MENDELSSOHN: SYMFONIE NR. 2 IN BES OP. 52, LOBGESANG
Ooit bejubeld als een groot meesterwerk, daarna wat in diskrediet geraakt en dus verwaarloosd, heeft Lobgesang de afgelopen jaren een ware wedergeboorte beleefd, zeker in Nederland, denkend aan de uitvoering door Chailly in april 2013 in Amsterdam en de opname van Jan Willem de Vriend uit Enschede.
Achtergronden
Mendelssohns Symfonie nr. 2, Lobgesang, staat tot op vrij grote hoogte in de traditie van Beethovens Symfonie nr. 9 (dixit Wagner) met zijn aanzienlijke lengte en het belangrijke aandeel van drie solisten en vooral koor. Alleen de graad van het sublieme weet Mendelssohn niet te bereiken. Wat het werk wel bezit, is een hoge mate aan ongeveinsde lyriek, vitaliteit en bevalligheid.
De symfonie werd in 1840 geschreven en in 1841 gepubliceerd voor de vierhonderdste verjaardag van de uitvinding van de boekdrukkunst door Gutenberg en ging zelfs vergezeld van de nauwelijks bekende Gutenberg cantate, een Festgesang. In termen van conceptie zijn de vijf symfonieën van Mendelssohn erg onchrolologisch genummerd.
De componist omschreef het 65 à 70 minuten durende werk als “Een symfonie-Cantate op teksten uit de bijbel voor solisten, koor en orkest”. De eerste uitvoering werd in het kader van een Gutenberg Festival in de Leipzigse Thomaskirche gegeven, kort daarna volgde eentje in een wat ongelukkige vertaling Engelse tekst als Hymn of praise in Birmingham.
Het werk is liefst tiendelig. Het begint puur orkestraal met een uitgebreide Sinfonia (het langste deel), gevolg door een allegretto en een adagio religioso. Dan hebben we ongeveer een derde van het werk gehad. Pas daarna komen koor en sopraansolo in het spel in deel 4 ‘Alles was Odem hat, lobe den Herrn’ (Psalm 150), 5 ‘Lobe den Herrn mit Saitenspiel’ (Psalm 33), 6 het tenorrecitatief ‘Saget es, die ihr erlöset seit durch den Herrn’ (Psalm 107), 7 de tenoraria ‘Er zählet unsre Tränen in der Zeit der Not’, 8 het koor ‘Sagt es, die ihr erlöset seid’, 9 het sopraanduet met koor ‘Ich harrete des Herrn’, 10 het tenorrecitatief plus aria ‘Stricke des Todes hatten uns umfangen’, 11 het koor ‘Die Nacht ist vergangen’, 12 het koraal ‘Nun danket alle Gott’, 13 het duet voor sopraan en tenor ‘Drum sing’ ich mit meinem Liede ewig dein Lob’ en tot besluit 14 het koor ‘Ihr Völker, bringet her dem Herrn Ehre und Macht’.
Vooral het vijfde deel is een dankbaar koorstuk van bijna 7 minuten. Dat het werk in Engeland onder de titel Song of praise populair is – net als veel ander moois van Mendelssohn, zal nauwelijks verbazen.
De opnamen
De toch weer vrij lange lijst met opnamen overziende, valt op dat er blijkbaar geen historische meer bestaan: de reeks begint in 1967. Verder valt op dat sommige dirigenten zich bij herhaling over het werk ontfermden: Sawallisch en Chailly. Soms wordt een nadere keuze voor degenen die het uitsluitend om de tweede symfonie gaat bemoeilijkt omdat deze deel uitmaakt van uitgaven met meerdere of zelfs alle orkestwerken van Mendelssohn op 40 schijfjes (Sawallisch 1, ooit separaat op Philips verschenen).
De historiserende uitvoeringspraktijk heeft begrijpelijk genoeg niet zoveel vat gekregen op deze compositie. Eerder bestaat verschil tussen heel grootschalige en betrekkelijk kleinschalige producties. Tot deze laatste behoort de versie van Beringer waarin bijvoorbeeld slechts van een jongenskoor wordt gebruik gemaakt. Ook Rilling houdt het klein en hij valt zo enigszins tussen twee stoelen.
Tot de authentieke school behoort vooral Spering die echter tenslotte strandt in een zekere machteloosheid die met snelle tempi alleen niet te compenseren valt. Wel heel mooi is hier het duet van beide sopranen ‘Ich harrete des Herrn’ met Soile Isokowski en Mechthild Braun.
De eerste opname in de lijst die uit Leipzig, de stad met een bijzondere Mendelssohn binding (het Gewandhausorkest had hem als dirigent), komt, is van Masur. Zijn realisatie is heel goed afgestemd op het karakter van de compositie, het orkestspel is heel mooi en vervuld van een duidelijk stijlbesef; ook de inbreng van solisten - Barbara Bonney, Edith Wiens en Peter Schreier, beter kan haast niet - en koor voldoet aan hoge eisen. Enige bezwaar zijn de soms wel erg vlotte tempi.
Wat Chailly in Londen liet horen, blijkt haast nog beter dan wat hij jaren later in Leipzig tot stand bracht. Zie dvd bespreking. Daarentegen slaagde Sawallisch 2 over de hele linie beter dan de eerdere keer en is gelukkig ook separaat leverbaar.
Het Nederlandse aandeel begint met een puntige, redelijk nadrukkelijke interpretatie van De Waart, die over uitstekende solisten beschikt.
Natuurlijk voldoet ook de interpretatie van Karajan royaal aan de minimum voorwaarden, maar hoe mooi ook, hij behoort al een poos niet meer tot de meest aanbevelenswaardigen, maar is inmiddels wat op de achtergrond geraakt. De opname klinkt echter nog heel goed, het koor zingt prachtig en de solisten imponeren meer als team dan individueel.
Dat Abbado over het geheel nogal bezadigde tempi kiest, komt de expressie zeer ten goede zonder dat schade wordt berokkend aan de levendigheid en vitaliteit van de snelle delen; de zware tutti van het koor houdt hij mooi helder en het orgel kan zich goed laten gelden. Ieder zweem van sentimentaliteit is in het andante religioso vermeden. De koorfinale straalt een en al vreugde uit. Het is ook een puur genoegen om naar zijn drie solisten te luisteren. Van de solisten imponeert Blochwitz het meest.
Ooit maakte Maag voor Decca een ideale opname van de Schotse symfonie, maar hoe redelijk de langzame delen, met name het ‘valse triste’ achtige tweede, ook zijn geslaagd, in de snelle mankeert het aan vitaliteit en vreugde. Verdere afbreuk wordt aan het welslagen gedaan door de verre van ideale opname met bleke violen en te zwaar aangezette pauken.
Het voordeel van de warme, volle klank en een passende akoestische ambiance helpt om de verrichtingen van Weller en de zijnen extra cachet te verlenen. Dat is meteen aan de inzet van de trombone aan het begin te horen. Ook de uitbundige finale komt mooi uit de verf. Het koor is wel erg groot en de tempi zijn soms gevaarlijk traag.
Een uitgesproken karakter en veel vitaliteit kenmerken de attractieve, frisse aanpak van Ashkenazy in Berlijn. De frasering is opvallend mooi.
De opname van Orozco-Estrada moet het hebben van de solisten. Vooral sopraan Oelze en tenor Bostridge imponeren sterk. Daar staat tegenover dat het orkest bepaald niet geweldig is en het koor niet meer dan verdienstelijk.
Bij Bernius, die zich op Carus over al Mendelssohns koorwerken ontfermde, komt enigszins naar verwachting het symfonische gedeelte wat te kort ten opzichte van het korale. Christine Karg begint matigjes maar veert op in het duet, beide andere kunnen ermee door. Zo werd dit een ietwat eenzijdige verklanking.
Hierna imponeert Litton in Bergen aanzienlijk meer. Hij weet dankzij een slimme tempokeuze de fascinerende toverkracht van het werk te onthullen. Het feit dat het om een samenstelling uit 2 ‘live’ concerten gaat, verhogen de intensiteit en de spanning. Het orkestspel is verrassend goed. Bij de solisten is Jennifer Larmore de uitblinkster, Judith Howarth daarentegen klinkt wat schril en ongelijkmatig.
Zonder veel ruchtbaarheid voltooide Fey voor Hännsler een uitgebreide Mendelssohncyclus. Hij zet de eerste drie delen nogal snel in en de opname klinkt wat afstandelijk. Maar er wordt met veel spiritualiteit gemusiceerd, zeker door het orkest. Het koor is meer dan adequaat, Eleonore Marguerre en Ulrika Strömstedt zijn royaal tegen hun taak opgewassen en Markus Schäfer ontpopt zich als een gracieus zingende tenor. Zo ontstaat een geheel dat zonder meer heel goed is.
Naxos heeft een paar opnamen in de catalogus. Die van Märkl laat een nogal idyllische vertolking horen, vrij traag stromend. Elsner zingt erg op de man af, maar niet erg subtiel, Ziesak klinkt onverwacht enigszins scherp en Erdmann uitstekend. De inbreng van het koor overtuigt het meeste. Dit is een interessant alternatief uit Leipzig dat echter in de felle competitie net niet hoog genoeg scoort.
Tot de voorlopig nieuwste aanwinsten behoort de tweede Nederlandse productie uit Enschede. De Vriend begint hiermee meteen heel succesvol een Mendelssohncyclus. We horen zijn bedrevenheid in de kleinschaliger, historisch gerichte muziekpraktijk die zich onder meer uit in heldere lijnen (let op het orgel), duidelijke accenten. Fijnzinnigheid is misschien niet zijn sterkste kant, bevlogenheid wel. Er wordt pittig gemusiceerd, ook het koor klinkt heel geanimeerd. Een grote, bijzonder aangename verrassing zijn de niet eens zo bekende solisten. Ze presteren alle drie op heel hoog niveau, maar onbetwiste uitblinkster is Judith van Wanroij.
Video
Komen we tot slot bij de enige dvd opname. Deze is identiek met de cd versie en toont het nieuwe Leipzigse Gewandhaus in volle glorie. Chailly gebruikt als een der weinigen Mendelssohns herziene versie van het werk en hoewel deze zeker niet van voordeel is, maar laat hier zien en horen hoe ook deze ondanks het beperkingen opgelegde slotkoor zeer de moeite waard kan zijn.
Waar gaat het om? In deel 6 stelt de tenor op een gegeven moment de vraag: “Hüter, ist die Nacht schon hin?”, waarop de sopraan antwoordt: “Die Nacht ist vergangen”. Het is da in het orkest net of een zonnestraal doorbreekt. In de uitgave voor de première ontbrak die vraag en is de tenorpartij korter; hij gaat ook meteen in het koor van deel 7 over. Dan zijn er nog kleinere afwijkingen die samen toch wel voor enige teleurstelling zorgen. Voeg daarbij dat de opnamebalans tijdens de vertolking soms verschuift.
De dames solisten zijn puik, maar de stem van Peter Seiffert heeft wat ruwe kantjes.
De extra werken tillen de beeld plus het geluid – afgezien van die balansverschuiving - uitgaaf verder wel boven de middelmaat uit: Mendelssohns Sommernachtstraum ouverture en diens Psalm 114 plus Rihms gelegenheidswerk Verwandlung nr. 2 uit 2005. Het werd heel passend voor deze gelegenheid geschreven.
Conclusie
In het grote geheel treffen we eigenlijk geen uitgave aan die ver met kop en schouders boven de rest uitsteekt. De veiligste aanbeveling was jarenlang Abbado omdat hij zo’n goed evenwicht vindt tussen ceremoniële waardigheid en voorwaartse stuwing, maar De Vriend bereikt evenzeer een majestueus geïnspireerd niveau. Ook in aanmerking komen eventueel Litton, en in iets mindere mate Sawallisch 2 en Masur. Dus waarom gaan we niet – alle chauvinisme daargelaten – gewoon voor De Vriend, wiens opname gelukkig ook uitstekend klinkt?
Discografie
1967. Helen Donath, Rotraud Hansmann, Waldemar Kmennt met het Philharmonia orkest, Londen en –koor o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Philips 432.598-2 (3 cd’s), Brilliant Classics 94212 (40 cd’s).
1971. Edith Mathis, Liselotte Rebmann, Werner Hollweg met het Koor van de Duitse Opera, Berlijn en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 477.7581 (3 cd’s).
1977. Sona Ghazarian, Edita Gruberova, Werner Krenn met het Weens Staatsopera koor en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Christoph von Dohnányi. Decca 421.769-2 (3 cd’s), 478.2366 (4 cd’s).
1979. Margaret Price, Sally Burgess, Siegfried Jerusalem met het Londens filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Riccardo Chailly. Philips 416.470-2.
1984. Elizabeth Connell, Karita Mattila, Hans-Peter Blochwitz met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Claudio Abbado. DG 415.353-2 (4 cd’s), 471.467-2 (4 cd’s), 423.143-2.
1987. Krisztina Láki, Mitsuko Shirai, Peter Seiffert met het Stedelijk Musikverein koor Düsseldorf en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 749.764-2, EMI 096-464-2 (6 cd’s).
1988. Barbara Bonney, Edith Wiens, Peter Schreier met het Omroepkoor Leipzig en het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Teldec ZK 244-178-2, 844199-2, 3984-21341-2 (2 cd’s), Warner 2564-60156-2.
1989. Lucia Popp, Julie Kaufmann, Josef Protschka met het Bambergs symfonie orkest en –koor o.l.v. Claus Peter Flor. RCA RD 60248.
1991. Madeline Rivera, Margaret Chalker, Vinson Cole met het Seatlle symfonie orkest en –koor o.l.v. Gerard Schwarz. Delos DE 3112, Naxos 8.571209.
1991. Cynthia Haymon, Alison Hagley, Peter Traka met het Philharmonia orkest Londen en –koor o.l.v. Walter Weller. Chandos CHAN 8995.
1991. Annegeer Stumphius, Young Hee Kim Peral, Matthias Bleidorn met het Groot omroepkoor en het Omroep symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. Fidelio 9202, Brilliant Classics 99926-1/7 (7 cd’s).
1993. Solie Isokoski, Mechthild Bach, Frieder Lang met Chorus musicus en Neues Orchester o.l.v. Christoph Spering. Opus 111 OPS 20-38, 30-98.
1994. Juliane Banse, Sibylla Rubens, Vinson Cole met het Berlijns omroepkoor en het Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 448.181-2.
1996. Michaela Krämer, Dirk Lüdemann, Bernhard Hüsgen met het Kamerkoor van de Universiteit Dortmund en Florilegium musicum o.l.v. Willi Gundlach. Thorofon CTH 2346.
1996. Pamela Coburn, Lioba Braun, Deon van der Walt met het Windsbacher jongenskoor en het Oostenrijks-Hongaars symfonie orkest o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Hännsler 98.134 (2 cd’s).
1996. Eva-Maria Kuhrau, Marina Ulewicz, Fred Silla, Münchens Oratoriumkoor en Omroeporkest Pilsen o.l.v. Andreas Hantke. Arte Nova 74321-37639-2 (2 cd’s).
1997. Valentina Valente, Maria José Suárez, Santiago Calderon met het Madrileens symfonie orkest en Orfeón Donostiarra o.l.v. Peter Maag. Arts 47620-2 (3 cd’s), 47507-2.
1998. Michaela Kaune, Norine Burgess, Christoph Genz met de Gächinger Kantorei, Stuttgart en het Bach Collegium Stuttgart o.l.v. Helmuth Rilling. Hänssler 98.176.
1998. Mary Nelson, Majella Cullagh, Adrian Thompson met het koor van de Ierse omroep en het Iers nationaal orkest o.l.v. Reinhard Seifried. Naxos 8.553522.
2005. Petra-Maria Schnitzler, Peter Seiffert, Anne Schwanewilms met het Operakoor Leipzig en het Gewandhausorkest en –koor Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 475.6939.
2006. Sibylla Rubens, Claudia Mahnke, Christoph Prégardien met het Koor van de Beierse omroep, München en het Omroeporkest Saarbrücken/Kaiserslautern o.l.v. Christoph Poppen. Oehms OC 709-1 (3 cd’s).
2008. Judith Howarth, Jennifer Larmore, Christoph Prégardien met het Deens Nationaal vocaal ensemble, het Bergen filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Andrew Litton. BIS BIS SACD 1704, BIS 2002 (11 cd’s).
2008. Ruth Ziesak, Mojca Erdmann, Christian Elsner met het Omroeporkest en -koor Leipzig o.l.v Jun Märkl. Naxos 8.572294.
2008. Christiane Karg, Maria Bernius, Werner Güra met het Stuttgarts Kamerkoor en de Duitse Kamerfilharmonie, Bremen o.l.v. Frieder Bernius. Carus 83213.
2009. Eleonora Marguerre, Ulrika Strömstedt, Markus Schäfer met het Duits kamerkoor en het Heidelbergs symfonie orkest o.l.v. Thomas Fey. Hänssler 98.577.
2009. Julia Kirchner, Katrin Starick, Martin Petzold met het Leipzigs Universiteiskoor, het Leipzigs Operakoor en het Mendelssohnorkest Leipzig o.l.v. David Timm. Querstand VKJK 1008 (2 cd’s).
2010. Christiane Oelze, Simona Saturova, Ian Bostridge met het Sine Nomine koor en het Nederoostenrijks Toonkunstorkest o.l.v. Andrés Orozoco-Estrada. Preiser PR 90796.
2012. Judith van Wanroij, Machteld Baumans, Patrick Henckens met Consensus Vocalis en het Nederlands symfonie orkest o.l.v. Jan Willem de Vriend. Challenge CC 72543.
2012. Michaela Maria Mayer, Katharina Hagopian, Mark Adler, het Vocapella koor en het Akens symfonie orkest o.l.v. Marcus Bosch. Coviello COV 31209.
Video
2005. Petra-Maria Schnitzler, Peter Seiffert, Anne Schwanewilms met het Operakoor Leipzig en het Gewandhausorkest en –koor Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. AuroArts 2054668 (dvd).