Boekbesprekingen

BACH: MUSIC IN THE CASTLE OF HEAVEN, GARDINER

Bach: Music in the castle of heaven door John Eliot Gardiner. Allen Lane, 540 blz. Londen 2013, ISBN 978-0-713-99662-3.

 

Bach: Muziek als een wenk van de hemel door John Eliot Gardiner. Vertaling Frits van der Waa en Pon Ruiter. De bezige bij, 762 blz. Amsterdam 2013, ISBN 978-90-234- 8316-8.

 

Aan boeiende literatuur over de grote Bach heerst geen gebrek, dus een nieuw dik aan hem gewijd boek moet echt meerwaarde bieden, wil het de moeite waard zijn. Geen nood: die meerwaarde is groot, te beginnen bij het portret van de componist op het omslag. Hier niet het gangbare beeld van de oudere Bach, maar een portret van  Johann Ernst Rentsch (der Ältere) uit 1715, de tijd in Weimar, waarop de componist de lezer op het omslag verwelkomt.

Inhoudelijk gaat het niet om een gangbare biografie maar vooral ook om de inzichten die een zich jarenlang in het muziekleven actieve uitvoerende kunstenaar heeft verworven, om de componist vanuit diens muziek nader te leren kennen. Soms speculeert Gardiner over het innerlijke leven van de componist, over het verlies van zijn ouders op negenjarige leeftijd en van zijn vrouw Maria Barbara na dertien jaar huwelijk, over dat van twaalf van zijn twintig kinderen. Maar ook over Bachs nogal opvliegende temperament jegens zijn leerlingen en zijn broodheren, over zijn frustraties.

Probleem voor iedereen die over Bach wil schrijven, is dat er zo weinig betrouwbare primaire bronnen zijn: het merendeel van Bachs brieven en geschriften ging verloren, er is geen laatste wil of testament en zelfs de omstandigheden waaronder hij werd begraven zijn in duisternis gehuld. Wat er hooguit over is, bestaat uit overlijdensberichten van Bachs zoon Carl Philip Emanuel en zijn leerling Johann Friedrich Agricola. Erg weinig voor een biograaf om op voort te bouwen.

Maar Gardiner beschouwt de Godot-achtige geest van Bach niet als een gemis, maar juist als een goed uitgangspunt voor zijn relaas. Zijn openingszin bepaalt de teneur van zijn relaas: “Bach the musician is an unfathomable genius; Bach the man is all too obviously flawed, disappointingly ordinary and practcally invisible to us.”

Het boek richt zich voornamelijk op de kerkcantates, waarvan hij tijdens een tournee langs Europese steden honderdachtennegentig van de tweehonderd uitvoerde en opnam. Natuurlijk komen ook de Motetten, beide grote Passionen en de Hohe Messe uitgebreid aan bod. Interessant is hoe hij de cantates beschouwt als psychodrama’s en de passies driedimensionale opera’s.

Maar daarin schuilt ook een niet geringe beperking, want afgezien van de Koffiecantate is alleen terloops een woord gewijd aan de wereldlijke werken: de orkestsuites, de Brandenburgse concerten, het Wohltemperierte Klavier, de Goldbergvariaties, de solosonates/suites. Geen wonder misschien voor iemand die primair koordirigent is, maar wel jammer.

De auteur schrijft bevlogen over de synergie tussen tekst en muziek. Heel interessant is ook hoe hij bij sommige werken een analogie vindt: bij de Johannes Passie Rubens’ Kruisafneming, bij de Matthäus Rembrandts contemplatieve accent op de toeschouwers. Met vlagen van ‘gedanste religie’.

De titel van het boek mag enige verbazing wekken, maar is gerelateerd aan wat Durkheim over religie als ‘collectieve uitgelatenheid’ bestempelt.

Wat hier als beeld ontstaat, is er niet eentje van Bach alleen ‘die in menselijke vorm een stem aan God gaf’, maar ook een van Gardiner zelf. Deze weet het mogelijk fatale probleem om Bach als mens en historisch fenomeen te onderscheiden van de superieure godheid uit de klassieke muziek goeddeels op te lossen. Met als sprekend resultaat: Bach is van nú!

Twee verschijningsvormen van het boek dienen zich aan, het origineel in het Engels en een voortreffelijke Nederlandse vertaling, beide compleet met een nuttig register voor directe toegang.