Jolivet: Celloconcerten nr. 1 en 2; Suite en concert; Harpconcert; Trompetconcerten nr. 1 en 2; Ondes Martenot concert; Heptade; Arioso barocco; Fluitconcert; Suite en concert; Chant de Linos; Six incantations; Sérénade avec hautbois principal; Cinq danses rituelles; Fagotconcert; Suite liturgique; Poèmes intimes. Lily Laskine (hrp), Jeanne Loriod (Ondes M.), Colette Herzog (s), André Navarra (vc), Mstislav Rostropovich (vc), Maurice André (tr), Jean-Pierre Rampal (fl), Maurica Allard (fag) e.a. met diverse orkesten. Warner-Erato 2564-61320-2 (4 cd’s, 4u. 58’22”). 1967/9
Jolivet: Symfonie nr. 3; Pianoconcert; Celloconcert nr. 1. Resp. Frans Nationaal orkest o.l.v. André Jolivet, Lucette Descaves met het Omroeporkest Straatsburg o.l.v. Ernest Bour en André Navarra met het Frans Nationaal orkest o.l.v. André Jolivet. Solstice SOCD 81 (70’39”). 1966, 1968
Jolivet: Trompetconcert; Concertino voor trompet, piano en strijkorkest. Jouko Harjanne met het Fins omroeporkest o.l.v. Jukka-Pekka Saraste. Finlandia 0927-4395-2 (68’15”). 2002
Concerten nemen een omvangrijke plaats in binnen het grote oeuvre van Jolivet (1905-1974). Ze ontstonden in verschillende periodes van zijn leven en onder sterk verschillende omstandigheden. Sommige waren gedacht als testmateriaal, andere bedoeld voor specifieke solisten.
Opvallend is dat het concert voor ondes Martenot (1947) tot de eerste behoorde. Andere componisten hadden het elektronische instrument eerder gebruikt (denk aan Messiaen met zijn sextet La fête des belles eaux, Koechlins Le buisson ardent, en Zeven sterren symfonie, maar ook aan Honeggers Jeanne d’Arc au bûcher, maar Jolivet gebruikte het voor een voldragen concert.
Het Fluitconcert (1949), Trompetconcer(ino) nr. 1 (1948), Harpconcert (1952), Trompetconcert nr. 2 (1954), de Suite en concert (1966) voor fluit en slagwerk (= Fluitconcert nr. 2) zijn naar verhouding beter bekend. Gemeen hebben ze dat ze uitstekend zijn geschreven voor het solo instrument en getuigen van een grote originaliteit.
Vrij apart staan de korte Arioso barocco (1968) voor trompet en orgel en Heptade (1971) voor trompet en slagwerk. Maar ook het minder bekende fagotconcert (1954) maakt een welkome indruk. De cello was het eigen instrument van de componist en dus bezitten de beide celloconcerten een bijzonder karakter. Het eerste is uit 1962, het tweede werd in 1966 voor Rostropvitch geschreven.
In de Cinque danses (1939) worden we aan de Sacre herinnerd, de Suite liturgique (1942) is voor vrouwenstem en instrumenten net als de voor zijn vrouw bedoelde Poèmes intimes (1937); de Pastorales de Noël (1943) zijn voor fluit, fagot en harp, Epithalame (1953) is een koorwerk, de Sérénade is voor blaaskwintet en het bekende Chant de Linos (1944) voor fluit en piano. De derde symfonie ontstond in 1964.
Gelukkig kan worden gezegd dat al deze werken heel mooi worden uitgevoerd door musici die lang en intiem vertrouwd waren met deze muziek. De opnamen klinken als regel ook nog heel behoorlijk.
Het ‘dikke’ album biedt een heel representatief beeld van een dwarsdoorsnee uit Jolivets orkestwerken en kamermuziek; de losse cd’ zijn aardige selecties daaruit.