Janáček: Strijkkwartetten nr. 1, Kreutzersonate en 2 Intieme brieven; Martinů: Strijkkwartet nr. 5 H. 268. Zaïde kwartet. Nomad Music NNM 004 (72’35”). 2014
De gewoonte of zelfs de traditie om programmatische en autobiografische elementen te vermengen, heeft een lange geschiedenis in de Tsjechische kamermuziek. Janáček had weinig belangstelling voor abstracte muzikale boodschappen en baseerde vrijwel al zijn kamermuziek op reeds bestaand materiaal. In het geval van de Kreutzersonate, zijn eerste strijkkwartet, greep hij terug op zijn levenslange hartstocht voor de Russische literatuur. Het drama, de hartstocht en zelfs het geweld van Tolstoi’s gelijknamige novelle zijn essentieel voor zijn buitengewone werk.
Het is onwaarschijnlijk dat de creativiteit van de componist in zijn laatste twaalf levensjaren zo’n buitengewoon persoonlijk karakter zou hebben gehad zonder zijn liefde voor die in de zomer van 1917 in het kuuroord Luhačovice haar ontmoette en via deze eenzijdige verliefdheid voor een ware opleving van zijn scheppend vermogen zorgde. Zijn strijkkwartet nr. 2, Intieme brieven, is de muzikale tegenhanger van zijn aan haar geschreven epistels. Al is de programmatische invloed hier wellicht wat minder dan bij het eerste kwartet, Toch is er geen twijfel mogelijk over de vurigheid van zijn hartstocht.
Het was een goede gedacht van de jonge Françaises om dit tweetal werken van Janáček te combineren met het vijfde kwartet van Martinů dat in 1938 werd geïnspireerd door Vítezslava Kaprálová, een getalenteerde componiste die vijfentwintig jaar jonger was en die in Parijs les bij hem nam en met wie hij kort daarop een relatie begon die zijn verdere leven lang standhield. Publicatie van het werk hield hij tot zin laatste levensjaar 1959 vol. Maar een wonder is het niet, dat het hier om een van de belangrijkste en beste kamermuziekwerken van deze componist gaat. Eerder maakten onder meer het Emperor kwartet (BIS CD 1389) en het Martinů kwartet (Naxos 8.553784) er heel mooie opnamen van.
Wat beide werken van Janáček betreft, zorgt het Zaïde kwartet als tegenwicht voor de uitgesproken Slavische opvattingen van het Skampa kwartet (Supraphon SU 3486-2), het Smetana- (Testament SBT 1075), Panocha- (Supraphon SU0215-2) en Pražákkwartet (Praga PRD 350005) en de algemener opvatting van Jerusalem- (Harmonia Mundi HMC 90.2178), Emerson- (DG 477.8093), Hagen (DG 427.669-2) en Schönberg kwartet (Chandos CHAN 10405) voor een wat lichtere heldere, open versie die vooral gekenmerkt wordt door enthousiasme en verfijning. Er is voldoende aandacht voor expressieve details en de navolging van het geschrevene. Met briljant resultaat. De hoogbegaafde dames verdienen een kans om ook te worden beluisterd. Zie tevens de Vergelijkende Discografie.