WEILERSTEIN, ALISA: SOLO

Weilerstein, Alisa: Solo. Kodály: Sonate voor solocello in b op. 8; Golijov: Omaramor; Cassadó: Suite voor solocello; Sheng: Seven tunes heard in China. Decca 478.5296 (78’02”). 2013

 

Grappig zoals de laatste tijd een ware explosie ontstond van meest korte werken voor solocello. David Geringas (Es-Dur ES 2036) kwam met  Fancy on a Bach air van Corigliano, zijn eigen Sandigloria, de derde Prélude van Goebaidoelina, Nachdenklich van Krenek, Interludium van Šenderovas, Schatz-Insel van Suslin, El cant des ocells van Casals en Gramata cellam van Vasks.

Mayke Rademakers (Quintone Q 14004) vulde haar opname van de zes Bachsuites aan met Message-consolation van Kurtág, Per Slava van Penderecki, Tema Sacher van Britten en Klingende Buchstaben van Schnittke.

Eerder al kwamen Maria Kliegel (Naxos 8.554039) met een geheel Kodály programma en Yo-Yo Ma (Sony SK 61739) met Appalachia waltz van O’Connor, de Suite van Tcherepnin en The cellist of Sarajevo van Wilde.

En nu dan Alisa Weilerstein met een substantiëler en ambitieuzer soloprogramma. Het is logisch om de solosonate van Kodály uit 1915 als hoofdschotel te beschouwen. De in velerlei opzicht grote uitdagingen gaat de celliste energiek te lijf: harmonischen, glissandi, sul ponticello, felle arpeggio’s – alle worden knap toegepast en afgewikkeld, gelukkig ook met een mooi ronde toon. In het adagio herkennen we wat  harmonische overeenkomsten met Liszt en de folkloristische éénmans (vrouws) ensembletour van de finale komt niets aan panache tekort.

Dat de overige werken bij een gelijksoortige aanpak met nu ook scheuten poëzie wel varen, hoeft nauwelijks betoog. De suite van Gaspar Cassado met een licht Spaanse inslag kenden we uit een soloprogramma van Kliegel (Naxos 8.550785) en uit het pseudo Chinese werk uit de hierboven aangehaalde opname van Ma. Weilerstein doet in geen enkel opzicht onder voor hen. Eerder in tegendeel.