Componisten portretten

GERSHWIN

 

GERSHWIN, GEORGE (1898 – 1937): AMERIKAANSE MUZIKALE BRUGGENBOUWER

 

 

 

Op 9 juli 1937 stuurde het Amerikaanse Ministerie van verdediging per radio-oproep twee torpedojagers van de marine op zoektocht. De oorlogsschepen moesten een privé-jacht opbrengen en een man van boord halen: de wereldberoemde hersenchirurg Walter Dandy, die voor de kust van Virginia spelevoer.

 

De medicus, wiens jacht geen radio aan boord had, werd zo snel mogelijk naar het ziekbed van de ten dode opgeschreven componist George Gershwin gebracht. Maar de militaire operatie was vergeefs. De prominentste musicus van Amerika stierf een paar uur later. Hij werd 38 jaar oud.

 

Diezelfde man gold in zijn tijd als de best verdienende componist ter wereld. Niet alleen muzikaal stond hij te boek als grote uitzondering. De vader van de klassieke negeropera Porgy and Bess gaf ook in andere opzichten blijk van een buitengewone smaak: dure sigaren, zijden kamerjassen en de actrice Paulette Goddard, de huwelijks- en filmpartner van Charlie Chaplin.

 

Het korte leven van George Gershwin, die in 1898 als George Gershovitz in de slums van Brooklyn werd geboren, zou model kunnen staan voor de beschrijving van een typisch Amerikaanse prentenboekcarrière. De arme ouders konden de muzikale neigin­gen van hun getalenteerde zoon niet bekostigen. Hij moest al zijn theoretische kennis over de muziek op straat bij zijn vriendjes, wier ouders zich een pianoleraar konden veroorloven, op­doen. Op zijn vijftiende moest hij geld gaan verdienen. Voor een hono­rarium van vijf dollar per week werd hij een soort kroegpianist. Korte tijd later krijgt hij een baantje als "plugger" op het bureau van de muziekuitgeverij Remick, waar hij de potentiële klanten voort­du­rend de nieuw­ste hits moet voor­spe­len. Daar begint hij ook zijn eigen composities voor te spelen.

 

Nog weer korte tijd later zijn de armzalige gelegenheidsbaantjes voorbij, want de songs van Gershwin hebben succes. La, la, Lucille, een van de eerste revues met muziek van Gershwin brengt het alleen al in New York tot meer dan honderd voorstellingen. In januari 1924 leest George Gershwin verbluft in de krant, dat zijn vriend Paul Whiteman, de leider van het destijds beroemde jazz-symfonie orkest, voor 12 februari een concert heeft aangekondigd met als hoogtepunt een orkestwerk van Gershwin. Hij belt White­man op om over het blijkbare misverstand te praten, want hij had nog helemaal geen werk op stapel staan. Maar Whiteman antwoordde tot zijn verbazing: "Als je onmiddel­lijk aan de slag gaat, moet het nog lukken!"

 

Het lukt inderdaad en de Rhapsody in blue wordt overal een groot succes. Alleen met dat werk verdient de componist een kwart miljoen dollar. Maar hij bereikte nog wat: de jazz had zijn intrede in de concertzaal gedaan.

 

Ondanks zijn successen bleef Gershwin zich onzeker voelen. Om zijn muzikale opleiding te voltooien, wil hij liefst in de leer gaan bij een grootheid uit de serieuze Europese muziekwereld. De anekdote gaat, dat hij telegrafisch aan Stravinsky vroeg, of die hem les wilde geven. Stravinsky telegrafeerde een tegenvraag: hoeveel Gershwin ongeveer verdiende. Gershwin meldde hem het bewuste bedrag, waarna Stravinsky antwoordde: "Dan wil ik liever van u les hebben!" Hoe dat ook zij, Gershwin ging wel even in Parijs bij Nadia Boulanger in de leer.

 

In de zomer van 1934 ruilde Gershwin blijkbaar zonder duidelijke redenen zijn elegant ingerichte appartement met een  bureau, een glazen bar en een sportruimte in New York voor een primitieve houten hut in de buurt van Charleston. Alleen een oude piano vergezelt hem. De reden: daar speelt het verhaal van de invalide Porgy en de door hem aanbeden Bess. De componist wil absoluut worden geïnspireerd door de atmosfeer van de plaats van handeling. Hij bestudeert de levensgewoontes van de kleurlingen in de slums van de zuidelijke staten en slaagt erin om het begin van de opera in de broeie­rige, tropische zomerhitte te schrijven. Na twintig maanden is de omvangrijke partituur gereed: 700 pagina's, goed voor vier en een half uur muziek.

 

Ondanks de in de door rassenhaat geteisterde Verenigde Staten explosieve thematiek - met zwarten als hoofdpersonen - beleeft het werk een reeks van 124  ononderbroken­ op­voe­rin­gen in New York plus een toernee van drie maanden door het hele land en oogst eigenlijk louter lofkritieken.

 

Gershwin sticht een muziekuitgeverij, de "Gershwin Publishing Company" met als voornaamste doel om de muziek van zijn opera uit te buiten en te gelde te maken. Korte tijd later voelt Gershwin zich voor het eerst ziek. Zijn tennisafspraken met de naar Hollywood of all places uitgeweken Arnold Schönberg worden zeldzamer naarmate zijn lichamelijke problemen en zijn depressies talrijker worden. De componist schrijft zichzelf tenslotte een zelfbedacht dieet voor, consulteert een hele staf prominente medici en legt zichzelf een rookverbod op. Vergeefs. De doktoren zijn machteloos en stellen verkeer­de ­di­ag­no­ses. Het zou om nervositeit gaan en een vakantie zou goed doen. Slechts één van hen houdt het op een hersentumor, maar alleen een ruggemerg operatie kan daar­over uitsluitsel geven. Zo'n operatie is erg pijnlijk en Gershwin weigert deze ingreep. Veertien dagen later sterft hij inderdaad aan een hersentumor.

 

Tot zover het mooi romantische verhaal over deze componist. Zijn plaats in de muziek­geschiedenis is altijd nog licht omstreden, gek genoeg niet zozeer in de V.S. als wel in Europa. Die discussie is van meet af aan belast geweest door aanvechtbare, want vooropgezette opvattingen over populaire en klassieke muziek. Maar ook tegen een al te snel ophemelen van Gershwins originaliteit valt best wat in te brengen. In zijn montage van verschillende lagen tussen de Afro-Cubaanse ritmiek en de klassiek Europese vormconstructies vormt die muziek een fraaie, authentieke afspiegeling van een smelt­kroes maatschappij, zoals die in andere vorm 75 jaar later ook in Europa ontstaat.

 

De overdreven nadruk van die juist door zijn overdreven raffinement meervoudig gebro­ken kunstpretentie ontneemt aan de werken van Gershwin het valse aura van ongedo­mesticeerdheid enerzijds en van een technocratisch bepaalde stroomlijn-esthetiek anderzijds. Het eclecticisme daarentegen wordt zo duidelijker aan het licht gebracht.

 

Gedurende de twintiger jaren trachtten serieuze componisten her en der ter wereld om hun eigen muziekidioom met jazz te bevruchten. Constant Lambert en - op indringender manier - Milhaud en Honegger ondernamen succesvolle pogingen. Later kwam Eduard Künneke met een slecht geconcipieerd Concerto grosso voor jazz band en symfonie orkest.

 

Gershwins muziek valt in een andere categorie, want hij was in de eerste plaats een jazzmusicus, hoewel hij harmonie en piano had gestudeerd bij gedegen leraren. De populaire songs, die Gershwin voor musicals en films schreef, hebben een zekere eigen distinctie; ze lijken op spontane manier de clichés te vermijden, die in het algemeen onvermijdelijk zijn bij een song-hit. Maar dat was niet genoeg voor zijn creatieve ambi­tie.

 

Gershwin wilde concertmuziek schrijven en hij kreeg een mooie kans, toen Paul Whi­teman de Rhapsody in blue bij hem bestelde. Die was zo succesvol, dat Gershwin, die zijn collega Ferde Grofé te hulp had moeten roepen om het werk te orkestreren, zelf les in orkestratie ging nemen. De instrumentatie van het Pianoconcert, dat hij korte tijd later schreef, is helderder en feller dan die van Grofé; de uitwerking van de drie delen is ook gepolijster en symfonischer. Het symfonisch gedicht An American in Paris stelde hem verder in staat om zijn symfonische techniek te ontwikkelen en zijn humor te tonen in subjectieve muziek. Deze werken behoren tot zijn beste.

 

De negeropera Porgy and Bess is zijn meest ambitieuze en pakkende werk; het geeft blijk van zijn boeiende inventiviteit. Drama op grote schaal was niet zijn forte en de luisteraar wordt zich gaandeweg bewust van de zwakke verbindingsschakels. Gersh­wins muziek heeft het vooral moeten hebben van gespecialiseerde exponenten als Whiteman, Bernstein, Previn, Maazel en zelfs Toscanini.

 

 

 

 

 

Discografie

 

An American in Paris; Pianoconcert in F; Rhapsody in blue. Andre Previn met het Londens symfonie orkest o.l.v. Andre Previn. EMI 747.161-2.

 

An American in Paris; Catfish Row; Pianoconcert in F; Cuban overture; Variaties over I got rhythm; Lullaby voor strijkorkest; Promenade; Rhapsody in blue; 2e Rap­sodie voor piano en orkest. Jeffrey Siegel met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Vox 1154832 (2 cd's).

 

Rhapsody in blue; Pianoconcert; Song-book. Peter Donahoe met London Sinfonietta c.q. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.991-2.

 

Rhapsody in blue; Pianoconcert; 2e Rapsodie. Howard Shelley met het Philharmonia orkest o.l.v. Yan Pascal Tortelier. Sony 47681.

 

Catfish Row; Grofé: Grand Canyon suite. Cincinnati Pops orkest o.l.v. Erich Kunzel. Telarc CD 80086.

 

Songbook (18 songs). Richard Rodney Bennett. Pickwick PCD 1058.

 

Pianotranscripties: Fantasie over Porgy and Bess; Improvisatie in de vorm van Thema en 3 variaties over Someone to watch over me; 7 Virtuoze études: I got rhythm, Lady be good; Liza; Embraceable you; Somebody loves me; Fascinatin' rhythm; The man I love. Earl Wild. Chesky CD 32.

 

Songs. Kiri te Kanawa met het New Princess theaterorkest o.l.v. John McGlinn. EMI 747.454-2.

 

Girl Crazy. Lorna Luft, David Carroll, Judy Blazer, Frank Gorshin, David Garrison met koor en orkest o.l.v. John Mauceri. Nonesuch 7559-79250-2.

 

Lady be good. Lara Teeter, Ann Morrison, Alexander, Pizzarelli, Blier en Musto met koor en orkest o.l.v. Eric Stern. Nonesuch 7559-79308-2.

 

Let them eat cake; Of thee I sing. Jack Gilford, Larry Kert, Maureen McGovern, Paige O'Hara, David Garrison, koor en St. Luke's orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony 42522 (2 cd's).

 

Pardon my English. Ensemble o.l.v. Eric Stern. Nonesuch 7559-79338-2.

 

Porgy and Bess. Willard White, Cynthia Haymon, Harolyn Blackwell, Cynthia Clarey, Damon Evans, Marietta Simpson, Gregg Baker, het Glyndebourne koor en het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 749.568-2 (3 cd's); Hoogtepunten: 754.325-2.

 

Porgy and Bess. Willard White, Lorna Mitchell, Barbara Hendricks, Florence Quivar e.a. met het Cleveland koor en –orkest o.l.v. Lorin Maazel. Decca 414.559-2 (3 cd’s).

 

Strike up the band. Ensemble o.l.v. John Mauceri. Nonesuch 7559-79273-2 (2 cd's).