Verg. Discografieën

WOLF: LIEDEREN

WOLF: LIEDEREN

 

Achtergronden

Hugo Wolf kan gelden als het prototype van de romantische kunstenaar: manisch gedreven, verkeerd begrepen, verarmd, krankzinnig en te jong gestorven. Maar na Schubert was hij ook de beste componist van het Duitse kunstlied. Als musicus had hij niet dezelfde status als zijn grote voorganger, maar waarin hij hem waarschijnlijk overtrof, was in zijn grote gevoeligheid voor het woord, voor de tekst die hij op muziek zette.

In 1888 componeerde hij tientallen liederen, waaronder het grootste deel van het Spanisches Liederbuch, een werk waarmee hij in bepaalde kringen naam maakte als de belangrijkste liederencomponist van zijn tijd. In een vruchtbare fase schreef hij tussen februari 1888 en juni 1890 liefst 170 liederen. Tegen het midden van de jaren 1890 was in Berlijn een Hugo Wolf Gesellschaft opgericht en zelfs in Wenen begon men zijn liederen te waarderen.

In 1896 voltooide hij zijn belangrijkste bundel, het Italienisches Liederbuch maar nog in datzelfde jaar ging zijn geestelijke toestand achteruit. Het jaar daarop ging hij lijden aan syfilis dementie – hij verkondigde bijvoorbeeld dat niet Mahler, maar hij directeur was van de Weense Hofopera en dat dit instituut voortaan alleen nog maar werken van hem zou opvoeren. Hij werd opgesloten in een krankzinnigengesticht en bleef daar tot zijn dood, afgezien van een korte periode in 1898 toen hij abusievelijk genezen was verklaard en meteen na zijn ontslag een zelfmoordpoging ondernam. Als laatste blijk van erkenning werd hij naast Beethoven en Schubert begraven op het Weense Zentralfriedhof (dat zeker een bezoek waard is!).

Tot de grote explosie van het liederen schrijven op zijn achtentwintigste begon, had Wolf vrijwel uitsluitend orkestwerken en kamermuziek geschreven. Veel van die werken bleven onvoltooid – zoals de opera Der Corregidor - en met de stukken die wel het eindstadium bereikten, had hij weinig succes. Hij zond zijn strijkkwartet uit de periode 1878-1884 naar het Rosékwartet maar kreeg het vol hatelijke opmerkingen per kerende post retour. Het Weens filharmonisch orkest kreeg een lachstuip tijdens de repetities van zijn symfonisch gedicht Penthesilea uit 1885. Alleen de Italienische Serenade voor klein orkest uit 1892 had succes. Langzaam ging Wolf beseffen dat hij zich ondanks de aanbevelingen van Wagner, Liszt en Brahms beter kon wijden aan de liedkunst dan aan orkestrale muziek en kamermuziek.

Zijn belangrijkste liederen schreef hij tussen 1888 en 1898 en ze vallen uiteen in bepaalde groepen. Bij voorkeur verdiepte hij zich grondig in de werken van een bepaalde dichter en ging op basis daarvan zijn liederen schrijven totdat hij het materiaal uitgeput achtte. Daardoor domineren de groepen van Eichendorff, Heine, Scheffel Keller, Mörike, Goethe en Michelangelo. Zijn oeuvre naast de beide banden met liederen die werden geïnspireerd door anonieme gedichten uit Spanje (Spanisches Liederbuch) en Italië (Italienisches Liederbuch in vertalingen van Heyse).

Met de toonzetting van 51 gedichten van Goethe toonde de componist een groot zelfvertrouwen al ging hij op zijn zoektocht omzichtig te werk door bijvoorbeeld teksten die al door Schubert waren gebruikt te vermijden. Een derde deel van deze liedteksten is ontleend aan de Westöstliche Divan, gedichten die door de meeste componisten links liggen werden gelaten. Maar door te beginnen met ‘Harfenspieler’ en ‘Mignon’ uit Wilhelm Meisters Lehrjahre en te eindigen met ’Ganymed’, ‘Prometheus’ en ‘Grenzen der Menschheit’ pakte Wolf de uitdaging aan om zeer veeleisende dichtkunst en het risico van vergelijking met illustere voorgangers aan te gaan. Onder de Goetheliederen bevinden zich bekende juweeltjes als ’Blumengruss’ en ‘Anakreons Grab’ die zich goed leenden voor Wolfs sarcastische gevoel voor humor.

Eduard Mörike was een dominee uit Schwaben die na Goethe mee van de mooiste Duitse poëzie schreef. De toon van die gedichten is vurig, maar nooit oververhit en gaat vaak over vrij vluchtige halve emoties die worden opgewekt door een landschap of een naderende lente. Veel van zijn gedichten hebben ook betrekking op zijn ongelukkige liefdesleven, maar hij schreef ook komische verzen die voor Wolf even aantrekkelijk waren als de lyrischer soortgenoten.

Wolfs 52 Mörikeliederen droegen aanzienlijk bij tot de verlening van een internationaal profiel aan de dichter en ze behoren tot de meest inventieve liederen. Het gaat hier niet om een gesloten cyclus en de onderlinge sfeer is heel verschillend; deze reikt van de plechtige religiositeit uit ‘An die Geliebte’ tot het dolkomische ‘Storchenbotschaft” waarin de onhandige loop van een ooievaar fraai wordt nagebootst in de dissonante piano-inleiding.

Al deze Mörikeliederen bezitten een hoogst communicatieve concentratie, er schuilt niets overbodigs in de muziek en herhalingen treden ook niet op. Ook als Wolf verder nooit meer wat zou hebben gecomponeerd, hij zou hij op basis van dit materiaal al kunnen gelden als een van de beste liederencomponisten.

Van de 46 liederen die samen het Italienisches Liederbuch vullen werden de eerste 22 in 1890/1 geschreven terwijl de overige 24 vijf jaar later ontstonden. De teksten zijn ontleend aan vertalingen door Paul Heyse van anonieme Italiaanse gedichten die in Wolfs geboortejaar waren gepubliceerd. De obscure herkomst van het materiaal lokte Wolf kennelijk aan en omdat deze gedichten niet de last met zich meedroegen dat ze al vaker door anderen waren benut, kon Wolf er onbelast zijn eigen draai aan geven en zo de liederen een heel persoonlijk karakter verlenen.

Bij de verzen die hij uitkoos gaat het overwegend om Toscaanse liefdesgedichten die miniatuur verhaaltjes vorm waarin de beide gelieven hun toewijding, hun strijd en verzoening uiten en zich in het algemeen tonen zoals verliefden dat doen. De uitvoering is doorgaans in handen van een sopraan en een bariton die hoofdzakelijk bij toerbeurt zingen.

Het Spanisches Liederbuch bevat 44 liederen en valt uiteen in tien Geistliche- en 34 Weltliche Lieder. Op hun beurt vallen die geestelijke liederen ook weer in drie groepjes uiteen met twee boeteliederen, vier liederen over Christus’ geboorte en de resterende twee als passieliederen. Ook de wereldlijke liederen worden gekenmerkt door heftiger emoties dan we in het Noorden kennen. Met name de vrouwen tonen zich uitdagender en trotser, maar ook sensueler. Opnieuw gaat het min of meer om beurtzangen van een sopraan en een bariton. Ook hier weer zijn de vertalingen van Heyse en Emanuel Geibel. Niet al die Spaanse gedichten zijn trouwens anoniem: ‘Köpfchen, Köpchen’ bijvoorbeeld is van Cervantes, ‘Weint nicht, ihr Äuglein’ en ‘Die ihr schwebet’ van Lope de Vega. Maar ook Geibel en Heyse duiken in vermomming op als Don Manuel Rio en Don Luis el Chico.

 

De opnamen

Ondanks het oude initiatief van de Hugo Wolf Society – markant genoeg geen Oostenriks/Duits, maar een Engels initiatief van Ernest Newman en Walter Legge  en van het platenlabel Hyperion in de jaren negentig om het complete liedoeuvre van de componist in al zijn veelzijdigheid bekender te maken, is nog steeds niet geheel voldaan aan de wens naar popularisering. Eigenlijk alleen de Eichendorff- en Mörikeliederen drongen regelmatig in concertprogramma’s door. Een blijk van dit manco werd al in 1971 gegeven in de Wolfmonografie van pianist/begeleider Erik Werba, waarin weinig inzicht werd getoond voor de werkelijke problemen van dit oeuvre en de publieke appreciatie daarvan.

Dat de 78t. opnamen in zes delen van de Wolf-Gesellschaft uit de jaren 1931-1938 zijn weliswaar nooit op lp, maar gelukkig wel op cd heruitgebracht. Geen volledig oeuvre, maar gedeelten uit de Mörike-, Spaanse-, Italiaanse, Eichendorff-, Goethe, Byron-, Michelangelo-, Scheffel en Kerner bundels. De oorlog verhinderde dat nog een zevende deel werd toegevoegd. Hier treffen we deels exemplarische vertolkingen van Tiana Lemnitz, Elisabeth Rethberg, Elena Gerhardt, Gerhard Hüsch, Martha Fuchs, Ria Ginster, Alexandra Trianti, Karl Erb, John McCormack, Helge Roswaenge, Herbert Janssen, Friedrich Schorr, Alexander Kipnis en Ludwig Weber aan. Uit historische overwegingen is het nuttig even langer stil te staan bij dit album.

Gerhardt neemt het eerste deel voor haar rekening. Haar benadering is eerlijk, op de man af en haar stem is tamelijk groot voor dit intieme materiaal. Haar stijl is even wennen voor de huidige smaak. De volgende delen worden door Hüsch, Janssen en Kipnis voor hun rekening genomen. Producent Legge toonde een goed oor bij de keuze van welk lied aan welke vertolker werd toevertrouwd.

Bij de dames brengt de onbekende Griekse sopraan Trianti een luchtige, spottende toets aan in een stel liederen uit het Italienisches Liederbuch, terwijl Ginster een aangename, frisse sopraanstem heeft, maar de expressie wat tekort doet. Rethberg daarentegen toont veel passie in het Italienische. Schorr komt met een felle ‘Prometheus’ (in de georkestreerde versie), McCormack draagt een prachtige ‘Ganymed’ bij en Roswaenge een pakkende ‘Feuerreiter’.

De zangers uit de latere delen tonen elk hun persoonlijkheid op speciale gebieden. Fuchs is ontroerend als Mignon en gretig in het liefdeslied ‘Geh, Geliebter, geh jetzt’. Bij Erb horen we fijnzinnige gevoeligheid. Voor andere hoogtepunten zorgt allereerst Lemnitz met ‘In der Frühe’, ‘Schlafendes Jesukind’ en ‘’ Wiegenlied im Sommer’. Laatstgenoemd lied is ook in een fraaie versie van Janssen opgenomen. Tot de niet eerder gepubliceerde items behoort het intieme, sensuele ‘Verschwiegene Liebe’ van Kipnis. Gerhardt horen we nog een keer in een fraai ‘Uber Nacht”. De pianist-begeleiders van Coenraad van Bos tot Gerald Moore zijn alle voortreffelijk Het is interessant om kennis te nemen van die oude vertolkingen, maar we moeten natuurlijk vooral in opnametechnisch  opzicht genoegen nemen met een zeker gemis.

Uit de jaren vijftig dateren wel een paar mooie opnamen van Anton Dermota, Hans Hotter en Gérard Souzay. Later droegen vooral Fischer-Dieskau en Schwarzkopf veel bij aan de Wolfdiscografie. Maar opvallend genoeg: een werkelijk complete opname in één bundel ontbreekt, dus is het sprokkelen geblazen.

Weliswaar nog met een paar oude mono opnamen is hierna het EMI album met 7 cd’s van Fischer-Dieskau uit de periode1952-1996 zeer de moeite waard. Niet alleen omdat we de zanger hier op de toppen van zijn kunnen horen, maar ook omdat het album niet eerder uitgebrachte vroege opnamen, niet alleen van de Lieder nach verschiedenen Dichtern en een weelde aan Goethelieder, maar ook – met de zanger als dirigent – van de Italienische Serenade, Scherzo und Finale, voorspelen uit Der Corregidor en drie delen uit Penthesilea bevat.

Een keuze uit de Goetheliederen is in de beste handen bij Greevy en Fischer-Diekau. Bij het Italienische Liederbuch gaat de voorkeur uit naar Schwarzkopf/Fischer-Dieskau, Lott/Schreier en Bonney/Hagegard, met voor een goede selectie naar Oelze.

Van de opnamen van de Mörike liederen overtuigen die van Fischer-Dieskau (Orfeoversie), Schreier en Güra erg sterk en het Spanische Liederbuch is in de beste handen bij Schwarzkopf/Fischer-Dieskau.

Bij de losse recitals zijn het vooral die van Ameling, Auger, Schreier, von Otter, Hotter en Schwarzkopf die de aandacht vragen. Voor het overige kan de luisteraar/verzamelaar het beste zijn eigen voorkeuren voor favorieten volgen. De onderstaande selectieve discografie met de mooiste, of tenminste waardevolste opnamen geeft daarbij hopelijk een handreiking.

 

Selectieve discografie

Collectie Hugo Wolf Gesellschaft. Diverse uitvoerenden. EMI 566.640-2 (6 cd’s). 1931/8

41 Mörike liederen; 23 Liederen uit Italienisches Liederbuch; 19 Eichendorff liederen; 35 Goethe liederen; 39 Lieder nach verschiedenen Dichtern. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. EMI  562,188-2 (7 cd’s). 1954/60

6 Alte Weisen e.a.. Elly Ameling en Rudolf Jansen. Etcetera KTC 1003.

De 20 Eichendorf liederen. Bernarda Fink, Stephan Genz en Roger Vignoles. Hyperion CDA 66909. 1974

De 20 Eichendorff liederen. Dietrich Fischer-Dieskau en Wolfgang Sawallisch. Orfeo C 185891A. 1975

24 Goethe liederen. Geraldine McGreevy en Graham Johnson. Hyperion CDA 67130. 2000

24 Goethe liederen. Locky Chung en Markus Hadulla c.q. Stephan Genz en Claar ter Horst. Claves CD 50-9517. 1994

18 Goethe liederen. Dietrich Fischer-Dieskau en Sviatoslav Richter. Orfeo C 543.001B. 1977

10 Goethe liederen; 3 Liederen uit Italienisches Lieberbuch; 3 Liederen uit Mörikelieder. Hans Hotter en Gerald Moore. Testament SBT 1197. 1951, 1953, 1957

10 Goethe liederen; 13 Mörike liederen. Arleen Auger en Irwin Gage. Hyperion CDA 66590. 1991

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Felicity Lott, Peter Schreier en Graham Johnson. Hyperion CDA 66760. 1993/4

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Irmgard Seefried, Dietrich Fischer-Dieskau en Erik Werba. Orfeo 220901. 1958

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Irmgard Seefried, Dietrich Fischer-Dieskau en Erik Werba. DG 435.752-2. 1959

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Soile Isokoski, Bo Skovhus en Marita Viitasalo. Ondine ODE  998-2 (2 cd’s).

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Elisabeth Schwarzkopf, Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. EMI 763.732-2, 562.650-2. 1965/7

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Ruth Ziesak, Andreas Schmidt en Rudolf Jansen. RCA RD 60857. 1990

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Dawn Upshaw, Olaf Bär en Helmut Deutsch. EMI 555.618-2. 1995

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Christiane Oelze, Hans Peter Blochwitz en Rudolf Jansen. Berlin Classics BC 1748-2. 2002

De 46 liederen uit Italienisches Liederbuch. Barbara Bonney, Håkan Hagegård en Geoffrey Parsons. Teldec 9031-72301-2. 1992

 3 Michelangelo liederen. Dietrich Fischer-Dieskau en Daniel Barenboim. DG 439.975-2 (2 cd’s). 1972

De 53 Mörike liederen. Joan Rodgers, Stephan Genz en Roger Vignoles. Hyperion CDA 67311/2 (2 cd’s). 2000

24 Mörike liederen. Olaf Bär en Geoffrey Parsons. EMI 749.054-2. 1986

23 Mörike liederen. Werner Güra en Jan Schultsz. Harmonia Mundi HMC 90.1882. 2004

22 Mörike liederen. Peter Schreier en Karl Engel. Orfeo C 142981A. 1996

20 Mörike liederen. Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. Orfeo C 140401A. 1961

19 Mörike liederen. Elisabeth Schwarzkopf en Gerald Moore. EMI 764.905-2. 1958

44 Liederen uit Spanisches Liederbuch. Elisabeth Schwarzkopf, Dietrich Fischer-Dieskau en Gerald Moore. DG 457.726-2 (2 cd’s). 1966/7

44 Liederen uit Spanisches Liederbuch. Anne Sophie von Otter, Olaf Bär en Geoffrey Parsons. EMI 555.325-2 (2 cd’s). 1992/4

22 Liederen uit Spanisches Liederbuch en 7 uit Mörikelieder. Elly Ameling en Rudolf Jansen. Hyperion CDA 66788. 1991

24 Liederen. Elisabeth Schwarzkopf, Gerald Moore en Geoffrey Parsons. EMI 763.653-2. 1956/74

22 Liederen. Elisabeth Schwarzkopf en Wilhelm Furtwängler. EMI 567.570-2. 1953