Alisa Weilerstein: Solo. Kodály: Sonate voor solocello inn b op. 8; Golijov: Omaramor; Cassadó: Suite voor solocello; Sheng: Seven tunes I heard in China. Decca 478.5296 (78’11”). 2013
Dat Alisa Weilerstein na wat opnamen met orkest en een kamermuziek cd ook eens een echt solistisch programma wilde maken, is begrijpelijk. Daarvoor koos ze naar eigen zeggen een viertal werken met een sterke meditatieve, een folkloristisch getint en een fantasierijk stuk uit.
Aan wie ze daarbij interpretatief het sterkst herinnert is aan Jacqueline du Pré. Misschien is het maar goed dat ze op een erg mooi warm klinkende Engelse cello en niet op de krachtiger Stradivarius van du Pré speelt om de gevoelens niet uit de hand te laten lopen. Zo klinkt de sfeer van droefenis wel vol elegische passie, maar blijft deze hoe spontaan ook toch mooie beheerst. Haar grote virtuositeit komt hier meteen ook goed naar voren.
Dan maken we inhoudelijk een grote sprong naar de liederen van de Argentijnse tango zanger Carlos Gardel in Osvaldo Golijovs Omaramor uit 1991. Een solocello die de menselijke stem zo dicht heet te benaderen, past wonderwel bij ‘Mijn geliefde Buenos Aires’.
Van de Latijnse wereld uit Argentinië naar de Catalaanse van cellist Gaspar Cassadó is slechts een kleine stap. Dat blijkt uit het feit dat ze een dansvorm als de sardana en de jota goed aanvoelt.
Tot slot is het interessant iets uit de folkloristische Chinese hoek van Bright Sheng te horen. Yo-Yo Ma had ze ook al eens opgenomen (Sony SK 61739), maar met wat vrouwelijke charme erbij komen de stukjes haast nog beter uit de verf.
Al met al is dit een fijne staalkaart van heel verschillend cellomoois op het hoogste niveau uitgevoerd.