MOZART: FLUITKWARTETTEN NR. 1-4
Hoewel Mozart ooit had toegegeven dat hij de pest had aan de fluit, bleek hij niet in staat om slechte, saaie of ongelukkig geconstrueerde muziek voor het instrument te schrijven. Het is bekend dat hij speciale aandacht schonk aan het kwartet in D KV 285 en dat hij deels een tweede versie van de finale maakte en zorgde dat de pizzicato begeleiding in het adagio een schoonheid kreeg die ideaal bij de fluit past. Kortom: het gaat om erg aantrekkelijke muziek.
Achtergronden
Van 30 oktober 177 tot 14v maart 1778 was Mozart, even bevrijd van zijn vader, met zijn moeder in Mannheim. Daar raakte hij bevriend met Friedrich Ramm, de hoboïst en Christan Cannabich de hofcomponist en dirigent van het destijds zo beroemde orkest.
Hij werd verliefd op de zeventienjarige Aloysia Weber, maar negeerde haar jongere zus Constanze, met wie hij later trouwde. Hij flirtte met Cannabichs tweede dochter, Lisel en had een oogje op Augusta Wendling, een vroegere maîtresse van de keurvorst een schoonheid tevens dochter van de enige fluitist in dat orkest Johann Baptist Wendling.
In dat nogal libertijnse klimaat ontstonden drie van de vier fluitkwartetten: die in D KV 285, G KV 285a en C KV Anh. 171 (285b).
Via Wendling was Mozart namelijk in contact gekomen met de rijke Nederlandse koopman De Jean (Dechamps, Deschamps?) uit Ned. Indië die bereid was om 200 gulden te betalen voor ‘drie eenvoudige concerten en een paar kwartetten voor fluit’. Die concerten, KV 313 en 314) kwamen pas later in Parijs.
De autograaf van het fluitkwartet in A KV 298,een voorbeeld van een typisch laat achttiende eeuws galant Quatuor airs dialogués bevindt zich in de Weense Nationalbibliothek en kan worden gedateerd in Parijs.1786/7.
In dit driedelige werk gebruikt Mozart in het eerste deel, een andante met vier variaties, het lied ‘An die Natur’ van Anton Hoffmeister. Het tweede deel is gebaseerd op het Franse liedje ‘Il a des bottes, des bottes Bastien’ en het derde op de aria ‘Chi mi mostra’ uit Paisiello’s commedia per musica Le gare generose.
De meeste opnamen zijn gebaseerd op Bärenreiters Neue Mozart Ausgabe (VIII 20/ii) uit 1962.
De opnamen
Wie het interessant vindt om deze werken op een blokfluit te horen, kan bij niemand beter terecht dan bij Michala Petri. Wie daarentegen meer geboeid is in het hoorbare gebruik van een traverso, is zeer geholpen met Barthold Kuijken die met charme op een erg fraai klinkend Gremser instrument uit 1789 speelt. In tweede instantie vallen ook Wilbert Hazelzet en Konrad Hünteler positief op met zijn uit die periode daterende instrument. Als derde moet in deze groep zeker ook Lisa Beznosiuk met tere uitvoeringen worden genoemd.
In de grote toestroom opnamen sinds 1956 valt op dat terecht geleidelijk meer vrouwen zich met goede prestaties in de discografie zijn gaan nestelen. Bij de mannen vallen natuurlijk vooral de echte beroemdheden als Jean-Pierre Rampal, Patrick Gallois, James Galway, Emmanuel Pahud meteen op. Vertrouwde adressen voor hoogwaardige interpretaties, maar het is best de moeite om eens met anderen in zee te gaan. Hoewel natuurlijk weer niet allen voor beluistering ter beschikking waren.
Wanneer we ons tot de markantsten beperken, is fijnzinnigheid is troef bij William Bennett, daarbij aanzienlijk in zijn subtiele opvatting gesteund door Grumiaux c.s. Zij waren het die voor de eerste representatieve naar cd verdoekte verklanking zorgden.
De Hongaren rond János Szebenyi spelen heel spontaan, maar hadden juist wat meer verfijning mogen tonen. Als EMI debutant zorgt Jaime Martin ook weer voor een vooral verfijnde, lichtgewicht stel interpretaties waarnaar het plezierig terugkeren is.
Tot de andere fluitisten die bovenmiddelmatige indrukken nalaten behoren Richard Adeney, Susan Milan, Carol Wincenc, Irena Grafenauer, Sharon Bezaly en Marieke Schneemann, natuurlijk juist ook door hun superieure begeleiders.
Vanwege de getoonde grote inspiratie, de klankschoonheid en de zeer geïnspireerde vertolking scoort Emmanuel Pahud meteen erg hoog. Hij weet heel subtiel te fraseren en ontdekt gaandeweg ook aantrekkelijk geheimzinnige kanten aan deze werken, met name in het al genoemde adagio van KV 285. Het klinkt alles heel spiritueel, bekoorlijk en geestig. Een extra pluspunt is dat werkelijk alle herhalingen in acht zijn genomen.
Als voorlopig nieuwste opname is het ook een genoegen om naar Juliette Hurel, de eerste fluitiste van het Rotterdams filharmonisch, te luisteren. Met de nodige Franse esprit, een warm klinkende, steeds mooi zuivere voordracht met een duidelijk ritmisch profiel. Ze vermijdt de banaliteiten van de tijdgenoten van Mozart in haar voordracht en vindt veel bekoring in een inventieve benadering, geholpen door de inzet van het strijkersteam dat ooit tot de ‘rising stars’ behoorde. De toon is sprankelend en romantische ondertonen zijn evenals uitgesproken persoonlijke gevoelens zorgvuldig vermeden. Alleen dat beroemde adagio viel wat nuchter uit.
Conclusie
Maar tenslotte komen we toch bij Emmanuel Pahud als eerste keuze uit. Denk voor alternatieven vooral buiten de dwarsfluitwereld aan Barthold Kuijken en Michala Petri.
Discografie
1956. Poul Birkelund, Arne Karecki, Herman Holm Andersen, Alf Petersen. Forgotten Records FR 938.
1960. Barthold Kuijken, Franzjozef Maier, Leden van het Collegium aureum. RCA VD 77517.
1969. William Bennett met het Grumiaux trio. Philips 422.835-2, 442.8289 (2 cd’s). 422.510-2 (3 cd’s).
1977. Julius Baker met leden van I Solisti di Zagreb. Vanguard ATMCD 1271.
1977. Andreas Blau met het Amadeus kwartet. DG 437.137-2 (3 cd’s).
1979. Richard Adeney, Hugh Maguire, Cecil Aronowitz, Terence Weil. ASV CDRSN 3064.
1982. Barthold, Sigiswald en Wieland Kuijken, Lucy van Dael. Accent ACC 48225 D.
1982. Jean-Pierre Rampal met het Pasquier trio. Aura AUR 200-2.
1984. Mikael Beier met het Kopenhaags Strijktrio. Danacord DACOCD 675/6 (2 cd’s).
1985. Christopher Hyde-Smith met het Cummings strijktrio. Claudio CR 36103.
1986. Jean-Pierre Rampal, Isaac Stern, Salvatore Accardo, Mstislav Rostropovitch. CBS MK 42320, 42601.
1988. János Szebenyi, András Kiss, László Bársony, Károly Botvay. Hungaroton HRC 128.
1988. Nash ensemble. Virgin 790.740-2.
1988. Peter-Lukas Graf met het Carmina trio. Claves CD 50-9014.
1988. Judith Hall, Paul Barritt, Gustav Clarkson, Josephine Horder. Collins EL 1020-2.
1989. Jean-Louis Beaumadier, Kenneth Sillito, Tasso Adamopoulos, Roland Pidoux. Calliope CAL 9215.
1989. Peter Mirring, Gerhard Pluskwik, Eckart Haupt, Peter Shikora. Capriccio C 10282.
1989. Marc Grauwels met de Brusselse Virtuosi (Ulka Gorniak, Paul Declerck, Luc Dwiz). Hyperion CDA 66392, Brilliant Classics 94051/58.
1989. Masahiro Arita met het Boccherini kwartet. Denon CO 76143.
1990. Adieux. RCA RD 77158.
1990. Schönbrunn ensemble. Channel Classics CCS 1290.
1990. Patrick Gallois met het Parijs’ strijktrio, JVC VDC 1005.
1990. Susan Milan met het Chilingirian kwartet. Chandos CHAN 8872.
1990. Carol Wincenc met het Emerson kwartet. DG 431.770-2.
1990. Philippe Depetris met het Euterpe trio. Pavane ADW 7228.
1990. Jean-Claude Gérard met Ensemble Villa Musica. Naxos 8.550438.
1990. Christoph en Irmgard Huntgeburth, Thorden Hobach, Chrichan Larsson. Proprius PRCD 9039.
1990. Nancy Hadden, Catherine MacIntosh, Jan Schlapp, Sebastian Comberti. CRC 3468.
1991. Leden van het Frans kamerorkest. Calliope CAL 9625.
1991. James Galway met het Tokio kwartet. RCA 09026-60442-2, 09026-63435-2 (2 cd’s).
1992. Jennifer Stinton, Charles Sewart, James Boyd, Sue Monks. Collins 13562-71.
1993. Andreas Kröper met Concertino notturno, Praag. Milan Vicek SY 0003-2131.
1994. Irena Grafenauer, Gidon Kremer, Veronika Hagen, Clemens Hagen. Sony SK 66240.
1996. Jaime Martin met het Brindisi kwartet. EMI 569.702-2.
1997. Henrik Wiese met het Artemis kwartet. AMP 5062-2.
1998. Janne Thomsen, Gordan Nikolitc, Anna Lewis, Thomas Ruge. Syrius SYR 141341.
1999. Emmanuel Pahud, Christoph Poppen, Hariolf Schlichtig, Jean-Guihen Queyras. EMI 556.829-2.
1999. Christian Delafontaine met het Trio Altimonte. Gallo 1025.
1999. Konrad Hünteler, Rainer Kussmaul, Jürgen Kussmaul, Roel Dieltiens. MDG MDG 311-0966-2.
1999. Sharon Bezaly met de Salzburger Solisten. BIS CD 1044.
1999. David Formisano met het Tartini strijkkwartet. Thymallus THYM 110.
2001. Bruno Grossi, Isabella Piccioni, Juan-Lucas Aisemberg, Pierpaolo Toso. Cascavelle VEL 3045.
2001. Jed Wentz met Musica ad Rhenum. Vanguard 99176, Challenge CC 72016.
2001. Wolfgang Schulz met het Gade trio. Tacet 107.
2001. Claire Guimond met het Trio Sinnerie. Early-Music EMCCD 7754.
2002. Arco Baleno ensemble. Devia CX4010.
2004. Gary Schocker met het Chester strijkkwartet. Chesky CD 128.
2004. Oxalis. Fuga Libera FUG 506.
2005. Sue Ann Kahn, Eriko Sato, Ron Carbone, Alexander Kouguell. Albany TROY 884.
2006. Robert Bick, Richard Roberts, Douglas McNabney, Patrick Binford. Marquis JWC 9239.
2006. Lisa Beznosiuk, Pavlo Beznosiuk, Tom Dunn, Richard Tunnicliffe. Avia AV 2108.
2006. Sabine Dreier, Gilles Colliard, Marie Legendre, Michael Kevin Jones. Emec E 072.
2007. Michala Petri, Carolin Widmann, Ula Ulijona, Marta Sudraba. OUR 6.220570.
2007. Renate Linortner, Joji Hattori, Johannes Flieder, Bernhard Naoki Hedenborg. Pan Classics PC 10207.
2008. Yoshimi Oshima met het Kocian kwartet. Praga PRD 250.255.
2009. Abbie de Quant met het Jerusalem strijktrio. Channel Classics KAM CD 9105.
2012. Marieke Schneemann met het Rubens kwartet. Rubens kwartet RQ 2012-02.
2013. Jasmine Choi, Florian Zwiauer, Vera Reigersburg, Attila Székely. Sony 88883-75349-2.
2013. Ensemble Pyramide. Brilliant Classics 94929.
2015. Juliette Hurel met het Voce kwartet. Alpha 204.
Bewerking voor kamerorkest
1999. Paul Kuentz orkest. Pierre Verany PV 730103.