Janáček: De zaak Makropoulos; Dansen uit Lach. Elisabeth Söderström (s), Peter Dvorsky (t) Vladimir Krejsik (t), Vacláv Zitek (b) e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Charles Mackerras. Decca 430.372-2, 478.1711 (2 cd’s, 1u. 37’39”). 1978
Na de erotische passie uit Kát’a en de frisse vitaliteit van Het sluwe vosje voltooide de componist zijn trilogie over de verschillende aspecten van de vrouw met de schepping van de bekoorlijke, maar koele Emilia Marty, de protagoniste uit de opera De zaak Makropoulos (1925). Deze opera is gebaseerd op een zwarte komedie van Karel Čapek over een vrouw die dankzij een alchemistische wonderdrank driehonderd jaar leefde.
Ze intervenieert op griezelige wijze in een langlopend rechtsproces over het bezit van eigendommen omdat ze de maîtresse van een van de beklaagden was en naarmate de afwikkeling ingewikkelder wordt, oefent ze een krachtige fascinatie uit op de mensen die nu moeten oordelen.
Natuurlijk is dit portret van een vrouw die ongevoelig is voor de verlangens van de mensen om haar heen meteen ook een portret van ’s componisten geliefde Kamila.
Omdat het in het libretto nogal aan dramatische opwinding ontbreekt, moet deze opera het vooral hebben van de muziek die de handeling voortstuwt met behulp van een subtiele ontwikkeling van een mozaïek aan motieven en gedachten. Zo ontstond een krachtig werk, dat zich echter traag in een organisch proces ontwikkelt.
Het succes van iedere opname van deze opera hangt in hoge mate af van de bezetting van de centrale rol van Emilia; Het lukt Elisabeth Söderström erg goed om het kwetsbare karakter onder een kil voorkomen te tonen. Het gaat bovendien om een meesterlijk dirigaat van Mackerras die bovendien de Dansen uit Lach, een vroeg werk, laat horen. Ook de opname geeft al wat wenselijk is.