Tamsin Waley-Cohen: Soli. Bartók: Solovioolsonate Sz. 117, BB. 124; Benjamin: Miniatures nr. 1-3; Penderecki: Cadenza; Carter: Lauds nr. 1-4; Kurtág: Signs, games and messages nr. 1-6. Signum SIGCD 416 (76’33”). 2014
Om dat programma met ruim drie kwartier muziek voor soloviool die tussen 1944 en 2005 ontstond in één keer te beluisteren, vergt grote concentratie van de luisteraar. Misschien is het verstandig om even een pauze tussen de werken in te lassen.
Ook de destijds nog vrij jonge Britse violiste Tamsin Waley-Cohen zal het hele programma wel niet in een half dagdeel hebben opgenomen.
Zij is de enige die de drie Miniaturen uit 2001 van George Benjamin (1960) opnam; de Cadenza uit 1984 van Krzystof Penderecki kende ik in de versie voor altviool waarvoor deze was bedoeld van Dana Zemtsov (Channel Classics CCS SA 35714). De enige andere violist die de 4 Lauds van Elliot Carter opnam, is Thomas Zehetmair (ECM 472.787-2, een dubbel cd).
Het totaal van de Signs, games and messages (Játékok) uit de periode 1989-2004 voor soloviool van György Kurtág bedraagt 29.
Ze zijn compleet uitgevoerd door het Orlando trio (ECM 461.8330-2), Tamsin Waley-Cohen koos daaruit alleen ‘In nomine - all’ongharese’, ‘Hommage à John Cage’, ‘In memoriam Blum Tamás’, ‘Féerie d’automne’ en ‘Hommage à J.S.B.’ Daarmee lijkt ze de enige die de vorm voor soloviool koos.
Los van het feit of we hier te maken hebben met een paar mogelijke cd premières, verdient de violiste alle waardering voor haar krachtige en markante, maar in het geval van Benjamins ‘Lauer Lied’ ook tere vertolkingen die vanaf de eerste maat van Bartóks Solosonate zijn vervuld van passie en verbeelding bij een steeds zuivere toon. Het is een mooi overzicht van wat er aan mooie eigentijdse werken voor de viool alleen is geschreven.