Componisten portretten

GERHARD

 

GERHARD, ROBERTO (1896 – 1970): SPAANSE PERSOONLIJKHEID

 

 

 

Roberto Gerhard was een van de belangrijkste en meest persoonlijke Spaanse componisten uit de vorige eeuw onder meer omdat hij de lessen van de atonaliteit wel in zich opnam, maar daaruit een heel eigen stijl ontwikkelde waarin altijd nog Catalaanse invloeden aanwijsbaar zijn. Zijn muziek is in wezen steeds lumineus helder en onthult een levendig bewustzijn van de intense, fysieke invloed van de instrumentale klanken en klankkleuren en zelfs in zijn abstractste en experimenteelste stukken zijn Catalaanse melodiefragmenten en ritmen herkenbaar, juist wanneer men die het minste verwacht.

 

Gerhard werd in Valls in een kosmopolitische familie geboren en  studeerde in Barcelona bij Granados en Pedrell (de beroemde pionier op volksmuziekgebied daar) en tussen 1923 en 1928 in Wenen en Berlijn bij Schönberg, waarna hij naar Barcelona terugkeerde om daar actief aan het muziekleven deel te nemen. Hij componeerde in die tijd echter betrekkelijk weinig. Opvallend zijn wel het sterk door Schönberg beïnvloede blaaskwintet uit 1928, de cantate  L’alta naixença del rei en jaume uit 1932 en het ballet Ariel uit 1934.

 

Als aanhanger van de republikeinen tijdens de Spaanse burgeroorlog werd hij na de overwinning van de fascisten in 1939 gedwongen uit te wijken, in zijn geval naar Engeland. Eenmaal in Engeland werd hij veel productiever en ging hij nadrukkelijker in Spaanse stijl schrijven. Werken als de Sis cançons populars Catalanes (1929)  en Cancionero del Pedrell (1941) zijn meer dan treffende arrangementen van Spaanse volksliedjes en L’alta naixença del rei en jaume (reeds uit 1932) zijn duidelijke blijken van Catalaans nationalisme. Hij produceerde ook drie nieuwe balletten: Don Quichotte (1941), Alegrias (1942) en Pandora (1944). Verder een opera, The duenna naar Sheridan (1947), de ongenummerde symfonie Homenaje a Pedrell (1941), een vioolconcert (1943) en de nodige liederen, waarin hij enerzijds terugblikt op de vroege atonale werken en anderzijds vooruitkijkt naar de dynamische, fel gekleurde seriële composities uit zijn laatste twintigtal jaren.

 

In de jaren vijftig vorige eeuw hield Gerhard zich ook bezig met elektronische muziek op de band, vooral als gevolg van zijn activiteiten in het theater en bij de omroep; hij werkte enige tijd nauw samen met de Radiophonic Workshop van de BBC. Resten van die activiteiten zijn te horen in zijn derde symfonie. De experimenten met elektronische klanken hadden ook invloed op zijn instrumentale composities

 

De invloed van Schönberg bleef steeds groot en de 12-toons methode werd driftig gehanteerd, maar werd geleidelijk wat getemperd door een minder strikte toepassing van de atonaliteit; het ging daarbij niet meer zozeer om de thema’s, maar om de kleur.

 

Deze laatste ontwikkeling verliep snel; van het eerste nog in Schönbergs stijl geschreven eerste strijkkwartet uit 1955 tot het in athematische blokvorm gegoten en met effecten gevulde tweede strijkkwartet uit 1962. Eenzelfde ontwikkeling kan worden waargenomen in de cyclus van vier symfonieën uit respectievelijk 1953, 1959, 1960 en 1967 en het Concert voor orkest (1965). Werken die in de richting lijken te gaan van Varèses geluidsdrama. De derde symfonie heeft als ondertitel Collages en in het werk wordt gebruik gemaakt van een bandopname.

 

Tot de andere late werken behoren elektronische muziek, de nodige toneelmuzieken en werken voor ensemble, zoals het Nonet (voor fluit, hobo,  klarinet, fagot, hoorn, trompet, trombone, tuba en accordeon) uit 1957 Concert voor 8 (fluit, klarinet, contrabas, accordeon en gitaar) uit 1962, Hymnodie uit 1963, Gemini (viool, piano) uit 1966 Libra (fluit, piccolo, viool, gitaar, slagwerk en piano) uit 1968, Leo voor kamerensemble uit 1969.

 

Zijn oeuvre is in alle belangrijke genres vertegenwoordigd: symfonieën, concerten, balletten, kamermuziek, instrumentale werken, liederen en opera’s. Tot regelmatige uitvoeringen kwam het echter minder, maar Gerhard had erg veel aan de BBC te danken want door de radio werden dankzij de inzet van William Glock veel van Gerhards werken uitgezonden en meteen ook opgenomen.

 

Bij die orkestwerken behoren de vier symfonieën, het Concert voor orkest en Epithalamion tot de beste, meest representatieve werken. In deze werken bereikt Gerhards orkestratie een nieuw, heel hoog peil qua brille als een reeks imponerende caleidoscopische klanken. Het is muziek die zijn samenhang vooral ontleent aan een uitgekiend evenwicht tussen substantie, structuur, kleur en ritme en niet zozeer door bindende thematiek.

 

Gerhard beschreef ooit hoe hij tot het schrijven van zijn derde symfonie werd geïnspireerd toen hij op 10km hoogte op een vlucht terug naar Engeland een zonsopgang waarnam die was als ‘een stoot op tienduizend trompetten’. Epithalamion is een showstuk voor groot orkest met een belangrijke rol voor het slagwerk. Hier is de stemming echter somber. Vreemd eigenlijk want de titel is afgeleid van een trouwode van Edmund Spenser. Het grote ensemble wordt slechts af en toe met het volle gewicht ingezet. Vooral de lange, trage dialoog tussen de solofluit en de strijkers tegen de achtergrond van eveneens langzame, haast hypnotiserende paukenslagen is een van de mooiste passages uit Gerhards werk.

 

Het eerste van Gerhards twee strijkkwartetten (uit de periode 1950-1955) demonstreert zijn heel eigen toepassingswijze van de twaalftoonstechniek, terwijl in het tweede (uit 1960/62) een hele reeks merkwaardige, slagwerkachtige geluiden wordt geïntroduceerd, vooruitlopend op latere experimenten met diverse instrumentcombinaties, inclusief slagwerk om nieuwe klankwerelden te scheppen.

 

Ongetwijfeld de beste kamermuziekwerken zijn de composities die de namen van sterrenbeelden meekregen en dus astrologische titels dragen. Ze ontstonden alle gedurende zijn tien laatste levensjaren en waren in opzet bedoeld om alle tekens van de dierenriem de revue te laten passeren, maar de componist stierf voordat hij daarmee klaar was.

 

Gemini uit 1966 is een verrassend overzicht van onorthodoxe geluidseffecten die worden ontlokt aan de conventionele combinatie van viool en piano. Libra uit 1968 is duidelijk een zelfportret voor zes musici waarin het Spaanse aroma duidelijk herkenbaar is door de inbreng van een gitaar met zijn afwisseling van luide flamencoritmen en klaaglijke melodiefragmenten. Het werk eindigt met een pakkende quasi modale melodie van de klarinet met een begeleiding van geheimzinnige glissandi van slagwerk, gitaar en viool. Wat anders ‘georkestreerd’ komt die passage nog eens voor in Leo (het sterrenteken van zijn vrouw) uit 1969 en tevens zijn laatste werk.

 

Het pianotrio uit 1918, dat Gerhard op 22-jarige leeftijd schreef, is daarentegen zijn vroegste werk en het is interessant te horen welk een grote koof beide werken scheidt. Het trio is warmbloedig en sensueel van aard en verraadt invloeden van Ravel.

 

 

 

Selectieve discografie

 

Symfonie no. 2; Concert voor orkest. BBC Symfonie orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9694. 1997

 

Symfonie no. 3 Collages; Pianoconcert; Epithalamion. Geoffrey Tozer met het BBC symfonie orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9556. 1997

 

Symfonie no. 4 New York; Pandora suite. BBC Symfonie orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9651. 1997

 

Libra; Gemini; Leo; 3 Impromptu’s; Concert voor 8. Nieuw ensemble o.l.v. Ed Spanjaard. Largo 4134. 1996

 

Pianotrio; Cellosonate; Chaconne; Gemini. Cantamen. Metier MSVCD 92012. 1995