Thea Derks: Reinbert de Leeuw: mens of melodie. Uitg. Leporello (ISBN 978 90 7962 408 9, 382 pagina’s, 2014).
Wie dit boek heeft gelezen, gaat men andere, frisse oren luisteren naar de vele (maar helaas te weinige) opnamen die De Leeuw maakte. Zijn motivatie en zorgvuldigheid in de afwikkeling van de werken van de componisten waarvoor hij zich altijd sterk heeft ingezet – de late Liszt, Busoni, Satie, Schönberg, Ives, Antheil, Messiaen, Reich, Ligeti, L. Andriessen, Kurtág, Vivier, Goebaidoelina, Ustvolskaya – wordt in een helder, nieuw daglicht geplaatst.
De rol die hij bij de promotie van deze componisten in het Nederlandse muziekleven heeft gespeeld kan niet hoog genoeg worden aangeslagen. Over eigen werk daarentegen ervaren we maar weinig. aarbij speelt ook zijn pedagogische werk aan het Koninklijk Conservatorium (met het symfonie orkest) een wezenlijke rol.
Alle lof voor de grondige voorbereiding van Thea Derks die een heel humaan beeld schetst van een groot musicus die in Nederland zoveel baanbrekend werk op muziekgebied verricht. Historische achtergronden, muziektheoretische feiten passeren nuttig de revue.
Zo is ook meteen een beeld geschetst van het Nederlandse cultuurbeleid dat aanvankelijk best stimulerend was met behulp van subsidies, maar dat de laatste tijd uitmunt door treurig stemmende afbraak.
De in het boek ook geschetste persoonlijke achtergronden werken verhelderend. Dat daarbij volgens de geportretteerde grenzen van privacy zijn overschreden, mag jammer zijn, de lezer zal dat niet deren.