CD Recensies

JANÁCEK: KAT'A KABANOVÁ

Janácek: Kat’a Kabanová. Elisabeth Söderström (s), Petr Dvorsky (t) Naděžda Kniplová (a), Vladimír Krejčik (t), Libuše Márová (ms), Dalibor Jedkička (bs) e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Charles Mackerras. Decca  421.852-2, 475.687-2 (2 c.q. 9 cd’s, 2u 19’52”). 1976/8

 

Kat’a Kabanová is het verhaal van overspel in een tirannieke familiesfeer, werd geschreven in 1919/21 en is gebaseerd op Ostrrovsky’s toneelstuk De storm als een van de werken die de componist op Russische literatuur baseerde.

Zijn liefde voor Kamila Stösslová is cruciaal voor het psychologische portret van Kat’a, wier liefde voor een andere man kan worden beschouwd als Janáceks wensdroom.

De handeling is compact en dramatisch: Kat’a voelt zich aarzelend aangetrokken tot Boris met wie ze een affaire heeft in afwezigheid van haar echtgenoot. Ze biecht de relatie op aan haar schoonmoeder (een krachtige dame) en wordt gedwongen om zelfmoord in de Wolga te plegen.

Dit is mogelijk Janáceks best geconstrueerde opera en hij bevat bijzondere liefdesmuziek.. Ook het begin is pakkend: een duister orkest voorspel waarin de melodische lijnen in zichzelf draaien totdat ze uitmonden in een glorieuze melodie die door de hele opera heen is geassocieerd met Kat’a. Daarna barst het slagwerk los dat omineus terugkeert op beslissende momenten in het verdere verloop.

Nadat Mackerras het werk in Praag voor Supraphon had opgenomen (SU 3291-2), keerde hij er in 1976 mee naar Wenen terug om de claustrofobische sfeer van het werk te herscheppen. Söderström is in de titelrol een meer passieve tragische figuur dan Beňačková in de eerdere opname. De Zweedse zingt intelligent en geloofwaardig; ze wordt omringd door een homogene, uitstekende bezetting en Mackerras houdt de spanning erin. Zo ontstond een mijlpaal van dit muziekpsychologische drama.