Fonografie Techniek

EVOLUTIE VAN GELUIDSDRAGERS

EVOLUTIE VAN GELUIDSDRAGERS EN WEERGAVE APPARATUUR met INTERMEZZI EN ZIJSPRONGEN (van stanniool naar sacd)

 

Uitgangspunt: het menselijk gehoororgaan

Iedereen die zich serieus met geluidsregistratie en –reproductie bezighoudt zou zich om te beginnen moeten verdiepen in de fysiologie van het menselijk oor. Een enorm gevoelig, maar ook erg kwetsbaar orgaan, in principe ontvankelijk voor een frequentiebereik van 20-20.000Hz en geluiddrukniveau’s van 20-100dB, dus een dynamiekbereik van 80dB.Literatuur genoeg: over de rond 1930 door Fletcher en Munson (of Robinson en Dadson) bepaalde oorgevoeligheidscurven via Roederers Introduction to the physics and psychophysics of music, Hellbrücks Hören tot Zwickers Das Ohr als Nachrichtenempfänger en Blauerts Räumliches Hören. 

Afbeelding frequentie/amplitude diagram van het menselijk hoorbereik

Begrensd binnen een domein van 20-20.000Hz c.q. van 0-140dBIn dat diagram zijn al het hoorbereik tussen geluidsdrempel en pijngrens en het gebied waarbinnen zich door akoestische instrumenten voortgebrachte muziek afspeelt aangegeven.We zouden daar verder bijvoorbeeld het frequentiebereik van een piano (28-4.000Hz met harmonischen tot 7.040Hz), een viool (200-4.000Hz doorlopend tot 16.000Hz) en een klarinet (130-1.760, doorlopend tot 15.500Hz) kunnen intekenen.En later de bereiken van telefoon, AM en FM radio, lp en cd Datum  Vinding/toepassing1876     Bell: telefoon                            frequentiebereik telefoonlijn 300-3400Hz1877     Edison: fonograaf                      wasrol/stanniool, primair dicteerapparaat1887     Berliner: grammofoonplaat         vlakke schellak plaat, horizontale groefmodulatie 78 t.p.m.25/30cm, speelduur 3’-4’30” per kant; akoestische opname 50-4000Hz (alleen grondtonen)1888     Pathé: pathéfoonplaat                vlakke schellak plaat, verticale groefmodulatie 

Intermezzo 1: (on)uitwisselbaarheid, correctie en manipulatie

Niet alleen waren verticaal- en horizontaal gemoduleerde platen niet uitwisselbaar, er waren ook diverse toerentallen in zwang met 78 per minuut als gemiddelde, later als standaard. Ook de opnamekarakteristieken en dus weergavecorrecties verschilden. Er waren normen, standaards nodig om daarin eenheid te brengen met normgevende instanties als ISO, IEC, RIAA, FTC, DIN, SMPTE, MPEG.

Bij de lp worden tijdens opname de lage tonen verzwakt, de hoge bekrachtigd en tijdens weergave met een exact in spiegelbeeld werkende correctie het laag bekrachtigd en het hoog verzwakt zodat tenslotte weer een recht verloop ontstaat.

Vergelijkbaar werken Dolby ruisonderdrukking en companders (als van dbx).

 1889     Poulsen: draadrecorder              Webster recorder, dicteerapparaat1906     De Forest: radiobuis1928     Audio elektrificatie                     toepassing AM radio, freq.bereik  50-4500Hz(radiobuis, microfoon)                      ,,         elektrisch opgenomen plaat 

Zijsprong 1: ontwikkelingen op radiogebied

Van kristalontvanger, via 3-delig apparaat naar ‘stoomradio’. Aanvankelijk vooral wereldomspannende radiotelegrafie (morseberichten, scheepvaartgerichten op (U)KG), later spraak en muziek op MG en LG met Europees bereik en KG met wereldbereik (Wereldomroep, RN). Veel directe studio uitzendingen, sportverslagen, grammofoonprogramma’s, directe concertreportages. Beperkte mogelijkheden tot eigen opnamen (metaal/glasplaat met gelatine). In 1936 Philips-Miller systeem, optische registratie op 35mm filmband. Deze fase duurde van ca. 1930-ca. 1950  1931     Blumlein uitvindingen                 introductie stereo opname/weergave, binauraal geluid1935     Telefunken                                Magnetophon, taperecorder                                                           BASF band1940     Film Fantasia                           optisch Surround Sound1946     Radio eigen opnamen                omschakeling op band, 76cm/s1947     78t. verlengde speelduur            slimme, ruimtebesparende modulatie, speelduur tot 8’.1948     CBS, Goldmark                        33 1/3 toeren vinyl lp, 25/30cm, speelduur max. 28’                                                             per plaatkant, frequentiebereik 30-18.000Hz 1948     Bell labs                                   germanium transistor, later si dito1949     FM mono radio                         frequentiebereik 20-15000Hz, grotere dynamiek, maar                                                            beperkt zenderbereik en grote stoorgevoeligheid. 

Zijsprong 2: Ontwikkelingen op versterker-, luidspreker- en radiogebied

Met de toename van kwaliteit en kwantiteit aan programma aanbod dankzij omroep en muziekindustrie werden de mogelijkheden van radio ontvangst en muziekweergave groter. De vaak in zelfbouw gemaakte buizenversterkers, maakten plaats voor transistorversterkers (en radio’s). Opsplitsing muziekinstallatie in componenten, ‘bevrijding’ van de luidspreker uit de radiobehuizing. Van éénweg naar twee/drieweg luidsprekersystemen volgens diverse werkingsprincipes: akoestische box, basreflex, hoorn, labyrinth, transmissielijn. Versterkers in klassen: A, B, C later zelfs AA en D. Ook zelfbouw taperecorder. 1950     consumentenmarkt                   eigen bandopnamen 4,5 9 en 19cm/s bandsnelheid                                                           introductie voorbespeelde 19cm tapes mislukt later            omroep/muziekindustrie professionele recorders 38/76cm/s, aanvankelijk alleen                                                            mono, later stereofonisatie.                                                           Curiosum: problemen met 50/60Hz opnamen.1954     FM stereo radio             stereo multiplex modulatie1956     45 toeren single en ep               speelduur ca. 4’ c.q. 8’1957     stereo lp                                   45/45º multiplex registratie1963     compact cassette                     4,75cm/s met speelduur 30’, 60’ en 90’                                                           oorspronkelijk ook weer gedacht als dicteerapparaat.                                                           Pas na veel mechanische en elektronische verfijning                                                           (Dolby B ruisonderdrukking!) muziekwaardig geworden.1965     musicassete                             Voorbespeelde cassettes zijn op onze breedten nooit zo                                                            populair geworden als in zuidelijke landen en Azië. 

Intermezzo 2: Vormen van kopieerbeveiliging

Begrijpelijk genoeg is het de muziekindustrie altijd een doorn in het oog geweest dat straffeloos ongebreideld auteursrechtelijk beschermd materiaal werd gekopieerd, te beginnen in de tijd dat cassettedecks hoogtij vierden. Getracht werd toen al lp’s te voorzien van een kopieerbeveiliging. Berucht was Copycode van CBS, waarbij een ‘hap muziekinformatie’ uit de middenfrequenties werd verwijderd; een voorziening in het cassettedeck zou die ingreep herkennen en kopietjes maken onmogelijk laten worden. Later bij DAT en cd werden andere beveiligingsmethoden ontwikkeld, tenslotte gelukkig in het dgitale subcode domein en niet in de muziek zelf. Hoe dat in de huidige internet- en computerwereld werkt…??? 1968     Dolby: ruisonderdrukking           Om de signaal/ruisverhouding van bandopnamen te                                                            verbeteren introduceert Dolby het Dolby A professionele                                                           ruisonderdrukkingssysteem, later aangevuld met Dolby B                                                           en C voor de consumentenmarkt. Later ook het door B & O                                                           geïnitieerde HX Pro1974     quadrafonie                               vierkanaals lp weergave via 3 incompatibele systemen:                                                            CD-4, SQ en QS. Vergeefse poging. 

Intermezzo 3: Mislukte systemen/formaten. Survival of the fittest

In de loop der tijd zijn heel wat systemen en formaten gesneuveld omdat ze te onpraktisch waren, te laat of juist gelijktijdig kwamen, geen algemene acceptatie bij industrie en consument vonden.

Voorbeelden: het Pathé ‘heuvel en dal’ systeem, de 40cm plaat, de 16 2/3t plaat voor gesproken woord, de 8-track cassette, band-zonder-eind voor in de auto, de 9cm/s Elcaset spoelenband, de quadrafonie systemen CD-4 (RCA), SQ (CBS, EMI) en QS, op videogebied won VHS ten koste van Betamax (Sony) en V 2000 (Philips) en redde de Laserdisk beeldplaat het niet, op audiogebied de MD minidisc (Sony) van DCC (digitale compact cassette) van Philips, de muziek chip/creditcard. Andere mislukkingen: cd-interactive, cd-video (weer van Philips). Hoe het met sacd en dvd-a afloopt is nog onzeker.

Kern van het probleem bij naast elkaar bestaande systemen en formaten is de uitwisselbaarheid (en de zg. downward compatibility). Hier zegeviert doorgaans het recht van de sterkste die in de industrie de meeste medestanders krijgt en die vrijgevig is met licenties en patenten. Maar helaas lang niet altijd “de beste”.

 

1975     intr. digitaal opnameproces        Denon, later Decca, nog later de overige muziekindustrie en

                                                           omroep gaan digitale (band)opnamen maken, die vooreerst

                                                           gewoon op lp verschijnen.

1981     Introductie cd                            Philips en Sony initiatief: 12cm schijfje met max 79’

                                                           speelduur en optimaal frequentie- en dynamiekbereik plus

                                                           vrijwaring van vervorming en stoorgeluiden.

1982     introductie DAT recorder            hoogwaardig digitaal bandopnamesysteem met

                                                           minicassettes

1988     introductie MD en DCC  Datagereduceerde opslagmedia van Sony (MiniDisc flop) en

                                                           Philips (Digitale Compact Cassette), deels compatibel met

                                                           Compact cassette.

 Intermezzo 4: Datareductie

In het kader van vereenvoudiging en miniaturisatie wordt in de digitale audiopraktijk graag gebruik gemaakt van beperkingen van het verder o zo gevoelige menselijke gehoor: wat we niet direct waarnemen of wat gemaskeerd wordt in complexe muzieksignalen, kan gevoeglijk worden weggelaten. Datareductiesystemen als MUSICAM, MASCAM, MPEG 1-3, ASPEC, PASC en MP3 kwamen in zwang. Philips redde het niet met PASC (Precision Adaptive Subband Coding) bij de dcc; Sony wel met ATRAC (Adaptive Transform Acoustic Coding) bij de md. In de internet en computerwereld is MP3 erg handzaam en populair.

 

1995     introductie 5.1 surround surround sound systeem voor de consumentenmarkt dat al

                                                           eerder in de bioscoopwereld ingang vond.

1997     introductie dvd-v            digitaal videoformaat in cd gedaante.

1999     introductie dvd-a en sacd           na een lang, vaag voorspel nieuwe ‘surround sound’ cd

                                                           formaten met dubieus succes.

 Zijsprong 3: Huidige situatie muziekindustrie, omroep, weergave apparatuur

Oververzadiging van de markt, diversificatie, verkorte levenscyclussen

Klassieke muziek: zie Gramophone catalogus (120 pag. pocketformaat in 1963, 2600 blz. in 2003)

Apparatuur: meer van hetzelfde – aandacht voor vormgeving.

Omroep: gericht op kabelontvangst (veel beperkende nadelen bv. t.g.v. interferentie, vervorming, kabelverliezen, versterking).