Barnes: The noise of time. Jonathan Cape (192 blz., ISBN 978 1910 70 260 4). 2016
Barnes: Het tumult van de tijd. Atlas Contact (223 blz., ISBN 978 90 254 4661 1). 2016
Barnes stelt aan de hand van intieme details grote levenskwesties aan de orde, zoals het effect van de macht op kunst, de grenzen van de menselijke verdraagzaamheid, de soms te zware eisen die aan de persoonlijke integriteit en geweten worden gesteld.
Van echte actie is geen sprake: een man wacht op de lift,
Het gaat over Shostakovitch. We maken de componist mee op drie kritieke momenten in zijn leven. Het eerste, aan het begin (dat mooier, beter is) ongeveer als volgt beschreven: ‘In mei 1937 wacht een begin dertiger met een koffertje met sigaretten en ondergoed bij de lift in een Leningrads appartementen complex. Hij wacht al de hele nacht in de verwachting weggevoerd te worden naar het Grote Huis (voor een verhoor door Zakrevsky). Geen van de beroemdheden die hij de afgelopen tien jaar leerde kennen is van enig nut voor hem. En slechts weinigen die naar het Grote huis werden gebracht zijn ooit teruggekeerd’. Het is in de periode van de ‘grote terreur’ na 1936. In vogelvlucht blikt hij vervolgens op zijn verleden terug.
Het tweede beschreven moment is nadat de Pravda in 1936 zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk zwaar is veroordeeld in een artikel ‘Chaos in plaats van muziek’ als ‘onpolitiek en verwarrend’ omdat ‘de geperrverteerde smaak van de bourgeois wordt gestimuleerd met zenuwachtige, neurotische muziek’ op instigatie van Stalin. Shostakovitch wacht dan op het eerste verhoor door de NKVD en mogelijk gevangenisstraf of uitwijzing. Een volgende ontmoeting is na W.O. II wanneer de componist in 1948 een propagandatournee door de V.S. maakt nadat hij dankzij het succes van zijn Leningrad symfonie door de Sovjet weer op wat coulantie kan rekenen. Hij houdt met monotone stem een stel lezingen waarin hij delen van eigen werk en alles van Stravinsky afwijst. Het is daarbij alsof hij een voorgezegde les van Zhdanov opdreunt. Erg vernederend.
In het laatste deel van de roman treffen we Shostakovitch in 1960 als oude man in een ter beschikking gestelde auto met chauffeur. Hij omschrijft zichzelf als een in moreel en spiritueel opzicht gebochelde wiens lichaam en geest grotendeels zijn vernietigd. Hij had schoon genoeg van zichzelf. Maar juist dan wordt hij door de partij functionaris Pospelov gedwongen partijlid te worden en voorzitter te worden van de Russische componistenbond. Dat beschouwt hij als wellicht zijn grootste fout: ‘Ik heb te lang geleefd’.
Van voordeel is, dat Barnes weet waarover hij het heeft. Hij is vertrouwd met het leven en het muzikale oeuvre van de Russische componist.
Het lezen van deze boeiende novelle en de manier waarop de stof is behandeld maakte een herinnering wakker. Indertijd vroeg ik ooit de Concertgebouwcellist Fred Pot naar zijn indrukken van een prijs gekroonde Japanse dirigent die zijn orkest mocht leiden. Hij antwoordde: ‘Hij dirigeert aardig uit ons hoofd’. Geldt voor Barnes dat hij Shostakovitch prachtig uit zijn hoofd neerzet in deze biografische novelle in fictievorm?
Hoe dan ook; dit is een waardevolle aanvulling op eerdere biografieën als die van Elizabeth Wilson: Shostakovitch: a life remembered (2006), David Fanning: Dmitry Shostakovitch (2001) en Volkov’s omstreden Testimony (1979).