Daniel Barenboim: A life in music. Weidenfeld & Nicholson, 246 bladzijden.
Toen de eerste uitgave van deze muzikale autobiografie in 1991 verscheen, was Barenboim net ‘verslagen’ door Claudio Abbado als opvolger van Karajan in Berlijn. Dat was in wezen een tweede keer. En omdat hij hier een tweede keer nadrukkelijk verklaart dat ‘Ik niet de bedoeling heb om in dit boek in te gaan op privé of persoonlijke kwesties’ lijkt deze nieuwe aangevulde uitgave misschien niet zo zinvol.
Het is mogelijk de ironie van het lot dat het net verschijnt op het moment dat zijn orkest in Chicago in financiële en artistieke moeilijkheden is geraakt, terwijl in Berlijn de strijd gaande was om besparingen bij de opera’s tussen Barenboims Staatsoper en Thielemanns Deutsche Oper.
Het is waar dat de polyglot Barenboim niet zoals Glenn Gould of Alfred Brendel epigrammen verzint, maar in tegenstelling tot hen is hij wel een heel ijverige musicus op verschillende fronten: ‘Ik heb nooit de noodzaak gevoeld om de muziek zogezegd terzijde te plaatsen om wat anders te gaan doen’.
In de grote openbaarheid van zijn loopbaan – zijn gretige engagement met de grootste nationale instituties, zijn engagement voor het Israëlische muziekleven en zijn streven naar verbroedering met de Palestijnen plus zijn rol als vaandeldrager voor de traditionele benadering van het ijzeren repertoire – kan hij haast worden beschouwd als een laatste Mohikaan.
Ongeveer vijfentwintig procent omvangrijker dan zijn voorganger is A life in music ook rijker geïllustreerd. De verdere winst bestaat uit het feit dat de protagonist – mogelijk in weerwil van zichzelf – nader ingaat op zijn engagement voor een wereld buiten de muziek. Het was zijn eigen kunst die hem in conflict bracht met officials en die hem ertoe bracht zich af te vragen wat zijn Joodse identiteit anno 200 betekent.
De ontroerendste bladzijden uit dit boek zijn die waarin hij zijn strijd tegen Israëls vijftigjarige ban van Wagners muziek beschrijft en zijn pogingen om terug te keren tot de oudere, humanistischer Zionistische ethiek die zoveel passender is dan de puinhopen van het hier en nu.
Men voelt dat zijn vriendschap met de in de V.S. gevestigde Palestijnse intellectueel Edward Said van het grootste belang is voor hem; Bloomsbury publiceerde hun boek met gesprekken onder de titel Parallels and paradoxes. Gedurende reeds enige jaren organiseerde Barenboim workshops voor jonge musici van beide kanten van het alsmaar doorziekende grote conflict in het Midden Oosten en een vertolking van Beethovens Mondschein sonate in Ramallah stuitte niettemin op bezwaren.
Ja, ook Jacqueline du Pré komt in dit boek voor, maar dan gaat het over haar als musicus en niet over haar seksualiteit. Alle grote namen zijn present. Naast Furtwängler ook Barbirolli als belangrijke mentor en wat later zelfs ook Celibidache die hem naar München haalde om Schumann en Tschaikovsky te spelen.
Natuurlijk heeft een boek als dit tekortkomingen, maar het is aangenaam te lezen en geeft blijk van een heel eigen integriteit.