Componisten portretten

GORECKI

GORECKI, HENRYK (1933 - 2010):  CULTFIGUUR OF STROVUUR?

 

Zelf begrijpt Henryk Gorecki er niets meer van. Sinds de jaren vijftig componeert hij eigentijdse muziek, die weliswaar het aanhoren waard was, maar die nooit het grote publiek raakte. In 1960 bracht Philips één van zijn orkestwerken in de ambitieuze Modern Music serie uit - een jaar later trof men het album met zijn fraaie hoes in de uitverkoop. En dan plotseling wordt zijn 3e symfonie binnen een paar maanden een tophit.

 

Gorecki, die van 1955 tot 1960 bij Szabelski aan het Conservatorium in Katowice en daarna in Parijs bij Messiaen studeerde had een connectie met Penderecki, maar toonde primair affiniteit met oude Poolse religieuze muziek die in zijn visie een geheilgde eenvoud bezit.

 

Muzieksociologische verrassing

De lezers van het Amerikaanse tijdschrift 'Billboard' moeten zich verbaasd de ogen uitgewreven hebben, toen in de tophit lijst van de meest verkochte cd’s, waarin klassieke muziek niets te zoeken heeft ineens een symfonie verscheen. Nog wel eentje van een levende componist. Sterker nog: de naam van een componist, die ook het grote concertpubliek niet kent. Dat het sterrengala van de drie wereldberoemde tenoren het goed doet, alla. Maar de Symfonie der klaagliederen van Henryk Mikolaj Gorecki?

Het verbluffend succes, dat Gorecki's 3e symfonie ten deel valt, roept dus allereerst vragen op. De basis voor dat succes werd waarschijnlijk in 1985 gelegd door de Franse filmregisseur Maurice Pialat, die een gedeelte uit het werk voor de slotscène uit zijn film Police (met Gérard Depardieu, een ander idool, in een hoofdrol) gebruikte. Het elegische geluid bekeef bij menigeen, de sound-track werd een populair nummer, vooral bij de radio. Een paar zaaluitvoeringen volgden. In Engeland werd de fakkel overgenomen; op het continent zette de estafette zich voort. De lawine stoof voort en de echte doorbraak van deze volslagen onbekende, tamelijk dorre muziek is vooral te danken aan de nationale, commerciële, terrestrisch te ontvangen FM zender Classic FM.

In Nederland kennen we bij de onderling verdeelde, meest in pulp zwelgende publieke omroepen niets vergelijkbaars. Natuurlijk zijn er muziekprogramma's, de meeste verkalkt of oubollig, in elk geval nauwelijks meeslepend. Wie niet verder komt dan de Bits and Pieces uit de klassieke Top-10 met wat flankerend materiaal reikt zichzelf een brevet van onbekwaamheid uit. Ook de TV, die de eetlust voor meer klassieke muziek zou kunnen wekken, lijkt alleen aan minimale culturele verplichtingen te voldoen. Waarschijnlijk wordt ook dat als hoogverraad jegens de kijkcijfers beschouwd.

Ook al is Gorecki's compositie niet het meesterwerk, waarvoor het nu wordt gehouden: de zuiver gehoormatige indrukken van het stuk wennen menigeen aan de klank van een orkest en aan de gedachte, dat er op dit gebied nog van alles te ontdekken valt. Bovendien gaat het om het werk van een tijdgenoot, dat helemaal geen beroep doet op gevierde ster vertolkers. Met de onevenredige populariteit van eerdere klassieke hits als het Elvira Madigan thema uit een pianoconcert van Mozart, De dood in Venetië op het Adagietto uit Mahlers 5e, het Rondo Russo uit een Fluitconcert van Mercadente en Vivaldi's Vier Jaargetijden was dat anders: daar ging het niet alleen om bekende repertoirebrokken uit het verleden, maar om commercieel door handige marketing strategieën op zelfgeschapen succesgolven meesurfende artiesten.

In zoverre is hier van een heel nieuw, curieus fenomeen sprake. Een fenomeen, dat spot met begrippen als marktstrategie, reikwijdte vergroting en doelgroep begrenzing. Het is een ondanks alles levendige cultuurwereld, waarin dergelijke begrippen eens volslagen ad absurdum worden gevoerd!

 

Centrale rol in het Holland Festival 1993

Het Holland Festival 1993 haakte handig in op deze mogelijk gauw weer als een strovuur dovende populariteitsgolf. Voor 12 juni stond in de Beurs van Berlage de wereldpremière van een nieuw kamermuziekwerk bij het Schönberg Ensemble op het programma. 27 Juni ging in het Concertgebouw deze 3e symfonie door het Radio Filharmonisch Orkest onder Dennis Russell Davies met als soliste Chieko Shirasaka-Teratani nadat 17 juni al de onbekende, extreem dynamische, uit imposante 'geluidsblokken' opgebouwde 2e Symfonie Copernicus op. 31 uit 1972 voor sopraan, bariton, koor en groot orkest in de Beurs van Berlage aan de beurt was bij het Radio Symfonie Orkest onder Kenneth Montgomery. Solisten waren Miranda van Kralingen en Romain Bischoff. Net als in de eveneens onbekende 1e Symfonie op. 14 uit 1959 heersten hier nog moderne, postseriële compositie-technieken. Tenslotte klonk op 29 juni Refren door het Radio Symfonie Orkest onder Zoltan Pesek.

 

Postmoderne diepgang

Tot in de disco is hij doorgedrongen. Daar klinken de celli en bassen uit de Symfonia piesni zalosnych (symfonie der klaagzangen op het thema van het moederschap) bij brokjes over de dansvloer. "Een wonder", vindt de 6 december 1933 in het Poolse Czernica geboren toondichter zelf ongelovig en noemt zijn bestseller met een zweem van understatement "een langzaam, vervelend stuk".

Wat maakt eigenlijk, dat Gorecki's werk meteen aanslaat? Vermoedelijk wekt deze muziek, waarin de verschillende stemmen steeds zijn ingebed in een warm, homogeen klanklichaam meteen een moeilijk nader te omschrijven gevoel van geborgenheid.

Het begint men een schier eindeloos langademig aandoende door de contrabassen gedomineerde 10-stemmige strijkers canon van 26 minuten (de vijf strijkersgroepen zijn elk in tweeën gesplitst). Voor de sopraan op tekst van een 15e eeuwse Klacht van het Heilig Kruis: een moeder treurt om haar zoon, die de oorlog introk. Meditatiemuziek van het zuiverste water, zo statisch als de zuilen in een kathedraal, waardig en introvert. Herinneringen aan Penderecki's Threnos zijn haast onvermijdelijk.

Dat een dergelijk werk zo'n succes kon worden. is natuurlijk wel verklaarbaar uit de muzikale trends, die in de ontstaansperiode vigeerden. Menige componist wilde in de jaren zeventig afstand nemen van en kunst, die zich in een ivoren toren opsloot en die door het publiek nauwelijks nog werd waargenomen, laat staan gewaardeerd. Ze wilden met hun muziek opnieuw een grotere kring muziekenthousiasten aanspreken.

Met name in Polen deed destijds de in 1933 geboren Krzystof Penderecki, sinds zijn Lukaspassie uit 1965 wereldberoemd, met zijn Vioolconcert uit 1977 en zijn opera Paradise Lost uit 1978 een stap terug naar in traditie gebonden en van atonale en seriële klanken ontblote "neoromantiek"

Ook zijn vier weken jongere en minder bekende landsman Gorecki, die ook vrij avant-gardistisch begon, keerde op zijn schreden terug en baseerde zich op middeleeuwse gebedsteksten en in gevangenismuren gekraste uitingen van door de Gestapo gevangengehouden Poolse gevangenen.

Gorecki: "Ik ben lang bezig geweest om een melodie te ontwerpen met de kenmerken, die me bij voorbaat voor ogen stonden. Vooral bij Bach en Poolse volksliederen heb ik inspiratie opgedaan".

Het tweede deel behelst een gebed aan de maagd Maria van een 18-jarige vrouwelijke gevangene, dat is teruggevonden op de muur van een Gestapo gevangenis in Zakopane; het is geschreven in een ongerijmde merkwaardig lichte, zoete sensuele stijl voor een stralende sopraan en moet 'tranquillissimo' klinken. Het hippe discovolkje mag bij nader inzien blij zijn, dat het de teksten niet verstaat, want de sopraan zingt zacht en teer over lijden, sterven en oorlog "Nee, moeder, huil niet/Heilige Maagd Maria, sta me bij/Zdrovas Mario (het begin van het Poolse Ave Maria).

De finale is gebaseerd op een volksliedje uit de provincie Opole, dat handelt over moeder en kind. Het heeft een voortdurende ostinato begeleiding.

 

Commercieel succes

Geen wonder, dat deze symfonie door het leven gaat als klaagzang cyclus. Toch is de componist niet helemaal gelukkig met deze omschrijving van zijn Symfonia piesni zalosnych. "Het werk is niet alleen somber en verdrietig; er spreekt ook berusting, geestkracht en verlangen uit. Het is heel wat meer dan alleen klagen!"

Intussen zijn er meer dan 100.000 exemplaren van de cd met deze treurmuziek verkocht en kreeg Gorecki een plekje bij de Top Tien in de buurt van R.E.M. en Annie Lennox. De pure techno knaleffecten raakten wat uit en de tieneroren raakten rijp voor 'Tranceverwekkende' klanken.

Minder bekend is, dat die reeds uit '76 daterende 3e symfonie bij insiders al langer bekend is. Tenslotte hield Ernest Bour en het Südwestfunkorkest het in hun opdracht geschreven driedelige werk voor sopraan, piano en strijkorkest in 1977 al ten doop tijdens een moderne muziek festival in het Franse Royan.

 

Minimal music voor de massa

Dat de Nonesuch cd zo'n succes werd, is mee te danken aan de uitstraling van de frisse jonge Amerikaanse sopraan Dawn Upshaw. Maar eigenlijk is de in 1987 voor Olympia met Stefania Woytowicz gemaakte opname veel idiomatischer, emotioneler, minder afstandelijk. Bovendien bevat die cd twee aanvullingen. De 3e symfonie heeft veel weg van eerdere Amerikaanse Minimal Music van Glass, Reich en anderen. Ook volksmuziek stimuleerde zijn werk. Net als de ook nogal in de mode zijnde Engelse componist John Tavener en de Balticus Arvo Pärt laat Gorecki zich inspireren door religieuze bronnen. Ook Totus tuus, een kort koorwerk uit 1987, is in zijn dominerende stilte erg mooi.

Luide uitbarstingen om bij wakker te schrikken zijn er in deze werken niet, eigenlijk ontbreken alle nuances in de klank; Gorecki's muziektaal werd steeds elementairder. Juist omdat de aanpak van Upshaw en Zinman in de symfonie zo koel is, past deze waarschijnlijk zo goed in de tijdgeest van nu.

Een stuk als de Oud Poolse muziek uit 1967/9 daarentegen treft dan weer minder met zijn Britten-achtige fanfares, gevolgd door abrupte stiltes. In het algemeen is Gorecki's werk uit de zestiger en zeventiger jaren minder frappant. Hij experimenteerde toen nog veel en was lid van een algemene geraas-, ram- en dreunschool, getuige Epitafium uit 1958, Zderzenia-Scontri (botsingen) uit 1960, Genesis II uit 1962 en Refren uit 1965. Toch konden ook deze complexe werken Gorecki's hang naar lange melodielijnen nooit helemaal verbergen. Zijn liefde voor het mooie blijkt bijvoorbeeld al uit de 1e symfonie uit 1959 en de 3 Stukken in oude stijl voor strijkorkest uit 1963. Gek genoeg had de conservatief katholieke componist niet veel op met de avant-garde uit de jaren zestig. "Ik was drie dagen in Darmstadt - dat was genoeg voor mijn hele leven!" spot hij nu over het muziek Mekka van toen, "de ware modernist eist nieuwe tonale concepten. Noem me iemand, die net als ik in 1960 met melodiek werkte" vraagt hij provocerend.

Mogelijk als protest tegen het geestdodende, rigide communisme. Maar net als Penderecki's muziek uit die periode doorstonden deze werk de tand des tijds niet zo goed.

 

Ook kamermuziek

In de Lerchenmusik een stel recitatieven en ariosi voor klarinet, cello en piano uit 1984 en het 1e Strijkkwartet met als ondertitel Already it is dusk (1988), beide opdrachtwerken van het Kronos kwartet, en in het sacrale O Domina nostra zette hij de stille trend consequent door. Dat zijn Concert-cantate voor fluit en orkest, die zijn wereldpremière in 1992 in Amsterdam beleefde een soort opvolger zou zijn van de 3e symfonie betwijfelt de componist, die bescheiden opmerkt: "Ik ben een kleine, onbetekenende figuur. Mijn leven is heel eenvoudig".

Van de beide strijkkwartetten is vooral het tweede het aanhoren waard.

 

Meer van hetzelfde?

Een belangrijke vraag voor de muziekliefhebber is natuurlijk: in hoeverre is die 3e symfonie een unicum? Schreef Gorecki nog andere werken, die de moeite waard zijn? Die vraag kan positief worden beantwoord. Beluister Beatus vir uit 1979, een religieus werk voor bas, koor en orkest, dat ruim een half uur duurt en dat met name een prachtig 2e deel bevat: langzaam van tempo, merkwaardig etherisch van sfeer, heel melodieus en op de een of andere manier erg hartverheffend. Op de een of andere manier wordt men sterk herinnerd aan het Stabat mater van Szymanovski, dat even geïnspireerd is. Geen wonder.

Gorecki werd op zijn 17e eerst onderwijzer; in 1955 begon hij pas muziek te studeren bij genoemde Karol Szymanovski, in 1960 won hij een prijs van de Poolse componistenvereniging. Met het geld daarvan ging hij drie maanden naar Parijs om verder te studeren.

 

Geen epigoon

"Elke zondag zat ik bij Messiaen in de kerk om naar zijn orgelspel te luisteren". Les nam hij niet bij hem. Wel leerde hij avant-gardisten als Boulez, Maderna en Stockhausen kennen. Maar geen van hen kreeg weerklank in zijn oeuvre.

Na zijn terugkeer in Polen werd hij docent aan de muziek hogeschool in Warschau, waar hij in 1975 tot rector werd benoemd. In 1979 behoorde hij tot het organisatie comité voor het bezoek van de Paus. Destijds leverde hij regelmatig commentaar op politieke ontwikkelingen, maar inmiddels zwijgt hij over actuele thema's. Hij laat zich maar even uit over de situatie van nu: "De nieuwe tijd na het communisme vind ik nog suspect. Iedereen in het Oosten denkt nu na, hoe hij snel aan het grote geld kan komen." Daarover hoeft Gorecki in elk geval niet meer zijn hoofd te breken.

 

De diverse opnamen van de Symfonie nr. 3

Van de in de loop der tijd verschenen instens vijf opnamen (er is een zesde van Yvonne Kenny met met het Adelaide symfonie orkest o.l.v. Takuo Yuasa op het Australische label ABC 472.040-2) van de populaire Derde symfonie is het nog steeds die van Upshaw en Zinman die in al zijn geledingen het meest overtuigt. Interessant is de langzamerhand historische opname van Woytowicz en Bour vooral omdat het de eerste uitvoerenden betreft. Het beste goedkope alternatief is de Naxos uitgave van Wit.

 

Selectieve discografie

Symfonie nr. 1. Staatsfilharmonie Krakau o.l.v. Wlodimierz Kamirski. Nonesuch 7559-79257-2.

Symfonie nr. 1. Staatsfilharmonisch orkest Krakau o.l.v. Roland Bader. Koch 31041-2.

Symfonie nr. 2 op. 31, Copernicus; Beatus vir.  Zofia Kilanowicz (s) en Andrezej Dobber (b) met het Silezich koor en het Nationaal Pools omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.555375.

Symfonie nr. 3 op. 36, Symfonie der klaagliederen. Stefania Woytowicz (s) met het Südwestfunk orkest Baden-Baden o.l.v. Ernest Bour. Warner 0927-49821-2.

Symfonie nr. 3 op. 36, Symfonie der klaagliederen. Dawn Upshaw met London Sinfonietta o.l.v. David Zinman. Nonesuch 7559-79282-2.

Symfonie nr. 3; op. 36, Symfonie der klaagliederen; 3 Stukken in oude stijl. Zofia Kilanowicz met het Omroeporkest Katowice o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550822.

Symfoinie nr. 3 op. 36, Symfonie der klaagliederen.. Ingrid Perruche met Sinfonia Varsovia o.l.v. Alain Altinoglu. Naïve V 5019.

Symfonie nr. 3 Symfonie der klaagliederen.; 3 Stukken in oude stijl; Amen. Stefania Woytowicz met het Radio Symfonie Orkest Berlijn o.l.v. Wlodzimierz Kamirski. Koch Schwann 311.041 of Olympia OCD 313.

Lerchenmusik. Camerata Vistula (met werken van Lutoslavski en Prokofief). Olympia OCD 343.

Oud-Poolse muziek; Totus tuus; Beatus vir. Nikita Storojef met het Praags filharmonisch koor en het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. John Nelson. Argo 436.835-2.

Anaklasis; Capriccio voor viool en orkest; Celloconcert; De natura sonoris I en II; The dream of Jacob; Emanationen voor 2 strijkorkesten; Fonogrammi; Partita voor klavecimbel en orkest; Threnody voor de slachtoffers van Hiroshima; Symfonie; Canticum canticorum Salomonsis. Diverse uitvoerenden. EMI 574.302-2 (2 cd’s).

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79319-2.

Epitafium; Zderzenia-Scontri; Genesis II; Refren; Oud-Poolse muziek. Diverse Poolse orkesten o.l.v. Jan Krenz e.a. Olympia OCD 385.

Klein requiem voor een polka op. 64; Klavecimbelconcert op. 40; Goede nacht, in memoriam Michael Vyner. Dawn Upshaw (s), Sebastian Bell (fl), John Constable (pf), Elisabeth Chojnacka (kl), David Hockings (sl) met London Sinfonietta o.l.v. David Zinman. Nonesuch 7559-79362-2.

Goede nacht requiem op. 63; Klein requiem voor een polka op. 64; 3 Stukken in oude stijl voor strijkorkest. I Flmminghi o.l.v. Rudolf Werthen. Telarc CD 80417.

Miserere op. 44;  Amen op. 35; Euntes ibant et flebant op. 32; My Vidtula, grey Vistula op. 46; Broad waters op. 39. Koor van het Chicago symfonie orkest, Lyric opera- en kamerkoor o.l.v. Lucy Ding. Nonesuch 7559-79348-2.

O Domina nostra. Christopher Bowers-Broadbent en Sarah Leonard (met werken van Satie, Milhaud en Bryars). ECM 437.956-2.