Viola Wilmsen: Oboe & piano. Slavicky: Suite voor hobo en piano; Janáček: ‘Salve regina’ uit Jenůfa (bew.); Gál: Hobosonate op. 85; Martinů: ‘De verlaten minnaar’, ‘De ongelukkige minnaar’ (bew.) uit Nieuwe miniaturen H. 288 (bew.); ‘Dus zeg me’ (bew.) uit Nieuwe Slowaakse liederen H. 126; ‘Religieus lied’ uit Mélodies pour une amie de mon pays; Haas: Suite voor hobo en piano op. 17. Met Kimiko Imani. AVI 8553386 (74’49”). 2016
In een vorig leven zelf net als hoboïst actief, is het niet moeilijk de opvatting van de Duitse hoboïste Viola Wilmsen met haar ervaring in zowel het orkest van de Deutsche Oper als van het Duitse symfonie orkest in Berlijn te delen dat van de hobo vaak lange, lyrische frasen, broze melodieën van niet zelden melancholieke aard worden verwacht. Pas in de twintigste eeuw werd daar dikwijls een assertiever, in ieder geval feller, soms zelfs dreigender karakter aan toegevoegd. De hobo kreeg daardoor een breder klankkarakter met meer kleuren op het palet met behoud van de zangerige stemkwaliteit. De wijze van fraseren en articuleren werd uitgebreid.
Mooi wordt dat aangetoond is het drietal werken dat oorspronkelijk voor hobo en piano is geschreven. De meeste van de hier opgevoerde componisten, zelfs Hans Gál zijn min of meer bekend, maar met Klement Slavicky (1910-1999) zal dit voor de meesten een eerste kennismaking zijn.
In het bewerkte operafragment van Janáček horen we een Moravische achtergrond uit de volksliedsfeer. De Suite van Pavel Haas was oorspronkelijk ook als vocaal werk gedacht, maar doet het met een fijn de melodieën volgende hobolijn ook erg goed.Waar sprake is van bewerkingen, zijn deze van Viola Wilmsen zelf. Een toegewijde begeleidster vond ze in de gelijkgestemde Kimiko Imani. Fijn dat ze met al het materiaal op deze goed klinkende cd het kamermuziekrepertoire voor haar instrument zo kundig uitbreidt. Een inspiratiebron voor hoboïsten elders.