CD Recensies

JANÁČEK: SARKÁ

Janáček: Šárka. Eva Urbanová (s., Šárka), Peter Straka (t., Ctirad), Ivan Kusjner (b., Premysl) en Jaroslav Brezina (t., Lumír) met het Praags filharmonisch koor en het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. Supraphon SU 3485-2 (64’04”). 2000

Fibich: Šárka op. 51. Eva Dĕpoltová (s., Šárka), Vilém Přibyl (t., Ctirad), Václav Zítek (b., Premysl), Eva Randová (ms., Vlasta) e.a. met het Brno Janáček operakoor en het Brno staats filharmonisch orkest o.l.v. Jan Štych. Supraphom SU 0036-2 (2 cd’s, 2u., 10’56”). 1978

In 1887 begon Janáček aan zijn eerste opera, Šárka, maar het werk bleef onvoltooid want de auteur van het desbetreffende oorspronkelijke toneelstuk Julius Zeyer, weigerde om toestemming te geven voor het gebruik van zijn tekst omdat hij liever had herzien dat Dvorak die gebruikte. In 1916 vond de componist de partituur terug, vond die belangrijk genoeg, bracht nog wat wijzigingen aan en het kwam tot een eerste opvoering in Brno in 1925.

Maar het werk had geen gunstig onthaal. Zdenĕk Fibich (1850 - 1900) had in 1897, dus net even eerder, al een opera Šárka op het toneel gebracht die hoger stond aangeschreven en mogelijk toegankelijker werd gevonden.

De handeling is ontleend aan de Tsjechische mythologie en gaat over een plechtigheid die is georganiseerd door Vyirad en prins Pfemysl om de onlangs gestorven prinses Libuse (bekend uit de aan haar gewijde opera van Smetana) te herdenken. Maar de ceremonie wordt verstoord door de halsstarrige Šárka en haar aanhangsters. Šárka eist het eerherstel van de vrouwen en wanneer dat wordt geweigerd, verklaart zij de oorlog. Ze bedenkt een list en doet een beroep op het eergevoel van Ctirad. Die trapt daar in en bevrijdt Šárka. Ze bekent haar opzet, maar Ctirad wordt evengoed gevangengenomen. Vervolgens loopt Šárka over naar Prensyls kant en voert diens missie aan voor een reddingsoperatie. Er volgt een strijd met de vrouwen die Ctirad dood willen martelen, maar ze worden in de pan gehakt en Ctirad wordt gered. Gekweld door berouw over haar daden stort Šárka zich tot slot van de klippen. Ook een soort Liebestod.

De muziek die Janáček hiervoor schreef is nog niet zo kenmerkend als in zijn latere werken. Hier staat hij nog dicht bij Dvorak en Smetana. Eva Urbanová is een boeiende Šárka die in haar voordracht goed onderscheid weert te maken tussen de stoere aanvoerdster en de liefhebbende vrouw, alleen klinkt niet alles even ‘schoon’. Peter Straka is als een Wagnertenor een Ctirad met wat weinig nuancen, maar hij zingt fraai, Een goed voorbeeld daarvan in de aria ‘Posvátné ticho’. De kleinere rollen van Premsyl en Lumír zijn in goede handen bij Ivan Kusjner en Jaroslav Brezina. Het heel mooi zingende koor heeft een groot aandeel in het welslagen van deze uitvoering en verder zorgt Janáček expert Mackerras voor een ideale begeleiding.

Drie jaar voor zijn dood voltooide Zdenék Fibich (1850 - 1900) zijn Šárka in Wagneriaanse traditie met Tristan und Isolde als lichtend voorbeeld. Vooral in het duet tussen Šárka en Ctirad, de ridder op wie ze tegen wil en dank verliefd wordt. Fibichs opera heeft een zwakke kant: het melodisch materiaal is niet sterk. Maar dat neemt niet weg dat zijn opera zeker het aanhoren waard is.

Eva Dĕpoltová als Šárka en Vilém Přibyl Ctirad zingen sterke rollen met hun karakteristieke Slavische stemmen en met de rest van de zangers met de briljante Eva Randová als een stoere Vlata voorop, vormen zijn een sterk team. Ook koor en orkest onderscheiden zich positief.