MOZART: KLARINETKWINTET
Gevraagd naar het favoriete kamermuziekwerk van Mozart zullen geel wat muziekliefhebbers het Klarinetkwintet als eerste noemen. Geen ander werk van deze componist combineert op zo natuurlijke wijze de kwaliteiten die maken dat Mozarts muziek zo geliefd is: teerheid, melodieusheid en een bijzonder soort genereuze spiritualiteit.
Achtergronden
Mozart heeft zijn kwintet voor klarinet in strijkers dat later in de Köchel catalogus het nummer 581 kreeg op 29 september 1789 in zijn verzeichnüss aller meyner werke geboekt. Het werd volgens Mozarts eigen zeggen geschreven voor zijn vriend uit zijn laatste Weense jaren en mede vrijmetselaar de voortreffelijke klarinettist Anton Stadler (1753-1812). Vermoedelijk gaf hij 22 december 1789 in het Weense Burgtheater de eerste uitvoering van het stuk. Aan die vriendschap met Stadler hebben we ook niet alleen het Kwintet voor blazers en piano KV 452 uit 1784 en het Trio voor klarinet, viool en piano KV 498 uit 1786, maar vooral het voor het eerst in februari 1788 uitgevoerde Klarinetconcert KV 522 van Mozart te danken, maar vooral ook het feit dat Mozart in zijn laatste jaren de klarinet een steeds nadrukkelijker rol gaf in zijn composities. Vaak zelfs uitgesproken solistisch zoals in de grote aria van Sextus in La clemenza di Tito uit 1791; ook in Die Zauberflöte spelen de klarinetten een belangrijke rol. In tegenstelling tot Salzburg waar Mozart niet de beschikking had over klarinetten, maakten deze sinds 1773 in Wenen deel uit van de houtblazergroepen.
Aan Anton Stadler die sinds 1787 met zijn jongere broer Johann in de keizerlijke hofkapel als 1e klarinettist meespeelde en die even voortreffelijk bassethoorn speelde, zijn ook ettelijke verbeteringen aan het instrument te danken. Met name de ontwikkeling van een speciaal type, dat tegenwoordig bekend is als de bassetklarinet of Stadlerklarinet. Dat instrument wordt in het verslag van een tijdgenoot als volgt beschreven: “Diese Abänderung bestehet darinne, dass das Rohr nicht, wie gewöhnlich, bis ans Ende zur Öffnung hin fortläuft, sondern im letzten, vierten Theile des Instrumentes durch eine Querpipe auswärtsgebogen bis zur Oeffnung gehet. Dadurch erhält das Instrument nicht nur mehr Tiefe, sondern auch in diesen letzten Tönen eine grosse Aehnlichkeit mit dem Waldhorn”.
In het nuchtere taalgebruik van de huidige instrumentbouwer betekent dit dat de klarinet met zijn toonomvang in het laagste register vier halve tonen (van E naar C) werd uitgebreid doordat het klanklichaam vòòr de beker werd verlengd en van vier extra kleppen werd voorzien.
Jammer genoeg is noch een exemplaar van deze door Stadler na Mozarts tijd nog verder verbeterde en graag bespeelde bassetklarinet, noch het handschrift van de twee door Mozart blijkbaar voor dit instrument geschreven werken bewaard gebleven. De kopieën van deze werken hielden vooral rekening met de uitvoerbaarheid van de klarinetpartij op de gangbare instrumenten. Daardoor waren zowel de op Mozarts werken gerichte musicologen als de instrumentbouwers aangewezen op – weliswaar wetenschappelijk goed gedocumenteerde – ‘reconstructies’.
Het kwintet begint met een Allegro in sonatevorm in A-groot waarin de strijkers een eenvoudig lied zingen en de klarinet voor speelse interpolaties zorgt. Het tweede thema, cantabile, geeft de klarinet de gelegenheid om zich uit te leven in luchtige loopjes. Er heerst een vriendelijk soort rivaliteit tussen de blazer en de strijkers en alle vijf spelers krijgen de gelegenheid hun technische vaardigheden te demonstreren.
Die toonaard A-groot is van betekenis. Dat blijkt ook uit eerder ontstane composities in die toonaard, zoals het strijkkwartet KV 464 en het Pianoconcert KV 488. Mozart associeerde A-groot met een vloeiende, langgerekte melodielijn en dat vormt hier een van de aantrekkelijkste aspecten van het kwintet
De klarinet domineert in grote stukken van het Larghetto dat in driedelige liedvorm en in D-groot staat, hoewel op een bepaald moment sprake is van een mooie dialoog tussen de klarinet en de 1e viool. Voor het overige spelen de strijkers con sordino. Dit deel eindigt met een liedachtige melodie voor het blaasinstrument met strijkerbegeleiding.
Het Menuet, opnieuw in A, bevat twee trio’s, waarvan het eerste in a-klein alleen voor de strijkers is. Het tweede, een Ländler, behandelt de klarinet typisch al het herdersinstrument dat het in sommige streken (met name Tirol) nog steeds is.
In plaats van het gangbare Rondo als finale is hier sprake van een Thema met vijf variaties in A. Het thema dat de basis vormt van deze variaties bestaat uit eenvoudige frasen die vier maten lang zijn. Die variaties zijn makkelijk te volgen; sommige laten het blaasinstrument in een uitgesproken virtuoze hoedanigheid horen, terwijl andere de klarinettist even een adempauze gunnen. Gedurende een adagio passage wordt de zonnige atmosfeer even door wolken getemperd, maar met de komst van het coda verdwijnen deze weer snel en keert de vrolijkheid van het begin terug.
De superioriteit van de ‘authentieke’ versie ten opzichte van de tijdenlang in de concertzaal gangbare versie is gelukkig herhaaldelijk aangetoond en van fundamentele aard. Het is onder andere aan Ernst Hess te danken dat we sinds 1967 beschikken over een passende reconstructie van het Klarinetconcert terwijl bijvoorbeeld Kurt Bisak hetzelfde deed voor het Klarinetkwintet. De enigszins wrang-bittere, juist in het lage chalumeau register heel karakteristieke klank van de bassetklarinet vermengt zich veel beter met de weke klank van de met darmsnaren bespannen strijkinstrumenten die zo rijk is aan boventonen en die met lichte strijkstokken worden bespeeld. Het eindresultaat klinkt kleuriger en de klankvermenging is beter dan bij uitvoeringen op ‘moderne’ instrumenten.
De opnamen
De lijst met op papier beschikbare opnamen is weer verbluffend – misschien zelfs verontrustend – lang. Bij het maken van een eigen selectie is een goed uitgangspunt om vooral te letten op de koppeling. De uitvoeringsduur van het kwintet – ruim een half uur – is van dien aard dat er ruimte blijft voor een of twee andere werken. Combinaties met het Klarinetconcert, met andere kwartetten of kwintetten met één blazer van Mozart, maar ook met Brahms’ Klarinetkwartet liggen het meest voor de hand.
Bij nadere selectie valt de voorraad uiteen in “historische”, “traditionele” en “authentieke” uitvoeringen. Tot de vaak interessante, maar in geluidstechnisch opzicht zeker niet meer erg relevante versies behoren die van Benny Goodman (best curieus), Reginald Kell, Alfred Boskovsky en minder bekende grootheden als Draper, Sorokin. Wlach en Langenus.
Eerst de traditionelen.
Na Alfred Boskovsky heeft de nieuwere Decca opname van het Wiener Ensemble opnieuw iets bijzonders met een uitgesproken melancholiek Weense Heurigensfeer. Tot de beteren, zij het niet echt bijzonderen behoren 2x Jack Brymer met het Allegri kwartet (Philips) c.q. het Medici kwartet (Whitehall), Dieter Klöcker met het Leopolder kwartet (MD + G).
Mooi is ook de in Marlboro ontstane opname van Harold Wright (Sony), die zichzelf echter nog overtrof in zijn latere Philips opname met de Boston Chamber Players. Tot dit selecte groepje uitverkorenen behoren verder David Shifrin met het Emerson kwartet (DG), Karl Leister met het Amadeus kwartet (DG), Leopold Wlach met het Weens Konzerthaus kwartet (Millennium), Peter Schmidl met leden van het Weens octet (Decca) en Alessandro Carbonare c.s. (Harmonia Mundi).
Bij de authentiekelingen gaat de voorkeur met name uit naar Alan Hacker (Amon ra), Anthony Pay (Oiseau Lyre), Thea King (Hyperion), Michel Portal (Harmonia Mundi) en Eric Hoeprich (Philips).
Conclusie
In zijn authentieke vorm komt – gedwongen tot een definitieve keuze – het werk het mooist uit bij Hacker (Amon ra) en King (Hyperion), bij de traditionalisten zijn het – ook geducht rekening houdend met de opnamekwaliteit – met name Wright (Philips) en Carbonare (Harmonia Mundi) die het veld aanvoeren.
Discografie
Leden van de Academy of St. Martin-in-the-Fields. Philips 422.833-2, 446.233-2. 1979
József Balogh met het Danubius kwartet. Naxos 8550.390.
Walter Boeykens Ensemble. Harmonia Mundi HMA 190.1384. 1991
Alfred Boskovsky met leden van het Weens octet. Decca 417.643-2.
Eduard Brunner met het Hagen kwartet. DG 419.600-2.
Jack Brymer met het Allegri kwartet. Philips 420.710-2, 442.390-2. 1969
Jack Brymer met het Medici kwartet. Whitehall MQCD 6001.
James Campbell met het Allegri kwartet. Naim NAIMCD 024. 1997
David Campbell met het Bingham kwartet. Olympia OCD 637. 1997
Alessandro Carbonare, Florence Binder, Luc Hery, Nicolas Bone en Muriel Pouzenc. Harmonia Mundi HMN 91.1691.
Nicholas Carpenter met het Brindisi kwartet. EMI 569.702-2. 1996
Michael Collins met het Nash ensemble. CRD 3445.
Philippe Cuper met het Talich kwartet. Calliope 9249, 9256, 6256.1996
John Denman met het Flesch kwartet. Carlton 30366-01192. 1997Divertimento ensemble Salzburg. Claves 50-8007. 1986
Charles Draper met het Léner kwartet. Pearl GEMMCD 9903. 1928
Julian Farrell met het Delmé kwartet. National Trust NTCD 014. 1997
Nikolaus Friedrich met het Hugo Wolf kwartet. Amati 9405.
Benny Goodman met het Boedapest kwartet. RCA RD 85275, Biddulph LAB 140, Pearl GEM 0057. 1938
Alan Hacker met het Salomon kwartet. Amon Ra CD-SAR 17.
Janet Hilton met het Lindsay kwartet. ASV 1042. 1998
Eric Hoeprich, Lucy van Dael, Alda Stuurop, Wim ten Have en Wouter Möller. Philips 420.242-2.
Emma Johnson, Gábor Takacs-Nagy, Rebecca Hirsch, Timothy Boulton en Andrew Shulman. ASV CDDCA 1079. 1999
Reginald Kell met het Philharmonia kwartet. Testament SBT 1007. 1945
Thea King met het Gabrieli kwartet. Hyperion 66199.
Thea King met het Aeolian kwartet. Saga EC 3387-2.
Dieter Klöcker met het Consortium classicum. Berlin Records 100.111.
Dieter Klöcker met het Leopold kwartet. MdG 301.0375.
Gustave Langenus met het Boedapest kwartet. Bridge BCD 9085. 1940
Karl Leister met het Prazak kwartet. Orfeo C 141.861.Karl Leister met het Brandis kwartet. Nimbus NI 5487. 1995
Ralph Manno, Rahel Cunz, Michaela Paetsch-Neftel, Hartmut Rohde en Guido Schiefen. Arte 74321-43325-2. 1996
Vlastimil Maress met het Stamitz kwartet. Supraphon 00017-2. 1994
Andrew Marriner met het Chilinirian kwartet. CfP CD-CFP 4377.
Sabine Meyer, Höbarth, Matzka, Riebl en Leopold. EMI 749.398-2.
Sabine Meyer met het Philharmonia Kwartet Berlijn. Denon DC 8098, 38C37-7038.Wolfgang Meyer met het Quatuor mosaïques. Astrée E8736.
Wotjek Mrozek met het Camerata kwartet. Schwann 36531-2. 1998
Charles Neidich met Archibudelli. Sony 53366. 1992
David Oppenheim met het Boedapest kwartet. Sony 46527 (3 cd’s).
Ernst Ottersamer met de Wiener Virtuosen. Canyon Classics PCCL 00145,
Antony Pay met leden van de Academy of Ancient music. Oiseau Lyre 421.429-2.Antony Pay met het Academy of St.Martin-in-the-Fields kamerensemble. Philips 422.833.
Wolfhard Pencz met het Amati kwartet. Vereinigte Motor Verlage CDX 29105.
Gervase de Peyer met het Amadeus kwartet. DG 437.646-2.
Michael Portal met het Cherubini kwartet. EMI 555.389-2.
Keith Puddy met het Gabrieli kwartet. Carlton 30367-02332. 1986
Rayson met het Melos kwartet. EMI 572.566-2.
Karl Schlechta met het Dresdens filharmonisch kwartet. Bella Musica 319056.
Peter Schmidl met leden van het Weens octet. Decca 436.501-2, 448.232-2.
Daniel Shifrin met Chamber music Northwest. Delos 3020.Daniel Shifrin met het Emerson kwartet. DG 459.641-2. 1997
Vladimir Sorokin, David Oistrakh, Peter Bondarenko, Mikhail Terian en Serge Knushevitzky. Doremi DHR 7702. 1947
Theresa Tunniclif, Salvatore Accardo, Margaret Batjer, Toby Hoffman en Rocco Filipini. Fonè 98 F 09, Nuova Era 6802.Ronald van Spaendonck met het Skampa kwartet. Supraphon 03313-2. 1997
Reiner Wehle met het Mannheims kwartet. Novalis 150.006-2.
Wiener Kammerensemble. Canyon Classics PCCL 00174.
Leopold Wlach met het Weens Konzerhaus kwartet. Millennium Classics MCD 80093. 1951Harold Wright met het Marlboro ensemble. Sony 45827 (3 cd’s).
Harold Wright met de Boston Chamber players. Philips 442.149-2.Bohuslav Zahradnik met het Talich kwartet. Calliope 9231/3 (3 cd’s).Bohuslav Zahradnik met het Panocha kwartet. Supraphon 110999-2.
Video
Berliner Solisten. Teldec 09031-70776-6 (ld)
Peter Schmidl met het Weens Musikverein kwartet. Denon PLCC 564 (ld).