diaz de Garaio Esnaola dans) met de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. Clemens-Maria Nussbaumer. Harmonia Mundi HMD 9909026 (dvd).