VAN WASSENAAR: CONCERTI ARMONICI NR. 1-6
De eerste moderne uitgaven van de Sei concerti armonici waren gebaseerd op een negentiende eeuws manuscript dat tegenwoordig rust in de Library of congress in Washington.
Achtergronden
Volgens dat manuscript was Giovanni Pergolesi de componist. Bepaalde kenmerken van deze concertjes mogen dan aan Pergolesi en de hoogbarok herinneren, maar in menig opzicht wijken ze af van bekende werken als het Salve Regina, het Stabat Mater en La serva padrona van deze componist.
Na W.O. II werd een in Den Haag een gravure van deze concerten uit rond 1740 van Carlo Ricciotti gevonden. Deze in 1681 geboren Italiaanse componist die in 1756 innDen Haag was gestorven, werd vervolgens als de auteur beschouwd.
Maar bij nadere betrachting bleek de opdracht aan ‘Comte di Bentinck’ is strijd met die hypothese. Die opdracht noemt ‘een illustere hand’ als auteur van deze stukken en het was onwaarschijnlijk dat Ricciotti daarmee zichzelf zou bedoelen.
Tijdens het nader onderzoek passeerden heel wat namen de revue; er werd zelfs aan Händel gedacht. Maar in 19… toonde de Engelse musicoloog Albert Duning in een manuscript van 210 pagina’s aan dat die ‘illustere hand’ had toebehoord aan de graaf Unico Willem van Wassenaar (1692-1766).
Maar daarmee zijn alle raadsels rond deze werken niet opgelost. Dat het om echte meesterwerken gaat die van grote originaliteit blijkgeven en een uitgesproken persoonlijk karakter bezitten, is wel duidelijk. Maar het is moeilijk voorspelbaar dat een amateur componist dergelijke vder bovengemiddelde muziek schreef.
De structuur van de vierdelige werken is braaf langzaam-snel-langzaam snel, wat herinnert aan de vorm van de sonata di chiesa. De aanduiding alla cappella is een andere verwijzing, ook richting kerk. Speelden deze composities daarom een rol in de kerkdienst?
De getoonde melodische inventiviteit is hoogwaardig en biedt een voorproefje van de Empfindsamkeit in de muziek. Maar de techniek van de strijkers ligt duidelijk verankerd in de Venetiaanse school van Vivaldi wat virtuositeit, snelle melodische passages en bovenal het poëtische klankkarakter aangaat.
Een veel uitgebreidere Nederlandstalige toelichting bevat de NM opname van De Vriend.
De opnamen
Het lijkt zaak de oudere opname van Münchinger en de duidelijk betere van I Musici maar te vergeten. Dan komen we als eerste bij de gangbaar betere traditionele realisatie van Turovsky. De Vriend probeert eindweegs met een klein standaarsensemble authenticiteit te bereiken, maar het zijn vanaf Koopman pas Goodman, Mallon, Ammetto en Füri die dat met alle gewenste instrumentale en stijlmiddelen doen. In een nadere vergelijking vallen Goodman (die bovendien onvolledig is) en Ammetto af, zodat Koopman en Füri als potentieel ideaal overblijven
Conclusie
Uit dit laatste tweetal is het niet zo moeilijk de uitvoerings- en opnametechnisch meest overtuigende Füri die ook het beste documentatiemateriaal biedt als aantrekkelijkste opname te kiezen.
Discografie
1962. Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Karl Münchinger. Decca 425.728-2.
1979. I Musici. Philips 420.789-2.
1981. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Argo 410.205-2.
1984. Musici de Montréal o.l.v. Yuli Turovsky. Chandos CHAN 8481.
1986. Amsterdam barok orkest o.l.v. Ton Koopman. Erato ECD 75395, 2292-45305-2, Warner 0927-49571-2.
1989. Camerata Bern o.l.v. Thomas Füri. Archiv 477.721.
1993. Combattimento Consort o.l.v. Jan Willem de Vriend. NM Classics 92030.
1993. Brandenburg Consort o.l.v. Roy Goodman (nr. 1-5). Hyperion CDA 66670.
2001. Aradia ensemble o.l.v. Kevin Mallon. Naxos 8.555384.
2003. Orfeo Ensemble en Hermans Consort o.l.v. Fabrizio Ammetto. Bongiovanni GB 5617-2.