Jacquet de la Guerre: Klavecimbelsuites 1687 nr. 1 in d, 2 in g, 3 in a, 4 in F, 1707 nr. 1 in d, 2 in G. Elizabeth Farr. Naxos 8.557654/5 (2 cd’s, 2u. 22’50”). 2004
Jacquet de la Guerre: Klavecimbelsuites 1687 nr. 1 in d. 3 in a en 4 in F; La Flamande et double. Marie van Rhijn. Évidence EVCD 047 (65’49”). 2017
Zoals we sinds een jaar of tien dankzij een groeiend aantal cd’s weten, was Elisabeth Jacquet (ca. 1654-1729), die in 1684 op 18-jarige leeftijd met de organist Marin de la Guerre trouwde, een markante dame. Ze werd in een muzikale familie in Parijs geboren en trok met haar klavecimbelspel al op zeer jeugdige leeftijd de aandacht van Lodewijk XIV die haar onder de hoede bracht van zijn favoriet, Mme. De Montespan.
Ze was een gevierde zangeres, virtuoze klaveciniste en componist van tenminste één opera, de ‘Tragédie en musique’ Cephale et Procris opgenomen met Raphaëlle Kennedy en Achim Schulz (ORF CD 3033) 2005, elders op de site besproken, de ‘Cantates Françaises’ over Oud-testamentische figuren als Esther, Jacob et Rachel, Suzanne, Judith en Jephte met Isabelle Poulenard (Arion ARN 68555) uit 1985, diverse vocale en instrumentale werken met sopraan Isabelle Poulenard, Claire Giardelli (vc) en Georges Guillard (kl) (Arion CD 258012), Vioolsonates door Ensemble Variations (Accord 205.782) en Blokfluitsonates door Camerata Moderna (MDG MDG 605-0897-2).
Haar eerste bundel met Pièces de clavecin werd in 1687 gepubliceerd, tien paar jaar na die van Nicolas Antoine Lebègue welke zijn opgenomen door Bibiane Lapointe (Pierre Verany PV 796101), een tweede volgde in 1707. Alles opgedragen aan Lodewijk bij wie ze kennelijk in een goed blaadje stond.
Dat veel van haar werk bewaard is gebleven, hebben we te danken aan de verzamelwoede van Sébastien de Brossard.
Elizabeth Farr speelt een uitgebreider programma met in totaal 52 deeltjes, Marie van Rhijn maakte een veel beperktere keuze, maar beiden doen ze hun voorstel van lang geleden alle eer aan in hun expressieve harmonie. Ook abstracte delen, zoals de Tocada waarmee de Suite in F begint en een paar Chaconnes maken ze de juiste indruk. Beide opnamen maken duidelijk waarom deze dame zo veel lof kreeg van haar manlijke collega ’s.
Curieus is nog dat de componiste twintig jaar later, na een stel treurige sterfgevallen in haar familie, nog twee suites verschenen ‘die ook op de viool kunnen worden gespeeld’.