Verg. Discografieën

MOZART: KRÖNUNGSMESSE

MOZART: MIS NR. 16 IN C KV 317, KRÖNUNGSMESSE

 

De bekroning van Mozarts sacrale werken is te vinden bij de stukken die hij niet in kerkelijke opdracht schreef: de Krönungsmesse KV 317, het Münchense ‘Kyrie’ KV 341 en de beide beroemdst geworden geestelijke werken: de Große Messe KV 427 en het onvoltooide Requiem KV 626.

 

Achtergronden

In deze werken heft Mozart de geestelijke stromingen uit zijn tijd verwerkt en verwerkt tot iets heel persoonlijks. Daarmee toonde hij zich niet alleen een voltooier, maar ook een vernieuwer. Van deze werken werd de Krönungsmesse nog wel geschreven in de Salzburgse tijd waarin aartsbisschop Hieronymus Colloredo nog wel dicteerde dat de muziek nooit de verstaanbaarheid van de tekst mocht domineren.

De Mis in C, Mozarts laatste in dit genre voor Salzburg, ontleent zijn bijnaam hetzij aan de jaarlijkse kroning van een genadebeeld van de maagd Maria uit de landelijke omgeving van de bedevaartkerk Maria Plain bij Salzburg dat mogelijk wonderen verrichtte, hetzij aan het feit dat het – onder leiding van Salieri – werd uitgevoerd bij de kroningsplechtigheid van Leopold II in Praag in 1791, twaalf jaar nadat het werk was geschreven.

Het is een vrij korte mis, maar hij klinkt groots. Meteen al in het ‘Kyrie’ wordt die indruk van grootsheid, van pracht en praal gewekt dankzij de inzet van het koper: twee hoorns, twee trompetten en drie trombones. Veel van de koorgedeelten is homofonisch waardoor ze met alle vier de partijen in dezelfde ritmische waarden een heel direct en pakkend karakter krijgen. Het mooist blijkt dit in het ‘Gloria’.

De sologedeelten zijn wat complexer van opzet en neigen meer daar de operastijl, culminerend in het ‘Agnus Dei’ voor de sopraan dat zo de intense felheid van een liefdeslied krijgt.

  

De opnamen

Om te beginnen is er allerlei onbekend materiaal van o.m. Gillesberger (RCA), Grossmann (Philips), Hinreiner (BM), Kuenz (Tudor), Messner (Ariola), Meyer Kundt (EMI),  Stuligrosz (Apollo), Werndl (Symicon) en Wolf (Universal). Heel wat andere – waaronder helaas die van Brüggen en Koopman – zullen moeilijk of niet meer verkrijgbaar zijn. Aan de andere kant valt op dat we specialisten als Gardiner, Herreweghe en Jacobs hier (nog) niet tegenkomen.

De oudste verdoeking van een (mono) radio-uitzending van de WDR komt van Wand. Uit historisch oogpunt misschien interessant, ook de moeite waard voor bewonderaars van de dirigent door dik en dun, maar vergeleken met de huidige standaard niet meer representatief.

Het is zeker geen toeval dat DG hier is vertegenwoordigd met de meeste opnamen. Eén der eerste succesvolle opnamen uit de elpeetijd werd in 1954 in Berlijn gemaakt, maar die bestaat alleen nog op papier; een tweede volgde in Frankrijk met een internationale solistenbezetting. Dirigent was in beide gevallen Markevitch. Het was qua stijl en discipline niet van voordeel dat koor en orkest in de Franse opname klinken alsof de befaamde Franse slag ze in de greep had. Wat dat betreft is de eerdere monoversie van deze dirigent het beste van de twee. Daar krijgt de grandeur van de mis prachtig gestalte.

De indruk die Davis wekt is van ouderwetse aard: grote bezetting, doorgaans snelle tempi, maar de aanpak getuigt wel van de nodige esprit. Helen Donath blinkt uit in het ‘Agnus Dei’. De gulle akoestiek van Westminster kathedraal is prachtig voor de trompetten, minder flatteus voor pauken en koor.

Bij Marriner is het sopraan Cotrubas die de meeste bewondering wekt. Maar ook de rest van de bezetting mag er wezen. Naar verwachting klinkt deze uitvoering vooral rank en levendig, maar ook haast te zakelijk; de balans van de opname is niet optimaal..

Met zijn Münchense ensemble zorgde Kubelik voor en heel levendige verklanking; ster is opnieuw Mathis. De aanpak is levendig en blijmoedig in doorgaans snelle tempi. Het koor klinkt helaas wat dof.

De vertolking van Jochum wordt gered door sopraan Moser; de overige solisten stellen wat teleur en ook het koor laat zich niet van zijn beste kant horen. Voor het overige verzandt het geheel in routine.

Niet onverwacht is Karajan op cd liefst driemaal vertegenwoordigd. Kennelijk had hij een voorliefde voor het werk dat hij liefde- en stijlvol interpreteerde. Het allermooist van hem is feitelijk de radio-opname van een galaconcert uit 1972 in Salzburg om de vijftigjarige samenwerking met het Weens filharmonisch daar te vieren (en waar toen ook Bruckners Te Deum werd uitgevoerd). Zoals dat bij dergelijke opnamen haast onvermijdelijk is, valleen een paar ruwe kantjes op en is de klank niet optimaal, maar naar de geest is dit een van Karajans beste vertolkingen. Men moet wel houden van zijn grootse, pontificale opzet en gestroomlijnde prachtklank. Op de tweede plaats komt zijn DG opname uit 1986 die een heel klassiek aura heeft en wat weke contouren bezit. Maar het resultaat ademt wel de geest van een plechtige, feestelijke gebeurtenis.

Schreier was als dirigent en zanger altijd een uitstekend Mozartvertolker. Ook hier weer levert hij één van de beste prestaties, vastgehouden in een heel mooie opname.

Als het zo oneerbiedig mag worden gezegd: Sylvia McNair steelt de show in de grootschalige opzet van Levine. Het RIAS koor laat zich van zijn beste kant kennen en de hele vertolking ademt een aangename sfeer

Bij Cleobury is het vooral het koor dat een heel overtuigende indruk maakt in een gedegen opzet. De solisten zijn bovengemiddeld, maar de dirigent had iets meer ritmische kracht in zijn realisatie mogen leggen. Als het om louter jongensstemmen gaat, deed Marschik een belangrijke duit in het zakje met zijn Weense jochies. Erg overtuigend is het resultaat niet; het neigt naar het week-sentimentele. Ook Ferencsik weet niet echt te overtuigen. Hier klinkt de muziek ten gevolge van een slordige aanpak zelfs bijna ongeïnteresseerd, op zijn minst ongeïnspireerd. Nog treuriger is het gesteld bij Wildner een echt onderdemaats geheel. Een volgende poedelprijs verdient Marco. Het lijkt wel een toevallige schooluitvoering.

De reeks opnamen gebaseerd op het authenticiteitsstreven werd in 1973 geopend door Schmidt Gaden op Duitse Harmonia Mundi. Hier horen we voor het eerst jongens- in plaats van damesstemmen in het koor. Dat een paar jongens ook solistische rollen vervullen, klinkt daarentegen minder overtuigend. Ten slotte dus toch een tegenvallend resultaat.

Harnoncourt toont zijn gebruikelijke gedurfdheid met een bijzonder contrastrijke realisatie. Zijn werkwijze is bekend en resulteert in felle accenten, grote dynamische contrasten en een markante, zij het niet steeds overtuigende frasering. Sopraan Joan Rodgers plaatst zich – goed als ze is – niet in de topliga. Het resultaat klinkt scherp geëtst.

Hogwood benadert met zijn op zo authentiek mogelijk lijkende klankbeeld dicht het ideaal. Om te beginnen gebruikt hij jongensstemmen voor de sopraan- en altpartijen in het koor wat niet louter van voordeel blijkt, maar heeft de ‘wit’ klinkende Kirkby en Robbin als solisten Maar meer dan dat, hij weet ook het ceremoniële karakter van het werk goed naar voren te brengen. In Emma Kirkby heeft hij een ideale sopraan in haar glorieuze aria’s. Een sfeer waarin feestelijkheid en contemplatie mooi samengaan is hier kenmerkend. Interessant is ook dat hij naar oud Salzburgs gebruik een Epistelsonate inlast tussen ‘Gloria’ en ‘Credo’.

Voor een op zich aangename verrassing zorgde Neumann die kort na elkaar voor twee versies met alleen een andere sopraan zorgde: Schlick en Kwella. Grote onderlinge verschillen zijn er niet, maar Schlick heeft met een geringe marge de voorkeur. Ook hij last een mooie Epistelsonate in.

En dan is er tot besluit Pinnock die met Bonney een gedroomde sopraansoliste ter beschikking had. Zijn solistenteam is trouwens als geheel optimaal. Ook het koor overlaadt zich met complimenten en voor de rest loopt alles prachtig op rolletjes. Engagement en discipline zijn de kenmerkende eigenschappen.  

 

Conclusie

Voor de beste ‘traditionele’ uitvoeringen kunnen we goed terecht bij Schreier en Karajan (Andante en DG 429.980) met incidenteel eens aandacht voor het verleden bij Markevitch/Berlijn. Op ‘authentiek’ gebied schenken Pinnock, Neumann en Hogwood het meeste voldoening.

 

Discografie

1952. Margot Guilleaume, Margit Kobeck, Johannes Feyerabend en Ewald Kaldeweiser met koor en orkest van de Keulse omroep o.l.v. Günther Wand. Profil Medien PH 06003.

 

1954 Maria Stader e.a. met koor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Igor Markevitch. DG 457.744-2.

 

1960. Maria Stader, Oralia Dominguez, Ernst Häfliger en Michel Roux met het Elisabeth Brasseur koor en het Lamoureux orkest o.l.v. Igor Markevtich. DG 477.5810.

 

1971. o.l.v. Helen Donath, Gillian Knight, Ryland Davies en Stafford Dean met het Alldis koor en het Londens symfonie orkest Colin Davis. Philips 438.800-2.

 

1972. Ileana Cotrubas, Helen Watts, Robert Tear en John Shirley-Quirk met de Oxford Schola cantorum en de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 443.009-2.

1972. Edith Mathis, Joanna Simon, Horst Laubenthal en José van Dam met koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Andante 2060. 

1973. Hans Buchierl, Andreas Stein, Thomas Altmeyer en Martin Schopper met het Jongenskoor Tölz en het Collegium aureum o.l.v. Gerhard Schmidt Gaden. Harmonia Mundi VD 77580.

 

1973 Edith Mathis, Norma Procter, Donald Grobe en John Shirley-Quirk met het koor van de St. Hedwigs kathedraal Berlijn en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Rafael Kubelik. DG 419.060-2.

 

1976. Anna Tomowa-Sintow, Agnes Baltsa, Werner Krenn,en José van Dam met de Wiener Singverein en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 453.016-2.

 

1977. Edda Moser, Julia Hamari, Nicolai Gedda en Dietrich Fischer-Dieskau met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Eugen Jochum. EMI 573.472-2.

1984. Margaret Marshall, Ann Murray, Rogers Covey-Crump en David Wilson-Johnson met het King’s College koor en het Engels kamerorkest o.l.v. Stephen Cleobury.  Decca 448.228-2, 455.032-2. 

1984. Magda Kalmar, Jutta Bokor, Attila Fülop en Istvan Kovacs met het Slowaaks filharmonisch koor en -orkest o.l.v. Janos Ferencsik. Hungaroton HCD 12513.

 

1986. Kathleen Battle, Trudeliese Schmidt, Gösta Winbergh en Ferruccio Furlanetto met de Wiener Singverein en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 429.980-2.

 

1987. Joan Rodgers, Elisabeth von Magnus, Josef Protschka en Lészlo Polgar met het Schönberg koor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 4509-95993-2, Warner 2564-62337-2.

 

1988 Wiener Sängerknaben met het Chorus Viennensis en het Stuttgarts filharmonisch orkest o.l.v. Marschik  RCA GD 86724, Capriccio 49.219.

 

1989. Barbara Schlick, Ulla Groenewold, Christoph Prégardien en Franz-Josef Selig met het Keuls kamerkoor en het Collegium Cartusianum o.l.v. Peter Neumann. Virgin 561.665-2.

 

1989. Patricia Kwella, Ulla Groenewold, Christoph Prégardien en Franz-Josef Selig met het Keuls kamerkoor en het Collegium Cartusianum o.l.v. Peter Neumann. Virgin 561.769-2.

 

1989. Edith Mathis, Jadwiga Rappé, Hans-Peter Blochwitz en Thomas Quasthoff met het Omroepkoor Leipzig en de Staatskapel Dresden  o.l.v. Peter Schreier. Philips 464.720-2.

 

1990. Sharon Baker, Judith Malafronte, Frank Kelley en James Maddalena met met Banchetto musicale koor en -orkest o.l.v. Martin Pearlman. Harmonia Mundi HMU 90.7021.

 

1991. Priti Coles, Anna di Mauro, John Dickie en Andrea Martin met het Kosice lerarenkoor en Camerata Cassovia o.l.v. Johannes Wildner. Naxos 8.550495.

 

1991. Marinella Pennicchi, Catherine Patriasz, Zeger Vandersteene, Jelle Draaijer met het Nederlands kamerkoor en het Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 434.799-2.

 

1992. Sylvia McNair, Dolores Ziegler, Hans-Peter Blochwitz en Andreas Schmidt met het RIAS koor Berlijn en het  Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. DG 435.853-2.

 

1993. Emma Kirkby, Catherine Robbin, John Mark Ainsley en Michael George met het Winchester kathedraal koor en de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 436.585-2.

 

1994. Barbara Schlick, Elisabeth von Magnus, Paul Agnew en Matthijs Mesdag met het Amsterdam Baroque koor en –orkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 0630-10705-2.

 

1994. Barbara Bonney, Catherine Wyn-Rogers, Jamie MacDougal, Stephen Gadd met de English Concert en koor o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 445.353-2.

 

1995. Solisten, Maîtrise de Paris en Orfeo orkest Boedapest o.l.v. Patrick Marco. Pierre Verany PV 730058.

Zonder bekende opnamedatum, alfabetisch op dirigentnaam

….. Caroline Wise, Thea Burgener, Michael Cousins, Heinz Claus Ecker met het Gulbenkian koor en –orkest o.l.v. Michel Corboz (of Thomas Guschlbauer). Erato 2292-45721-2.

 

…. .Pilar Lorengar, Marga Höffgen, Josef Traxel, Karl-Christian Kohn met het koor van de St. Hedwigskathedraal Berlijn en het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Karl Forster. EMI 569.276-2.

 

…. Jongenssopraan en –alt, Peter Jelosits, Gerhard Eder, Chorus Viennensis en Weens symfonie orkest o.l.v. Uwe Harrer. Philips 426.893-2.

 

…. Edith Wiens, Bernarda Fink, Werner Hollweg en Thomas Hampson met Concentus vocalis Wenen en de Wiener Akademie o.l.v. Thomas Haselböck. Novalis 150.068-2.

 

…. Wilma Lipp, Christa Ludwig, Murray Dickie en Walter Berry met het Weens Oratoriumkoor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Jascha Horenstein. Vox 0013.

Video

Les talens lyriques o.l.v. Christophe Rousset. Seventh Art Productions SEV 103.