Verg. Discografieën

WAGNER: FLIEGENDE HOLLÄNDER, DER

WAGNER: DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

 

Der fliegende Holländer is het eerste ‘verlossingsdrama’ dat Wagner in 1843 schreef. Juist ook voor operaliefhebbers die niets hebben met de werken van de latere Wagner en natuurlijk voor alle overige operafans is dit een prachtwerk.

 

Achtergronden

 

De idee van verlossing door de liefde is een gemeenschappelijk thema in Wagners oeuvre en hier krijgt dat voor het eerst gestalte. Het werk is daarenboven gebaseerd op persoonlijke ervaring.

Op 26 juli 1839 was een klein koopvaardijschip, de Thetis op weg van Pillau, de haven van het toenmalige Duitse Königsberg, op weg naar Londen. In het berucht stormachtige Kattegat en Skagerak raakte het schip in een zware storm. Terwijl de kapitein en de zesmans bezetting hun uiterste best deden, leden de drie passagiers in de kapiteinshut aan zeeziekte: een 26-jarige Duitser met zijn vrouw en een forse Newfoundland hond. Die jongeman was Wagner die na een conflict in Riga weer eens op de vlucht, ditmaal met een omweg om Duitsland te vermijden richting Parijs was.

Waarschijnlijk diende die zeereis mee als inspiratiebron voor het ophalen van de legende over een Nederlandse kapitein wiens godslastering leidde tot een veroordeling om eeuwig over de zeeën te zeilen totdat hij ooit door een trouwe vrouw werd verlost.

De handeling begint in een Noorse fjord waar de zeeman Daland met zijn schip beschutting zoekt voor een storm. Hij krijgt daar een buurman in de vorm van een geestschip. De kapitein daarvan biedt Daland een grote som geld in ruil voor een enkele overnachting aan wal.

Dalands dochter, Senta verschijnt ten tonele en blijkt geobsedeerd te zijn door de verhalen die ze heeft gehoord over het lot van deze ‘vliegende Hollander’. Ze belooft zijn redding en laat daarvoor haar minnaar Erik in de steek. Wanneer de Hollander Eriks protest tegen het verbreken van Senta’s trouwbelofte aan hem hoort, veronderstelt de Hollander dat hij haar definitief heeft verloren, maar door zich na hem in zee te storten, bevestigt ze haar liefde voor hem. In een climax die vooruitloopt op het slot van Tristan und Isolde verschijnen de gelieven tenslotte samen boven de golven.

 

De opnamen

 

Onderstaande lijst lijkt aardig compleet. De oudste volledige opname dateert uit 1936 en ontstond niet op een van de meest voor de hand liggende locaties – Bayreuth, Wenen, München – maar in Stuttgart. Een voor die tijd moedige onderneming.

Voordat hier de andere historische opnamen (wanneer we 1950 als drempel kiezen) achteloos afdoen als te primitief qua geluidskwaliteit, is het toch goed er hier toch aandacht voor te vragen. Vooral de opnamen onder Clemens Kraus verdienen het tenminste om eens grondig beluisterd te worden. En haast nog meer aandacht moet hier worden gevraagd voor die van Fritz Reiner en zijn indringende, dramatische Met productie. Daar debuteerde Hans Hotter heel imposant en met Astrid Varnay als grootse maakte hij iets heel bijzonders van de Holländer.

Bij de latere opnamen treft allereerst die van Antal Dorati uit Londen (1961). Veel heeft de dirigent te danken aan het markante koppel George London en Leonie Rysanek.

Van Hans Knappertsbusch, een gereputeerde, zij het wat traag agerende grote Wagneriaan, zijn verschillende Bayreuth jaargangen beschikbaar. Nog steeds heeft zijn versie 1951 de voorkeur met een geëngageerde, niet meer zo jonge Astrid Varnay als Senta.

Vervolgens is de Testament registratie uit Bayreuth met Joseph Keilberth als dirigent en Hermann Uhde als titelfiguur zeer de moeite waard. Opnieuw zingt Varnay de rol van Senta. Hier worden geweldige prestaties geleverd, ook door Ludwig Weber als Daland en Wolfgang Windgassen als stuurman.

Wat de oudere opnamen die zeer te loven zijn betreft, komen we vervolgens uit bij Otto Klemperer. Klemperer is zelfs tweemaal vertegenwoordigd: op EMI met een Abbey Road studio-opname en op Testament met een door de BBC vastgelegde ‘live’ uitvoering in de Royal festival hall. Hoe gelijkmatig ’s dirigenten opvatting was, blijkt we uit de vrijwel identieke uitvoeringsduur van 152 minuten. In (soms misschien te) gematigde tempi komen wel alle details fraai uit. Verder horen we een grootse Hollander van Theo Adam, een wat dubieuze, maar tenslotte toch overtuigende Senta van Anja Silja en een stoere Daland van Martti Talvela. Vooral de ‘chemie’ tussen de dirigent, Silja en Adam is frappant. Voor de keus gesteld wint tot slot de zaaluitvoering op Testament het pleit.

Van Karl Böhm was in Bayreuth veel te verwachten en het ligt zeker niet aan hem dat zijn opname snel uit de race verdwijnt. De zwakke stee is hier het koppel Stewart/Jones. Jammer. Wat dat betreft is de New Yorkse versie wat beter. Ook Georg Solti stelt wat teleur. Hij toont zich in de opname uit Chicago weer teveel de Draufgänger en zet de zangers nogal onder druk wat de interpretatie niet ten goede komt. Misschien komt de uitvoering niet echt tot leven omdat het om een sfeerloze studioregistratie gaat. De Senta van Janis Martin blijft qua niveau wat achter, Norman Baily (Hollander) en Martti Talvela (Daland) overtuigen des te meer. Enigszins een twijfelgeval dus.

Van Herbert von Karajan mag nooit minder dan een heel goede opname worden verwacht en met Wagner wist hij over de hele linie uitstekend raad. Ook hier zijn de resultaten zeer de moeite. De glans wordt hier verleend door Kurt Moll als Daland: een der mooiste op cd. De keuze van José van Dam als bedachtzame, lyrische Hollander mag dan verrassen, het klinkend resultaat verdrijft alle twijfel. Ook de heel doorleefde Senta van Dunja Vejovich (verder op cd haast alleen nog te horen in Karajans opnamen van Lohengrin en Parsifal) is een aangename verrassing met haar doorleefd gezongen opvatting.

De hoogst verdienstelijke verklanking van Woldemar Nelsson uit Bayreuth 1985 is misschien hier en daar nog verkrijgbaar, maar officieel ingetrokken. Dat is dubbel jammer omdat ook de dvd versie daarmee uit de roulatie raakte.

De uitgave van Giuseppe Sinopoli is het aanhoren vooral waard vanwege de wijze waarop hij het orkestaandeel uitdiept. Maar gelukkig zijn ook de solisten die hem ter beschikking stonden (of die hij mocht uitkiezen) tegen hun taak opgewassen. Zo horen we een pittige Hollander van Bernd Weikl, een heel treffende Senta van Cheryl Studer, een duistere Daland van Hans Sotin en – over verrassingen gesproken – een idiomatische Erik van Placido Domingo.

Dat de eigen opnamen van Naxos best een hoog niveau kunnen hebben, toont de versie met de Oostenrijkse dirigent Pinchas Steinberg uit Boedapest aan. Bij de solisten geen grote namen van wereldsterren, maar Alfred Muff (Hollander), Ingrid Haubold (Senta), Erich Knodt (Daland) weren zich redelijk.

Lang voerde de Weense opname van Christoph von Dohnanyi uit 1991 het veld aan. De orkestrale afwerking munt hier uit door precisie en stuwende energie. Een misschien klein ander voordeel is dat hier werd gekozen voor de versie in drie aktes met het volledige slot. Robert Hale is een verrassend goede Hollander. Met zijn diepe basbariton werkte hij ook mee aan een complete Ring op EMI en was hij betrokken bij opnamen van Händels Messiah, Schrekers Die Gezeichneten en Strauss’ Salome maar een zanger van wie we verder nauwelijks iets hoorden. Meteen in de lange monoloog overtuigt hij sterk. Een aangename verrassing is ook Hildegard Behrens als Senta. Alle lof ook voor de overige rollen en – niet onbelangrijk – voor het koor. 

Wat Bruno Weil met een qua niveau heel wisselende bezetting laat horen, valt in het genre authentiek niet mee.

James Levine uit New York, laat geen geweldige blijvende indruk na als gevolg van een niet over de hele linie sterke bezetting. Imposanter is wat de energieke Marek Janowski vanuit Berlijn te bieden heeft. Hij beschikt over de intelligente anti-held Holländer van Albert Dohmen, de formidable Daland van de licht versleten veteraan Matti Salminen en de toegewijde, scherpzinnigd Senta van Ricarda Merbeth als dragers van de voorstelling. Beide andere tenoren zijn ook redelijk betrokken.

De grootste verrassing komt van Marc Minkowski met zijn instrumentarium uit vroeger tijden dat de muziek in een attractief nieuw daglicht plaatst. Verder zijn daar   een duistere, geheimzinnige Holländer van Nikitin, Het Duits van Sally Matthews (Minna) en Eric Cutler’s heldentenor (Daland) kan er goed mee door. Het resultaat is heel bijzonder en aantrekkelijk.

Hoezeer ook op behoorlijk niveau, de opname van 

De inbreng van het voor op heel natuurlijke wijze aangebrachte kleuren en nuancen zorgende Concertgebouworkest brengt de interpretatie van Andris Nelsons meteen op hoog niveau. Met sopraan Anja Kampe als Senta en bariton Terje Stensvold als Holländer voorop is de solisteninbreng wezenlijk glansrijk, temeer daar ook de sonore Koreaanse bas Kwangchul Youn en de Engelse tenor Christopher Ventris als respectievelijk Daland en Erik blijk geven tot de beste hedendaagse Wagnervertolkers te behoren.

 

Bij de dvd video opnamen blijken vooral de registraties uit de laatste tijd de moeite, al blijft het interessant het gebeuren in Bayreuth van Woldemar Nelsson uit 1985 waar te nemen. Maar daar overtuigt de nieuwere, jongere Christian Thieleman meer.

De recente inbreng uit Nederland heeft gelukkig internationaal niveau. De productie van de Nederlandse Opera heeft in de onbekende Juha Uusitalo een vocaal charismatische Holländer die eerder het demonische dan het karakter van zijn rol naar voren brengt. Hartmut Haenchen is een begenadigd Wagnerdirigent. Het orkest weet hij prachtig helder te laten spelen.

 

Conclusie

 

De maatgevende factoren tegen elkaar afwegend kan de grote reeks uitgaven overziende het volgende pleidooi worden gehouden: gerangschikt naar ontstaanstijd zijn het in het oude verleden Reiner, Knappertsbusch, Konwitschny, in het midden-verleden zijn het met name Dorati, Nelsson en bovenal Klemperer die imponeren. Bij de recenter cd’s moet vooral de aandacht worden gericht op Janowski, Minkowski en Nelsons.

In de dvd sector zijn het Nelsson, Haenchen en Thieleman die extra de aandacht verdienen.

Maar van een absolute voorkeurstopper kan geen sprake zijn bij een zo hoogwaardig aanbod. Daar komen persoonlijke overwegingen, eventuele sym- en antipathieën in het geding.

 

Discografie

 

1936. Hans Hermann Nissen, Margarete Teschemacher, Ludwig Weber, Torsten Ralf, Magda Strack , Karl Ostertag met het Ensemble van Radio Stuttgart o.l.v. Carl Leonhardt. Preiser 90132.

 

1942.  Josef Berglund, Maria Müller, Ludwig Hofmann, Franz Völker, Lilo Asmus met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Clemens Kraus. Preiser PR 90250, Naxos 90232.

 

1944. Hans Hotter, Viorica Ursuleac, Luise Willer, Franz Klarwein, Georg Hann, Karl Ostertag  met het Ensemble van de Beierse Staatsopera o.l.v. Clemens Kraus. Naxos 90250.

 

1950. Hans Hotter, Astrid Varnay, Herta Glaz, Thomas Haysward, Sven Nilsson, Set Svanholm met het Ensemble van de Metropolitan opera, New York o.l.v. Fritz Reiner. Naxos 8.110189/90

 

1951. Bernd Aldenhoff, Kurt Böhme, Res Fischer, Hans Hotter, Helmut Krebs, Helene Werth met het NDR Omroeporkest o.l.v. Wilhelm Schüchter. Preiser PR 20046.

 

1952. Josef Greindl, Ernst Häfliger, Annelies Kupper, Josef Metternich, Wolfgang Windgassen met het RIAS Kamerkoor en –Symfonie orkest o.l.v. Ferenc Ficsay. Preiser PR 20036.

 

1955. Hermann Uhde, Ludwig Weber, Astrid Varnay, Wolfgang Windgassen, Elisabeth Schärtel, Josef Traxel met het Bayreuth festival koor en –orkest o.l.v. Hans Knappertsbusch. Orfeo C 6920921, Music & Arts MACD 0319.

 

1955. Hermann Uhde, Ludwig Weber, Astrid Varnay, Rudolf Lustig, Elisabeth Schärtel, Josef Traxel met het Bayreuth festival koor en –orkest o.l.v. Joseph Keilberth. Testament SBT2 1384.

 

1957. Tomislav Neralic, Siw Ericsdottir, Ernst Gruber, Otto von Rohr met koor en orkest van de Maggio musicale Fiorentino o.l.v. Vittorio Gui. Myto MCD 00221.

 

1959. George London, Leonie Rysanek, Josef Greindl, Fritz Uhl, Res Fischer, Georg Paskuda met het Ensemble van het Bayreuth Festival o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Opera d’oro OPD 7030.

 

1960. Giorgio Tozzi, Leonie Rysanek, Karl Liebl, Belén Ampáran, William Olvis, George London met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Thomas Schippers. Myto MCD 00232.

 

1960. Gottlob Frick, Dietrich Fischer-Dieskau, Marianne Scech, Rudolf Schock, Sieglinde Wagner, Fritz Wunderlich het het koor van de Berlijnse Staatsopera en de Staatskapel Berlijn o.l.v. Franz Konwitschny. Brilliant Classics 94664.

 

1961. George London, Leonie Rysanek, Kurt Leibl, Richard Lewis, Giorgio Tozzi,  Rosalind Elias met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. Antal Dorati. Decca 417.319-2, 460.738-2, 478.4173.

 

1961. Fritz Uhl, Anja Silja, Josef Greindl, Res Fischer, Georg Paskuda met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Philips 442.103-2, Andromeda ANDRCD 5167. 

 

1966. Franz Crass, Leonie Rysanek, Karl Ridderbusch e.a. met het Ensemble van La Scalaa Milaan o.l.v. Wolfgang Sawalliisch. Living Stage LS 4035125.

 

1968. Theo Adam, Anja Silja, Martti Talvela, Ernst Kozub, Annelies Burmeister en Gerhard Unger met het BBC koor en het Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 567.408-2, 456.470-2.

 

1968. Theo Adam, Anja Silja, Martti Talvela, James King, Annelies Burmeister en Kenneth MacDonald met het BBC koor en het Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. Testament SBT2 1423.

 

1969. Franz Crass, Ingrid Bjoner, Karl Ridderbusch, Sven Olof Eliasson, Regina Fonesca, Thomas Lehrberger met het Omroeporkest Rome o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Myto MCD 984195.

 

1971. Thomas Stewart, Gwyneth Jones, Karl Ridderbusch, Hermin Esser, Sieglinde  Wagner,  Harald Ek met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Karl Böhm. DG 437.710-2.

 

1976. Norman Bailey, Janis Martin, Martti Talvela, René Kollo, Werner Krenn, Isola Jones met het Chicago symfonie orkest en –koor o.l.v. Georg Solti. Decca 470.792-2.

 

1981/3. José van Dam, Dunja Vejzovic, Kurt Moll, Peter Hofmann, Thomas Moser, Kaja Borris met het koor van de Berlijnse Staatsopers en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 764.650-2.

 

1985. Simon Estes, Lisbeth Balslev, Matti Salminen, Robert Schunk, Anny Schlemm, Graham Clark met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Woldemar Nelsson. Philips 416.300-2, 434.599-2, 475.8289.

 

1991. Bernd Weikl, Cheryl Studer, Hans Sotin, Placido Domingo, Peter Seiffert met het Ensemble van de Deutsche Oper, Berlijn o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 437.778-2.

 

1991. Robert Hale, Hildegard Behrens, Kurt Rydl, Josef Protschka, Iris Vermillion, Uwe Heilmann met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 436.418-2, 478.2503. 

 

1993. Jörg Hering, Ingrid Haubold, Erich Knodt, Alfred Muff, Marga Schiml, Peter Seiffert met het Boedapests omroepkoor en het ORTF Omroeporkest o.l.v. Pinchas Steinberg. Naxos 8.660025/6.

 

2002. Robert Holl, Peter Seiffert, Rolando Villazón, Jane Eaglen, Felicity Palmer, Falk Struckmann met het Ensemble van de Deutsche Oper Berlijn o.l.v. Daniel Barenboim. Warner 2564-66708-2.

 

2003. Falk Struckmann, Jane Eaglen, Peter Seiffert, Robert Holl, Felicity Palmer, Roberto Villazon met het Ensemble van de Berlijnse Staatsopera o.l.v. Daniel Barenboim. Teldec 8573-88063-2.

 

2004. Terje Stenswold, Astrid Weber, Jürg Dürmüller, Franz-Josef Selig, Kobie van Rensburg, Simone Schröder met het Praags kamerkoor en de Cappella Coloniensis o.l.v. Bruno Weil. Deutsche Harmonia Mundi 82876-64071-2.

 

2008. Ben Heppner, Deborah Voigt, Birgitta Svendén, Paul Groves, James Morris, Jan Hendrik Rootering met het Ensemble van de Metroplolitan Opera New York o.l.v. James Levine. Sony 66342, 88697-44822-2.

 

2010. Matti Salminen, Ricarda Merbeth, Robert Dean Smith, Silvia Hablowetz met koor en orkest van de Berlijnse omroep o.l.v. Marek Janowski. Pentatone PTC 5186-400.

 

2013. Evgeny Nikitin, Ingela Brimberg, Eric Cutler, Mika Kares, Bernard Richter, Helene Schneiderman met Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Naïve V 5349.

 

2013. Terje Stensvold, Anja Kampe, Kwangchul Youn,  Jane Henschel, Russell Thomas, Christopher Ventris  met het WDR Omroepkoor Keulen, koor van de Beierse omroep München, NDR Omroepkoor Hamburg en het Concertgebouworkest o.l.v. Andris Nelsons. RCO Live RCO  14004.

 

In het Italiaans

 

1955. Aldo Protti, Dorothy Dorrow, Mirto Picchi, Mario Petri, Amedeo Berdini, Gianella Borelli met het  Omroeporkest Milaan o.l.v. Francesco Molinari-Pradeli. Walhall WLCD 0223.

 

Video

 

1974. Donald McIntyre, Catarina Ligendza, Bengt Rundgren, Hermann Winkler, Ruth Hesse, Harald Ek met het Beiers Staatsorkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. DG 073-443-3 (dvd).

 

1985. Simon Estes, Lisbeth Balslev, Matti Salminen, Robert Schunk, Anny Schlemm, Graham Clark met het Ensemble van het Bayreuth festival o.l.v. Woldemar Nelsson. Philips 073.404-1 (dvd).

 

1989. Franz Grundheber, Hildegard Behrens, Matti Salminen, Raimo Sirkiä, Anita Välkki, Jorma Silvasti met het Ensemble van het Savonlinna Festival o.l.v. Leif Segerstam. Warner 2564-64760-8 (dvd).

 

2010. Juha Uusitalo, Robert Lloyd, Catherine Naglestad, Marco Jentzsch, Marina Prudenskaja, Oliver Ringelhahn met het Ensemble van de Nederlandse Opera o.l.v. Hartmut Haenchen. Opus Arte OA 1049D (dvd).

 

2012. Samuel Youn, Franz-Josef Selig, Ricarda Merbeth, Tomislav Muzek, Christa Mayer, Benjamin Bruns met het Ensemble van het Bayreuth Festival o.l.v. Christian Thielemann. Opus Arte OA 1140D (dvd).

 

2013. Bryn Terfel, Anja Kampe, Matti Salminen, Marco Jentzsch, Liliana Nikiteanu, Fabio Trümpy met Philharmonia Zürich o.l.v. Alain Altinoglu. DG 073-517-3 (dvd).