GESUALDO, CARLO (1561 – 1613): COMPONIST/MOORDENAAR
Een moord hebben maar weinig componisten op hun geweten. Carlo Gesualdo (1561-1630), de welvarende vorst van Venosa onder de rook van Napels en amateur musicus, echter meende dat hij het aan zijn adellijke afstamming verplicht was om in 1590 de echtbreuk van zijn overspelige eerste vrouw, Maria d’Avalos, bloedig te wreken. “Gewelddadige Middeleeuwen” is de leek geneigd uit te roepen, maar dat kopt niet want die periode was al voorbij. Het sanguinische naturel van Gesualdo spreekt ook uit zijn muziek die qua gedurfde harmonie en haast overdreven chromatiek zijn tijd – de laat zestiende eeuwse toch wel experimentele madrigaalschool - ver vooruit is.
Het leven en de muziek van Gesualdo hebben een hoge mate aan controverse en pikanterie gemeen. De muziek van een man die een crime passionel pleegde en zijn in flagrante delicto di flagrante peccato betrapte vrouw met haar minnaar met hetzelfde zwaard doodde en die tot de grote experimentators van de Westerse muziek behoort, bezit een merkwaardige allure. Die muziek behoort tot de merkwaardigste ooit. Zelfs in de context van een periode waarin de componisten voortdurend experimenteerden met manieren om de teksten die ze op muziek zetten te verlevendigen, verbluft zijn muziek door zijn haast bizarre en neurotische gevoeligheid. Met name zijn latere madrigalen zijn fascinerend, maar ook niet altijd makkelijk om naar te luisteren.
Toen zijn oudere broer overleed werd Carlo Gesualdo de prins van Venosa en werd het nodig dat hij trouwde om voor nageslacht te zorgen. De keuze van zijn bruid viel op zijn nichtje Maria d’Avalos die al tweemaal weduwe was geworden. Voor het huwelijk moest toestemming aan de paus worden gevraagd. Toen die was verleend, trouwde het stel in 1586. Vier jaar later ontdekte Gesualdo dat zijn vrouw een affaire had met Fabrizio Carafa, de graaf van Andria. Op een avond, nadat hij het slot had verlaten met als voorwendsel op jacht te gaan, keerde hij onverwacht terug en vond de gelieven samen in bed, waarna hij hen vermoordde. Naar het verhaal reeg hij hen aan hetzelfde zwaard. Niet alleen Napels, maar heel Italië reageerde geschokt. Cortese, Marino en Torquato Tasso wijdden er later dichtregels aan.
Gesualdo ontkwam aan straf, maar de ingrijpende gebeurtenis overschaduwde wel de rest van zijn leven. Hoewel hij opnieuw trouwde, schijnt hij een verward en melancholiek iemand te zijn geworden. Hij nam niet meer deel aan het sociale leven en trok zich terug in zijn slot in Zuid Italië. In zijn late jaren schijnt hij zich regelmatig te hebben laten geselen, had hij hallucinaties, vlagen van waanzin en moet hij hebben geleden aan wroeging en zondebesef.
Het was niet ongebruikelijk voor leden van de aristocratie om zich muzikaal te engageren, maar de vastberaden manier waarop Gesualdo die zelf luitenist was daaraan deel had, is wel uitzonderlijk. In 1593 bracht zijn tweede huwelijk met Eleonora d’Este (die later van hem trachtte te scheiden wegens zijn agressieve gedrag jegens haar) hem kortstondig van 1594-1596 in contact met het hertogelijk hof in Ferrara. Destijds was dat een levendig artistiek centrum met een krachtige muzikale traditie. Daar ontmoette hij Luzzasco Luzzaschi, een bekwaam madrigalist uit een reeks in Ferrara actieve componisten die naar meer expressie zochten in hun madrigalen.
Een beproefde manier om die grotere intensiteit te bereiken was door gebruik te maken van chromatiek. Met andere woorden: componisten gingen het interval van de halve toon gebruiken met als resultaat dat de voortgang van de muziek minder voorspelbaar werd en dat regelmatig ‘merkwaardige’ harmonieën ontstonden. Dat was precies de katalysator die Gesualdo nodig had. Voordat hij contact had met Ferrara was zijn werk interessant, maar betrekkelijk conventioneel, na Ferrara werd het steeds origineler en bij vlagen extremer.
Controversen
Inhoudelijk gaat het in zijn belangrijkste wereldlijke werken – de zes banden met madrigalen die hij tussen 1594 en 1611 schreef – steeds weer om één thema: de liefde. Dat juist in het aangezicht van Venus de kunst bloeit wordt hier dubbel en dwars waargemaakt. Het boeiendst zijn de banden 3-6 die ontstonden nadat hij uit Ferrara was teruggekeerd. De teksten die hij gebruikte waren doorgaans kort en handelen bijna uitsluitend over de dood en het lijden van de liefde. Ze zijn meestal zodanig op muziek gezet dat de emotioneel geladen hoogtepunten steeds op dramatische wijze uitkomen, hetzij door een schrijnende dissonant, hetzij door een tempowisseling of een onverwachte noot.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de vergelijkbaar morbide liederen van Dowland die een veel gelijkmatiger stemming ademen en die de volledige identificatie van de luisteraar vergen, worden Gesualdo’s madrigalen gekenmerkt door ontwrichtende en rusteloze stemmingswisselingen met als eindresultaat dat de luisteraar het gevoel krijgt iemand af te luisteren die ten prooi is aan een onoplosbare, heel persoonlijke foltering.
Eén van de bekendste madrigalen, ‘Moro, lasso’, is kenmerkend voor de manier van woordschildering. Het beginthema van de dood wordt uitgedrukt door een reeks verrassende chromatische opeenvolgingen, gevolgd door een plotseling opklarende sfeer die wordt onderstreept door een snelle versiering bij het woord ‘vita’. Een dramatische overgang van majeur naar mineur leidt de verschijning naar een nieuwe gedachte in – de weigering van hulp voor de lijdende minnaar. Het laatste gedeelte is een klacht over het lot van die minnaar en bestaat uit een reeks uitbarstingen die tenslotte zijn geleidelijk opgebouwde oplossing vindt bij het woord ‘morte’.
Het is mogelijk dat ‘dood’ hier een seksuele bijbetekenis heeft; de angstige kreten ‘ahi’ en de oplopende spanning lijken daarop te wijzen.
Zijn tussen 1603 en 1611 geschreven geestelijke muziek is in drie banden bijeengebracht. Ook hier wordt de vocale kunst tot een uiterste doorgedreven, net zoals de componist zijn eigen leven tot de grenzen van het aanvaardbare dreef. Toen Igor Stravinsky in 1956 de twee ontbrekende stemmen in Gesualdo’s motet ‘Illumina nos’ invulde en later het volledige werk uitgaf en daar later in 1960 zijn orkestwerk Monumentum pro Gesualdo di Venosa ad CD annum (in feite georkestreerde madrigalen) aan toevoegde, behoorde hij tot de eerste belangrijke musici die de madrigaalcomponist weer ‘op de kaart’ zetten.
De opnamen
De Harmonia Mundi cd van Christie biedt een keuze van 17 madrigalen uit de banden 3-6; drie daarvan zijn in een instrumentaal arrangement vastgelegd. Les Arts florissants is een ideaal gezelschap voor het zingen van dit genre. Elke stem is afzonderlijk herkenbaar en het geheel vermengt fraai. Ook de tekstbehandeling is bewonderenswaardig; de betekenis is bij alle wisselingen daarvan wordt fraai, maar ongeforceerd naar voren gebracht. ‘Sparge la morte’ met zijn tragische ondertonen, klinkt heel sober, het felle, hoekige ‘Merce grido piangendo’ daarentegen heel enerverend.
Rinaldo Alessandrini koos voor zijn Opus 111 cd madrigalen uit band 5 en 6 die hij combineerde met werk van tijdgenoten. Zijn vijf solostemmen zijn in volmaakt evenwicht en hun sonore klank is heel passend voor deze intense muziek. De passie wordt gelukkig nergens overdreven.
De andere hieronder genoemde opnamen bieden een nuttige en welkome aanvulling op dit tweetal opnamen dat topposities inneemt. Veelbelovend in het onderstaande lijstje is de recente opname van de eerste band madrigalen door het aan het Haags Conservatorium ‘geboren’ Kassiopeia kwintet, dat van plan is al deze werken vast te leggen. Zeker het nader verkennen waard!
Wie meteen helemaal wil opgaan in de geestelijke wereld van Gesualdo kan haast niet beter doen dan de Responsoria et alia ad officium hebdomadae sanctae spectantia in de vorm van de uitvoering door het Hilliard ensemble te kiezen. Gesualdo moet een heel religieus iemand zijn geweest en hij bewonderde zijn oom Carlo Borromeo (later St. Carlo Borromeo), een leidende figuur achter het Concilie van Trento en een mecenas van Palestrina.
De geestelijke muziek vormt ongeveer een kwart van zijn oeuvre en hoewel het in vergelijking met zijn madrigalen somber en ingetogen is, wordt het gekenmerkt door een sterker persoonlijk karakter en grotere verscheidenheid dan het werk van tijdgenoten. Hij koos bij voorkeur zwaarmoedige en boetvaardige teksten voor zijn motetten. Waarschijnlijk speelde zijn verleden hierbij een belangrijke rol. In stilistisch opzicht wordt het voorbeeld van Palestrina goeddeels gevolgd, maar soms doorbreken verrassende tempowisselingen even de meditatieve rust.
De complexe eredienst van Tenebrae uit 1611 bestaat uit twee diensten, de metten en de lauden of lofprijzingen. De metten bevatten de 27 responsoria die de inspiratie voor Gesualdo’s muziek vormden; daarnaast zette hij het miserere en het benedictus voor de lauden. Aan het begin van de dienst is de kerk verlicht met kaarsen, maar die worden een voor een gedoofd. Vandaar de naam tenebrae (duisternis). Het is veelbetekenend dat Gesualdo uitgerekend de meest dramatische eredienst uit het hele kerkelijke jaar uitkoos, een dienst die gaat over verraad en dood.
Het Hilliard ensemble zorgt voor een heel doorleefde, innige verklanking en klinkt in termen van intonatie en frasering uitzonderlijk mooi.
Discografie
Madrigalen in 6 banden. Quartetto vocale Italiano o.l.v. Angelo Ephrikian. Musik Welt RA 8912-1/6 (6 cd’s).
5-Stemmige Madrigalen, band 1. Kassiopeia kwintet. Globe GLO 5221.
5-Stemmige Madrigalen. Les arts florissants o.l.v. William Christie. Harmonia Mundi 90.1268.
5-Stemmige Madrigalen. Oxford camerata o.l.v. Jeremy Summerly. Naxos 8.550742.
5-Stemmige Madrigalen; werken van Luzzaschi, Monte, Montella en Nenna. Concerto Italiano o.l.v. Rinaldo Alessandrini. Opus 111 OPS 30-238.
5-Stemmige Madrigalen. Solistenensemble o.l.v. Robert Craft. Sony 60313.
Cantiones sacrae. Deller consort. Harmonia Mundi
Motetten en Responsoria. Tallis Scholars o.l.v. Peter Phillips. Gimell CDGIM 015.
Tenebrae responsoria. Hilliard ensemble. ECM 843.867-2 (2 cd’s).
Tenebrae responsoria. Taverner koor o.l.v. Andrew Parrott. Sony 62977.
Responsoria. Deller consort. Harmonia Mundi HMA 190220
Stravinsky: Monumentum pro Gesualdo di Venosa ad CD annum. Solisten met het St. Luke’s orkest o.l.v. Robert Craft. Music Masters 67152-2.
Van Vlijmen: Omaggio a Gesualdo (1971). Vera Beths met het Radio filharmonisch orkest o.l.v. Jac van Steen. Donemus CV 59.