Verg. Discografieën

MESSIAEN: QUATUOR POUR LA FIN DU TEMPS (geactualiseerd)

MESSIAEN: QUATUOR POUR LA FIN DU TEMPS

 

De symmetrie en de door onrustige vlagen onderbroken rustige schoonheid van Messiaens belangrijke kwartet staan in tegenspraak met de ellendige omstandigheden waaronder het werk werd gecomponeerd – dit bijna vijftig minuten vrijelijk vloeiende meesterwerk vormt een van de fraaiste voorbeelden van transcendentale kunst uit de vorige eeuw. Een mijlpaal in de twintigste eeuwse kamermuziek kortom, zowel dankzij de oorspronkelijkheid van zijn muziektaal (soms heel complex, dan weer doodsimpel) als door een voor Westerse muziek unieke vurigheid.

 

Achtergronden

 

Het andere zeer verrassende facet van dit werk is dat het in 1941 werd geschreven in het Duitse krijgsgevangenenkamp Stalag VIII in het Silezische Görlitz vlakbij de Poolse grens waar Messiaen sinds mei 1940 was geïnterneerd. Als eerste ontstond het vrij traditioneel klinkende Intermède dat nu als vierde deel fungeert. Pas daarna werden de bijzondere andere zeven delen geschreven. Het complete werk werd daar ook voor het eerst uitgevoerd op 15 januari voor een auditorium van 5000 andere gevangenen zoals een verslag meldt. Messiaen zelf had de beschikking over een krakkemikkige piano waarvan sommige toetsen bleven hangen. Etienne Pasquier, later lid van een bekend gelijknamig pianotrio samen met twee broers, was de cellist, slechts beschikkend over een instrument met drie snaren. Beide anderen waren violist Jean le Boulaire en klarinettist Henri Akoka.

De partituur wordt voorafgegaan door een citaat uit de Openbaringen van Johannes waarin de engel van de Apocalyps uitroept: "Er zal niet langer van tijd sprake zijn". Niettemin is de muziek vervuld van een heel bijzondere schoonheid; de labyrintachtige klanken zitten vol glinsterende harmonieën en archaïsche geluiden die Messiaen codificeerde in zijn Techniques de ma langue musicale dat in 1944 werd gepubliceerd.

Messiaen zelf schreef een in de literatuur (en in menig cd boekje) graag geciteerde toelichting over het ontstaan van het stuk en over zijn bedoelingen en de inhoud der delen. Stof die overal makkelijk na te lezen is. Volgens de overlevering zorgde de Duitse bewaking voor die gammele piano; de andere musici hadden hun instrumenten waarschijnlijk bij zich. In zoverre is de combinatie nauwelijks een toeval. Raadselachtig is en blijft bijvoorbeeld wel waarom de bewakingsautoriteiten uitvoering van het werk toestonden. Was het niet entartet of waren ze – in essentie militairen - te dom of juist te muzieklievend om daarover te oordelen. Ook in andere concentratiekampen was men soms heel tolerant jegens muziek en musici. Denk aan Theresienstadt en wat daar in dat 'modelkamp' allemaal gebeurde en als uitgesproken entartet moet hebben gegolden. Gek dat Messiaen tot zijn dood in 1992 over deze kwesties nooit uitsluitsel heeft gegeven en daar blijkbaar ook niet naar is gevraagd.

De piano, "omhuld door pedaal" houdt gedurende het grootste gedeelte van het werk de tijd bij, terwijl de klarinet – met name in de solo van L'abîme des oiseaux – het pad van de vogelzang volgt. Het gaat ook om een werk met hevige contrasten, zoals wanneer een verrassend luchtig, bijna dansant tussenspel plaats maakt voor de verleidelijke trage cellofrasen uit Louange à l'éternité de Jésus. Het fervent stichtelijke werk bereikt zijn hoogtepunt in het achtste en laatste deel, Louange à l'immortalité de Jésus, een uitgebreide meditatie van de viool waarin het instrument langzaam naar zijn allerhoogste register wordt gebracht bij wijze van ten hemel opstijging, maar tevens als blijk van Messiaens eigen diepgewortelde spiritualiteit.

 

De opnamen

 

Momenteel bestaan tenminste veertig cd opnamen van dit kwartet. Sommige daarvan zijn tamelijk obscuur en verschenen op labels als Assai, Live Classics, Kontrapunkt, Koch, Arion en Ongaku Records. Ze stonden niet ter beschikking en komen hier dus verder niet voor, maar echt geïnteresseerden kunnen ze ongetwijfeld opsporen. Het muzikale gehalte van de wel voorhanden uitgaven reikt van het plichtmatige tot het speculatie, met gelukkig ook veel waars en raaks daar tussenin.

Bijzonder is natuurlijk meteen de in 1956 op een elpee van de Club français du disque, gelukkig later als Accord cd uitgebrachte opname waaraan Messiaen zelf als pianist meewerkte op een in het hoge register wat iel klinkende vleugel met de instrumentalisten die na de oorlog (24 juni 1945) ook de première in Parijs verzorgden. Messiaen, die hier en daar wat accenten toevoegt, met name in het langzame gedeelte van het tweede en vijfde deel en die in geschrifte soms nogal roze wazig overkomt en verzot lijkt op mystiek aureool argumenteert hier op de vleugen kristalhelder. Of hij zelf z’n opvatting als alleenzaligmakend beschouwde, is onduidelijk. Zijn zegel van goedkeuring gaf hij vrijmoedig ook aan sommige andere uitvoeringen die hij bijwoonde of beluisterde. Hier is veel aandacht besteed aan de juiste ritmiek en dynamiek. In deel V wordt een hoge mate van extase bereikt. Eigenlijk is dit een onmisbaar document in de ontstaans- en interpretatiegeschiedenis van dit bijzondere werk, want ook cellist Etienne Pasquier was in gevangenschap een lotgenoot van de componist.  

Het hier uit klarinettist Anthony Pay, violist Leo Philips, cellist Paul Watkins en pianist Ian Brown bestaande Nash ensemble verzorgde in december 1998 een lunchconcert in de Londense Wigmore Hall waar de bewuste BBC opname tot stand kwam. De balans is nogal ongelukkig met een violist die soms wordt overstemd door de klarinet, maar de getoonde opvatting is de moeite waard. De tempi zijn aan de trage kant (het werk duurt hier vijftig minuten tegen gewoonlijk drie kwartier) wat voornamelijk komt omdat de beide soli breed zijn uitgemeten: de klarinet in het derde deel, de cello in het vijfde. Verder wekken de uitvoerenden louter positieve indrukken met hun verbeeldingsvolle en geconcentreerde spel.

Daniel Barenboim maakte zijn opname in aanwezigheid en onder de supervisie van de componist maar dat is geen waarborg voor een volmaakte interpretatie. De pianist is namelijk haast te dominant en duidt de muziek erg persoonlijk. Er zijn mooie bijdragen van de cellist Albert Tetard en de klarinettist Claude Desurmont, maar de viooltoon van Luben Yordanoff klinkt nodeloos scherp.

Er was ooit een prominente, mooie Nederlandse vertolking door Vera Beths, George Pieterson, Anner Bijlsma en Reinbert de Leeuw maar deze wordt inmiddels ruimschoots geëvenaard en deels zelfs overtroffen door de recentere versie van Harmen de Boer met het Osiris trio die blijk geeft van nog meer coherentie en grotere spanningsbogen.

Niet te versmaden is een van de zeer weinige geheel Franse verklankingen door Huguette Fernandez, Guy Deplus, Jacques Neilz en Marie-Madeleine Petit. Pianiste Petit houdt het gezelschap fraai bijeen in deze kernachtige, forse en heel mooi geïntegreerde lezing die zeker nadere kennismaking loont.

Zeer de moeite waard is ook de lucide opname van Michael Collins, Joshua Bell, Steven Isserlis en Olli Mustonen waarin vooral het voortreffelijke aandeel van de klarinettist en de pianist opvalt, maar de samenhang minder goed is; ook de dynamiek van de opname is te extreem groot. De latere opname van Collins met Isabelle van Keulen maakt dieper indruk.

Ook Chamber Music Northwest is evenwichtig en overtuigend in zijn voordracht. Maar ook vreugdiger, uitbundiger in de positieve delen. Opvallend is hier bijvoorbeeld de innige samenwerking tussen viool en piano. Weer wat minder zijn hierna Eduard Brunner met het trio Fontenay al slaagde het eerste deel veelbelovend mooi. De klarinet en de cello laten het beste deel van de totale inbreng horen. Brunners andere opname vertoont geringe balansverschillen, maar is op zich zeker goed.

Ook Richard Stolzman. Ida Kavafian, Fred Sherry en Peter Serkin maken geen optimale indruk en het Ensemble Incanto vermag ook niet echt te overtuigen. Veel fraaier zijn daarna dan weer Erich Gruenberg, Gervase de Peyer, Anthony Pleeth en Michel Béroff  die indertijd in 1968 voor een van de eerste echt waardevolle, nog steeds heel mooi klinkende opnamen van het werk zorgden. De derde EMI opname met een wat nuchter uitgevallen klarinetpartij van Deinzer en vooral secuur werk van de specialisten in eigentijdse muziek Palm en Kontarsky maakt een minder bevlogen indruk.

Béroff studeerde bij Messiaen, net als Yvonne Loriod die op een ander EMI schijfje de pianopartij op superieure wijze voor haar rekening neemt. Op de genuanceerde, gevoelige inbreng van Wolfgang Meyer valt niets aan te merken, de beide nazaten van Dietrich Fischer-Dieskau zijn zorgvuldig en fraai afgewogen. Een succes dus als geheel.

Het Amici ensemble uit het Canadese Toronto levert tot aan het vijfde deel een respectabele prestatie. Deze eerste Jezus louange (lofhymne) hoort ‘extatisch, majestueus, meditatief en heel expressief’ te klinken, maar ook heel traag. Dat vormt voor menig kwartet een struikelblok en ook hier ontbreekt het aan kalme grandeur. Ook de opname is heel helder en geslaagd zodat dit als goedkoop alternatief toch een aanschaf is die het nader overwegen waard is.

De opname van Calliope met leden van het Octuor de France is een heel wisselend succes met het zesde deel als het meest geslaagde. Maar als geheel klinkt het resultaat nogal arm aan expressie en extase met een dominante, dreunende piano. 

Een van de mooiste allround versies is van Paul Meyer, Gil Shaham, Jian Wang en Myung-Whun Chung. Uitvoering en opname staan beide op het hoogste niveau. De uitvoering bezit een mate aan concentratie en intensiteit die de luisteraar van begin tot eind blijft boeien en de opname klinkt superieur. 

Voor zover ze beluisterd konden worden, is van de na 2007 verschenen uitgaven de nieuwste van Martin Fröst en Janine Jansen het mooiste en interessantste omdat ze putten uit een bijzondere uitvoeringsfilosofie die telkens opnieuw blijkt en waaraan niets mechanisch is in de plooibare verklanking. Het is een vreugde deze geëngageerde uitvoering te horen. Losse eindjes komen er niet in voor en de zuivere muzikaliteit is optimaal.

 

Conclusie

 

De Accord opname met Messiaen zelf neemt natuurlijk een heel belangrijke plaats in, maar op grond van de mindere (mono) geluidskwaliteit niet noodzakelijkerwijs de eerste. Die komt eerder toe aan Martin Fröst/Janine Jansen e.a. of aan Paul Meyer c.s. Maar het zij zonder chauvinisme gezegd: ook de Cobra opname van het Harmen de Boer en het Osiris trio kan met enig recht aanspraak maken op een eervolle plaats, naast de Delos-, Decca- en twee van de drie EMI  opnamen. Voor een modern goedkoop alternatief is daar Naxos.

 

Discografie

 

1956. André Vacellier, Jean Pasquier, Etienne Pasquier en Olivier Messiaen. Accord 461.744-2, 480.1045 (7 cd’s).

 

1963. Guy Deplus, Huguette Fernandez, Jaques Neilz en Marie-Madeleine Petit. Erato 4509-91708-2, 2564-62162-2 (18 cd’s).

 

1968. Gervase de Peyer, Erich Gruenberg, William Pleeth en Michel Béroff. EMI 763.947-2.

 

1976. Hans Deinzer, Sascha Gawriloff, Siegried Palm en Aloys Kontarsky. EMI 747.463-8 (2 cd’s).

 

1976. Tashi (Richard Stoltzman, Peter Serkin, Ida Kavafian, Fred Sherry). RCA GD 87835.

 

1978. Claude Desurmont, Daniel Barenboim, Luben Yordanoff en Albert Tétard. DG 423.247-2, 445.128-2.

 

1984. Eduard Brunner, Oleg Kagan, Natalia Gutman, Vassily Lobanov. Live Classics LCL 712.

 

1986. Chamber Music Northwest, David Shifrin, 

Hwan Bae, Warren Lash, William Doppmann. Delos CD 3043.

 

1986. Alain Damiens, Maryvonne le Dizès, Pierre Strauch, Pierre-Laurant Aimard. Adda CD 581029.

 

1987. Quatuor Olivier Messiaen (Michel Arrignon, Alain Moglia, René Benedetti, Jean-Claude Henriot). Pierre Verany PV 79401-2.

 

1989. George Pieterson, Reinbert de Leeuw, Vera Beths en Anner Bijlsma. Philips 422.834-2, 446.578-2.

 

1990. Wolfgang Meyer, Yvonne Loriod, Christoph Poppen, Manual Fischer-Dieskau. EMI 754.395-2, 575.629-2.

 

1990. Fabio di Càsola, Emilie Haudenschild, Emeric Kostyak, Ricardo Castro. Accord 20177-2.

 

1990. Ensemble Walter Boeykens (Walter Boeykens, Marjeta Korosek, Roel Dieltjens, Robert Groslot). Harmonia Mundi HMC 90.1348.

 

1991. Ensemble Incanto (Ralph Manno, Marietta Kratz, Guido Schiefen, Liese Klahn). Arte Nova 4321-77076-2.

 

1991. Martin Scelling, Martin Mumelter, Walter Nothas, Alfons Kontarsky. Schwann 3-1188-2.

 

1991. Eduard Brunner met het Trio Fontenay. Teldec 9031-73239-2, Warner 0927-48749-2.

 

1993. David Campbell, Madeleine Michell, Christopher van Kempen, Joanna McGregor. Collins 13932.

 

1993. Ensemble Kontraste (Reiner Wehle, Kathrin Rabus, Christoph Marks, Friederike Richter. Thorofon CTH 2232.

 

1995. Tigran Aloumian, Alexander Trostiansky, Alexander Zagorinsky, Maria Parshina. Vista Vera UL 94317. 

 

1995. LINensemble (Jens Schou, Christina Astrand, John Ende, Erik Kaltoft). Kontrapunkt 3223-2.

 

1995. Håkan Rosengren, Per Enoksson, Mats Rondin, Stefan Bojsten. Caprice CAP 21481.

 

1996. Ensemble Incanto. Arte Nova 74321-77076-2.

 

1998. Michael Collins, Joshua Bell, Steven Isserlis en Olli Mustonen. Decca 452.899-2

 

1998. Nash ensemble. BBC Music BBCW 1007-2

 

1999. Paul Meyer, Gil Shaham, Jian Wang en Myung-Whun Chung. DG 469.052-2, 477.9770 (2 cd’s).

 

1999. Michael Collins, Isabelle van Keulen, Alban Gerhardt, Lars Vogt. AVI 8553100.

 

1999. John Kruse, Bjarne Hansen, Svend Winslov, Rosalind Bevan. Classico CLASSCD 338.

 

1999. Amici ensemble (Joaquin Valdempeñas, Scott St. John, David Hetherington, Patricia Parr). Naxos 8.554824.  

 

2000. Harmen de Boer met het Osiris trio. Cobra 0001.

 

2000. Ensemble Ader (Phillippe Berrod, Christophe Poiget, Isabelle Veyrier, Alice Ader). Assai 22211-2.

 

2004. Jérôme-Julien Laferrière, Céline Plane, Frédéric Dupuis, Renaud Stahl. Bayard D 9227709.

 

2004. Jean-Philippe Vivier, Trio Élégiaque (Laurent lebFlécher, Virginie Costant, François Dumont). Triton TRI 331144.

 

2005. Charles Neidlich, Philippe Graffin, Pascal Devoyon en Colin Carr. Cobra 0014.

 

2006. Jean-Louis Sajot, Yuriko Naganuma, Paul Broutin en Anne-Lise Gastaldi. Calliope CAL 9898.

 

2007. Collectief (Benjamin Doeltjes, Wilbert Aerts, Martijn Vink, Thomas Dieltjens). Fuga Libera FUG 540.

 

2007. Robert Plane met het Gould pianotrio (Lucy Gould, Alice Neary, Benjamin Frith). Chandos CHAN 10480.

 

2008. Jörg Widmann, Carolin Widmann, Nicolas Altstätt en Alexander Lonquich. Orfeo C 840-121 B.

 

2008. David Krakauer, Jonathan Crow, Matt Haimovitz, Geoffrey Burleson. Pentatone PTC 5186-560.

 

2008. Fibonacci ensemble (Julian Farrell, Jack Liebeck. Benjamin Hughes, Kathron Sturrock). Deux-Elles DXL 1133.

 

2011. François Benda, Nurit Stark, Ivan Monighetti, Cédric Pescia. Genuin GEN 12258.

 

2012. James Campbell met het Gyphon trio. Analekta AN 29861.

 

2014. Sven van de Voorde en Tetragonist. Allud

ACD BR 071-2. 

2017. Martin Fröst, Janine Jansen, Lucas Debargue, Torleif Thedéen. Sony   88985-36310-2.