GIBBONS, ORLANDO (1583 – 1625): VOORAL ANTHEMS
Gibbons was de belangrijkste componist van Engelse kerkmuziek in de generatie na Byrd. Hij blonk met name uit in het genre van de anthems (het Engelse equivalent van het Latijnse motet) en hij bouwde voort op Byrds beste werken om zo zijn eigen krachtige en expressieve muziektaal te ontwikkelen.
Maar hij schreef ook niet te versmaden klavecimbelwerken die opvallen door hun contrapuntische strengheid en hun inventiviteit; als klavecinist werd hij door de Franse ambassadeur omschreven als “de beste specialist in Engeland”.
Gibbons werd in een muzikaal gezin geboren in Oxford waar zijn vader William in een stedelijk ensemble speelde en zijn broer Edward koorleider was van het King’s College koor in Cambridge. Zelf studeerde hij daar eveneens van 1599 tot 1603 en werkte hij mee als koorlid (1596-1598). In 1603 voegde hij zich bij de Chapel Royal in Londen en werd hij twee jaar daarop organist; hij bleef dat tot zijn dood.
Hij oogstte de nodige successen, werd gepromoveerd, kreeg in 1615 toen hij ‘senior organist’ werd een gift van ₤150 en werd vier jaar later benoemd als virginaalspeler als ‘one of his majesty’s musicians…. to attend in his highness privie chamber”. In 1623 werd hij organist van de Westminster Abbey en in april 1625 speelde hij in de Westminster Abbey bij de begrafenis van James I en hij kreeg twee maanden later de opdracht om zich in Canterbury te vervoegen als medewerker van de koninklijke hofhouding in afwachting van de nieuwe bruid die voor koning Charles I uit Frankrijk moest komen: koningin Henrietta Maria. Maar op Pinksterzondag, een paar dagen voor de aankomst van de koningin, overleed Gibbons plotseling aan een beroerte, waarna hij in de kathedraal van Canterbury werd begraven.
Gibbons was een veelzijdig en breed georiënteerde componist. Samen met Byrd en John Bull leverde hij bijdragen aan de eerste verzameling van muziek voor toetsinstrumenten in Engeland: Parthenia. Dat was in 1613. Hij schreef ook zo’n dertig stukken voor drie, vier en soms ook vijf viole da gamba met begeleiding van een toetsinstrument – hetzij een kamerorgel of gebruikelijker een klavecimbel. Die werken omvatten onder meer een handjevol In nomines waarvoor als uitgangspunt een melodisch fragment uit een mis van John Taverner werd gekozen.
Zowel in de consort- als in de uit veertig werken bestaande klavecimbelmuziek toonde Gibbons een voorkeur voor de fantasie vorm. Een vrije compositievorm in verschillende delen. Thomas Morley omschreef die in 1597 als “…when a musician taketh a point at his pleasure and wresteth and tuneth it as he list…”. Fantasieën waren de meest gangbare vorm in van de instrumentale muziek in het Engeland van de zeventiende eeuw. In de handen van meesters als Gibbons werden ze verder ontwikkeld met behulp van imiterend contrapunt. De muziek van Gibbons is aanzienlijk minder melancholiek dan die van Dowland en minder cerebraal dan die van Byrd. Sommigen – Glenn Gould ooit voorop – beschouwen die fantasieën van Gibbons door de manier waarop daarin werd geëxperimenteerd met vormen en waarop diepere gevoelens werden getoond als voorlopers van Bachs klavecimbelwerken.
In Gibbons’ tijd was Engels de voertaal van de Britse liturgie geworden en was de Anthem (lofzang, hymne) het belangrijkste koorwerk geworden. Er waren twee vormen: het volledige anthem dat het dichtst stond bij de oorspronkelijke motet vorm, meerstemmig was en voor het volledige koor. Hosanna tot the son of David is daarvan waarschijnlijk het beste voorbeeld. Daarnaast was daar het dramatischer vers anthem met contrasterende delen voor soli en koor met begeleiding door orgel of strijkorkest.
De in wezen beste en meest dramatische muziek van Gibbons is in deze laatste categorie te vinden. Mogelijk het allermooist is This is the record of John, een kalm, maar treffend verhaal dat voor het grootste deel wordt voorgedragen door een solo alt waarbij het koor een echo laat horen telkens bij de slotakkoorden. Het gaat hier om een typisch Engelse mengvorm van solo- en koor inbreng die vooruitloopt op de dramatischer stijl van Purcell. In totaal schreef hij een dertigtal van deze anthems.
Gibbons schreef ook twee toonzettingen van de avonddienst, Magnificat en Nunc dimittis; de eerste is eenstemmig voor koor, maar heel melodieus en de tweede is bewerkelijker met verschillende coupletten.
Selectieve discografie
Royal fantasies. Concordia. Metronome CD 1033. 1998
Klavecimbelwerken. Richard Egarr. Globe GLO 5168. 1988
Vocale werken. Oxford Camerata o.l.v. Jeremy Summerly. Naxos 8.553130. 1994
Vocale werken. Tessa Bronner, Timothy Roberts, Red Byrd en het Rose consort of viols. Naxos 8.550603. 1992
Anthems. Koor van de kathedraal in Winchester o.l.v. David Hill. Hyperion CDA 67116. 1999
Second service en andere werken. New College koor, Oxford o.l.v. Edward Higginbottom. CRD CRD 3451.1987
Tudor kerkmuziek. King’s College koor o.l.v. Philip Ledger. ASV CDGAU 123.