Verg. Discografieën

MAHLER: SYMFONIE NR. 8

 

 

MAHLER: SYMFONIE NR. 8

 

Planeten en zonnen die rondcirkelen zijn volgens de componist te horen in het 'klinkend universum' van zijn Achtste symfonie.De vanwege zijn affirmatieve grondhouding vaak bespotte symfonie welke slechts weinig zuiver instrumentale passages bevat en die daardoor ook eerder als cantate moet worden beschouwd, brengt een reflecterende combinatie van geestelijke teksten en klassiek drama. Op muziek gezet zijn hier namelijk een latijnse Pinksterhymne en Goethe's versleutelde slotscène uit zijn Faust II.

 

Achtergronden

Uit mijn mede door een onstilbaar muziekverlangen geteisterde puberteit herinner ik me een veel oudere, echt notoir onmuzikale ziel die zich begin jaren vijftig tijdens een Holland Festival in Rotterdam had blootgesteld aan een uitvoering van Mahler VIII door onder andere het Rotterdams filharmonisch orkest onder Eduard Flipse. Zijn enige commentaar luidde: "Dat was zo geweldig, dat het van mij nog wel twee uur had mogen duren." Ik had toen nog geen maat van het werk gehoord, maar vond die mening heel suspect en dacht onmiddellijk recalcitrant dat het dan wel niets voor mij zou zijn en greep dankbaar terug op een laat strijkkwartet van Beethoven dat al moeilijk genoeg was. Een van de grootste pronblemen met dit gigantmanische werk is bijvoorbeeld, dat het tweede deel maar al te makkelijk een anticlimax kan worden. Veel later onderging ik in Amsterdam, Berlijn en Wenen welbewuster uitvoeringen van, maar mijn aversie bleef en liever dan – ook elders te vinden – compositorische, esthetische en andere achtergronden van het werk, beperk ik me hier liever tot de fonografische. Niet voor niets wekt het stuk nog steeds twijfels, zelfs onder Mahlers vurigste bewonderaars met zijn epische dimensies, zijn verbazingwekkende visie en zijn puur losbandige uitvieringskrachten. Een speciaal soort 'moeilijk werk' dus. Waarin het christelijk geloof, vertegenwoordigd door de macht van de heilige geest wordt verenigd met de troostende krachten van meer aardse mensenliefde.

Waar we met de Zesde symfonie naar de hel afdalen, is het de bedoeling dat we met de Achtste ten hemel stijgen. Het werk is tweedelig. Het eerste is gebaseerd op een latijnse Pinksterhymne Veni creator spiritus, het tweede een toonzetting van de slotscène uit Goethe’s Faust. Zo keerde Mahler op heel grootschalige wijze terug tot het gebruik van vocale krachten. Ditmaal niet voor de vrij bescheiden inbreng in bepaalde delen uit de Tweede, Derde en Vierde symfonie, maar hier eist hij acht solisten, een jongenskoor en een groot gemengd koor. Het resultaat is een veelomvattend werk, waarin het strenge contrapunt en de ernst van de beginhymne sterk contrasteren met de weelderige behandeling van Goethes tekst. Maar de beide delen zijn onderling verbonden door bepaalde muzikale thema’s en door hun gelijksoortige concept; het eerste is een humanistische interpretatie van een christelijke tekst over de zoektocht naar verlichting, het tweede een portret van Fausts verlossing door wijsheid en liefde.

De ware Mahler renaissance in de media moest na de Tweede Wereldoorlog nog beginnen – op lp en cd èn in de concertzalen – zo rond 1960 en eerst vrij aarzelend, maar hij raakte al gauw in een stroomversnelling die tot nu toe zonder eind lijkt te zijn. Beperken we ons tot de geluidsdragers dan is die uitgangsdatum (een paar jaar na de invoering van stereo opnametechnieken) niet zo verwonderlijk. Een zo complex en grootschalig werk als Mahlers 8e was domweg niet behoorlijk te realiseren. Al helemaal niet in het akoestische tijdperk, maar ook niet via de primitieve microfoons uit de eerste tijd van de elektrische opname. Pas na 1957 kreeg men echt greep op een enigszins muziekwaardige registratie en reproductie van dergelijke muziek. Kurt Blaukopf (bovendien niet de geringste Mahler-biograaf) sprak terecht van "Mahlers elektronische verlossing".

 

De opnamen

Wat dat betreft waren dirigenten als Bruno Walter, Willem Mengelberg, Otto Klemperer, Dimitri Mitropoulos en Hermann Scherchen, die zich altijd erg voor Mahler hebben ingezet, te vroeg geboren of te weinig kansen gehad. De vaak onderschatte Scherchen bijvoorbeeld met een voor zijn tijd heel 'moderne' Mahleropvatting, nam alleen de Eerste, Vijfde en Zevende in mono op.

Een eerste Nederlandse productie van de Antste nà Mengelberg (die het werk in Amsterdam onder andere in 1925, 1928, 1929 en 1938 gaf) dateert vermoedelijk uit 1953/4 en komt uit vrij onverwachte hoek van het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Eduard Flipse. Hij namelijk voerde het werk (in de Rivièrahal?) uit tijdens een Holland Festival en het jonge label Philips was er gretig bij om daar een 'live' (mono) opname van de maken die later in de AL serie op lp verscheen. Nadere gegevens zouden nog in de Philips archieven te vinden moeten zijn.

Daarna kwam eerst Bernstein (CBS, thans Sony), snel gevolgd door Kubelik (DG), Haitink (Philips), Solti (Decca), Abravanel (Vanguard) en nog weer later bv. Tennstedt (EMI), Abbado (DG), Maazel (Sony), Neumann (Supraphon), Inbal (Denon) De Waart (RCA) en Tabakov (Capriccio). Eigenlijk allen in het kader van een complete cyclus.

Sommige anderen begonnen moedig, maar waren of te laat in hun carrière of kregen niet de kans de serie af te maken: Walter (EMI in zijn Weense stijd, CBS in zijn Amerikaanse dito), Klemperer (EMI), Karajan (DG), Morris (Symphonia), Haitink (afgebroken Berlijnse serie). Opvallend is trouwens dat geen van de andere grote Duitse dirigenten – Furtwängler, Böhm, Knappertsbusch, Kraus, Krips, Schuricht, Jochum o.a. – ook maar een spoor van Mahler hebben nagelaten. Dat geeft hoe dan ook te denken over hun gezindheid in de periode 1933-1945! Jammer genoeg ook de verder onverdachte Erich Kleiber niet.

Van de historische opnamen is het vooral die van Horenstein welke blijvende indruk maakt. Een monumentale vertolking in de beste, eerbiedwaardige traditie. Het werk begint onder zijn leiding wat tam, maar vat dra vlam en bereikt in deel II met vlagen van onbverwachte metafysische spanning nieuwe hoogtepunten. Eventueel is ook Gielen het proberen waard, hoewel bij hem de geluidskwaliteit teleurstelt.

Chailly is zich in zijn opname terdege bewust van het feit dat hij niet meteen in het eerste deel al zijn kruit moet verschieten. Niet alleen valse rhetoriek, maar ook verkeerde sentimenten worden vermeden, mooi zijn de schaarse pianissimo gedeelten, de ontwikkelde kleuren – de Italiaan die hier een soort op Verdi geënte feeling toont – en contrasten. Bij de solisten overtuigen de heren meer dan de dames op Anne Schwanewilms (Una poenitentium) na. De opname klinkt fraai naar beste Concertgebouw standaards. De balans is vast hier en daar wat geholpen, maar het geheel maakt een heel natuurlijke indruk en geeft zoals het hoort meer het hele bos dan de afzonderlijke bomen duidelijk weer. Voor mij is Chailly in zoverre een weldaad omdat hij het neurotische zoveel mogelijk uit zijn realisatie heeft uitgebannen.

Al in 1971 realiseerde Solti onder niet slechts opnametechnisch ideale omstandigheden al een interpretatie binnen zijn eerste Mahlerserie die getuigt van exorbitante prestaties, met name van zijn solisten en de koren. Solti tekent geheel naar zijn aard voor een extroverte, dynamische en vrij neurotisch aandoende opvatting, maar daarvoor is best rechtvaardiging te vinden. Juist in dit opzicht is hij feitelijk nog steeds alle anderen de baas als het erom gaat de hemelbestormende effecten te belichten. Klanktechnisch is deze versie het typische product van een uitgekiende multi miking opzet waarbij vanachter de mengtafel de balans werd gecorrigeerd en gemanipuleerd, maar met heel overtuigend resultaat. Later werd het geheel met behulp van 96kHz/24-bit technologie nader gerestaureerd. Alleen was men niet geheel in staat om alle sporen van vervorming in Veni creator uit te wissen. Grappig hoe hij – meer dan Chailly van wie men het zou verwachten – haast een opera van deze symfonie maakt.

Niet te versmaden is in dit geval ook Sinopoli met een heel levendige, sfeervolle, warmbloedige, gepassioneerde verklanking die profiteert van de mogelijk beste geluidskwaliteit totnutoe. Ook hier zijn duidelijk opera invloeden te bespeuren in termen van dramatisch flair. Heel plooibare tempi zijn ook kenmerkend. En de inbreng van solisten en koor is voortdurend op het hoogste niveau.

Bernstein gaat geheel naar zijn aard met extatische heftigheid te werk. Zijn recentere DG opname is hoorbaar een stuk beter dan zijn vroegere CBS versie, maar in het grote geweld der beste anderen kan hij zich niet echt handhaven.

Iemand als Tennstedt speelt zijn hoogste troeven uit met een bijna verstilde Wagneriaanse mystiek in het tweede deel.

Met Tennstedt werd Bernstein enigszins het slachtoffer van de beperkende ruimtelijke mogelijkheden van het stadhuis in Walthamstow waar hun opnamen tot stand kwamen. Voor Tennstedts concertopname uit 1991 vond in de Londense Royal Festival Hall plaats en eiste van het grote totaalkoor een spreiding die in de opname wat is gereduceerd. Maar ondanks die beperkingen lukkte de opname ditmaal beter, klinkt alles directer. Het klinkend resultaat doet ditmaal alle recht aan de indrukwekkende vertolking die blijk geeft van ’s dirigenten volkomen identifactie met de muziek. Het resultaat is ditmaal heel indrukwekkend.

Abbado had in Wenen een opnameteam ter beschikking dat er kennelijk op uit was om een heel duidelijke, analytische opname te maken. Veel details die gewoonlijk verloren gaan, komen zo fraai tot gelding, maar het werkt ook afleidend en doet enigszins afbreuk aan een goed geïntegreerd totaalbeeld. Voor de een een voordeel, voor de ander een nadeel is dat Abbado het werk tamelijk helder, gedetailleerd maar emotioneel weinig betrokken, onderkoeld interpreteert.

Het lijstje momenteel beschikbare opnamen ziet er ongeveer zo uit – waarbij niet alle solisten, koren en orkesten worden genoemd maar kortheidshalve slechts de dirigenten, labels, cd nummers (bijna alle uitgaven op die van Haitink na beslaan 2 cd's) en zover mij bekend de opnamedata. Alles zoals gebruikelijk in alfabetische volgorde van de dirigentennamen.

Enigszins stilletjes en opnopgemerkt voltooide de Pool Wit een Mahlercyclus op het goedkope Naxoslabel. Het prijsvoordeel wordt echter helaas te niet gedaan doordat de uitvoering de tijdgrens van 80’ met één minuut overschrijdt, dus een tweede schijfje nodig had. Andere vertolkingen, die van Solti bijvoorbeeld, hebben aan eentje genoeg. Die cyclus van Wit bevat veel geslaagde verklankingen. Deze behoort niet zonder meer in die categorie. In het eerste deel zet de dirigent er nogal de sokken in waardoor dramatische momenten verloren raken. Het tweede deel lukte homogener en aan de inzet van solisten, koren en orkest bestaat geen twijfel. Maar het orkest kan zich niet meten met de beste andere en bij de merendeels uitstekendde solisten is sopraan Klosinska een teleurstelling.

Net als bij Gergiev kent de complete serie opnamen van Boulez zeer geslaagde en minder geslaagde versies. Als muzikaal forensisch kunstenaar brengt hij veel moois uit de partituur van de Achste aan het licht. Zo helder en duidelijk mogelijk is het hele exposé dat door de opnamemensen keurig is gevangen. Je zou er haast een muziekdictaat op los kunnen laten, bijvoorbeeld op het contrapunt van ‘Accende lumen sensibus’. Maar of hij de geest van het werk oproept is vers twee. Niettemin een indrukwekkend geheel.

Deal genoemde Gergiev kreeg met de Achtste een kolfje naar zij hand te pakken. Zijn handicap is dat de ‘live’ opname werd gemaakt in de rijkelijk galmende Londense St. Pauls kathedraal. Toch blijft een heel pakkende, heel dramatische realisatie hoorbaar. De tempi zijn juist en mooi strak. De solistenbezetting is heel heterogeen en niet steeds gelukkig, maar het totaalresultaat is wel bijzonder.

Voor wat de opnametechnici in San Francisco’s Symphony Hall voor Tilson Thomas en zijn grote schare tot stand brachten, is bewondering op zijn plaats. De bewuste opname heeft iets spectaculairs. Daarbij komt dat de dirigent op heel geïnspireerde wijze een stevige greep op de structuur en de inhoud van de symfonie heeft. De toon is gedecideerd en warm en de eenheid in vderscheidenheid opvallend groot. Voeg daarbij een paar van de beste solistische prestaties: Quinn Kelsey als Pater Ecstatcus die stukken beter is dan James Morris als Pater Profundis. Toch al met al een topprestatie.

Een gewetensvol dirigent als Ziman heeft prachtige dingen laten horen in zijn Mahlercyclus, maar de Achtste kan niet tot zijn successen worden gerekend. Het mankeert aan bevlogenheid, aan urgentie in het eerste deel. Pas aan het slot van het werk bloeit de verklanking erg op. Te laat om het geheel nog te redden.

Nog minder overtuigend is het resultaat bij de Billy die ook de pech heeft dat zijn opname letterlijk erg afstandelijk klinkt. Ook de niet zo geweldige solostemmen zijn wel erg in het geheel geïntegreerd. Met het orkest had de dirigeent geen adequaat ensemble ter beschikking. Daarmee is zijn lot al getekend. Een uitvoering waarin het werk in kwestie onvoldoende eer is aangedaan.

 

Conclusie

Bij een zo moeilijk werk valt ook het eindoordeel over de opnamen nogal zwaar. De Achtste brengt soms onverwacht het beste naar voren bij dirigenten waarvan men het niet direct verwacht, bij Solti, Tilson Thomas en Tennstedt bijvoorbeeld en aan de andere kant van het emotionele spectrum bij Boulez, terwijl andere Mahlerveteranen, zoals Haitink geen optimaal resultaat ontstaat. In wezen is wat de meest essentiële aspecten betreft de versie Solti nog steeds het aanbevelenswaardigst. Maar hij wordt op de hielen gezeten door de geëngageerde Tennstedt (LPO), Sinopoli, Chailly en de wat afstandelijker Abbado. Maar luister ook eens naar Gergiev.

Bij de dvd’s heeft Tennstedt alle voordelen aan zijn kant.

 

Discografie

 

1950.  Carlos Alexander, Camilla Williams, Eugene Conley,  George London, Martha Lipton, Uta Graf met koren en het Philharmonic Symphony orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Archipel ARPCD 0108, Music & Arts CD 1130.

 

1959. Joyce Barker, Beryl Hatt, Agnes Giebel, Kerstin Meyer, Helen Watts, Kenneth Neate, Alfred Orda, Arnold van Mill, Emanuel jongenskoor, BBC koor e.a. koren met het Londens symfonie orkest o.l.v. Jascha Horenstein. BBC Classical Legends 4001-2 (2 cd’s).

 

1960. Mimi Coertse, Hilde Zadek, L West, Ira Malaniuk, Giuseppe Zampieri, Hermann Prey, Otto Edelmann met de Wiener Sängerknaben en koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Orfeo C 519.991.

 

1963. Solisten, koor en orkest o.l.v. Maurice Abravanel. Vanguard 08.6179.71 (2 cd’s).

 

1966. Erna Spoorenberg, Della Jones, Reynolds, Norma Procter, James Mitchinson, Vladimir Rudzjak, Donald McIntyre, het Leeds festival koor en het Londens symfonie koor en –orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 61837 (2 cd’s).

 

1970. Martina Arroyo, Erna Spoorenberg, Edith Mathis, Julia Hamari, Norma Procter, Donald Grobe, Dietrich Fischer-Dieskau, Franz Crass met diverse koren en koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. DG 447.529-2 (2 cd’s), 463.738-2 (10 cd’s).

 

1971. Ileana Cotrubas, Heather Harper, Hanneke van Bork, Birgit Finnilä, Marianne Dieleman, Wlliam Cochran, Hermann Prey en Hans Sotin met kinderkoren, Toonkunstkoor Amsterdam, Stem des Volks, Collegium musicum Amstelodamese en het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 446.195-2 (2 cd’s), Pentatone PTC 5186-166.

 

1971. Heather Harper, Lucia Popp, Arleen Auger, Yvonne Minton, Helen Watts, René Kollo, John Shirley-Quirk, Martti Talvela, de Wiener Sängerknaben, Wiener Singverein, koor van de Weense Staatsopera en het Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 448.293-2, 460.972-2, 475.7521 (2 cd’s).

 

1975. Margaret Price, Judith Blegen, Gerti Zeumer, Trudeliese Schmidt, Agnes Baltsa, Kenneth Riegel, Hermann Prey, José van Dam, de Wiener Sängerknaben, Wiener Singverein en het koor van de Weense Staatsopera met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 435.102-2 (2 cd’s).

 

1980. Faye Robinson, Judith Blegen, Florence Quivar, Gwynne Howell, Keith Riegel, Lorna Myers, Benjamin Luxon, Deborah Sasson met het Tanglewood Festival koor en het Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 410.607-2 (2 cd’s), 470.871-2 (14 cd’s).

 

1981. Faye Robinson, Margaret Marshall, Hildegard Heichele, Ortrud Wenkel, Hildegard Laurich, Mallory Walker, Richard Stilwell, Simon Estes met het Limburger jongenskoor en het Frankfurts opera orkest o.l.v. Michael Gielen. Sony 48281 (2 cd’s).

 

1982. D Soumová-Brouková, G Benacková, I Nielsen, L Márová, R Novák, T Moser, S Soukupová, W Schöne met koren en het Praags filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Vaclav Neumann. Supraphon 01972-2 (2 cd’s).

 

1986. Faye Robinson, Teresa Cahill, Hildegard Heichele, Livia Budai, Jane Henschel, Kenneth Riegel, Hermann Prey en Harald Stamm met de Limburger Domsingknaben, omroepkoren uit München, Hamburg en Stuttgart en het Frankforts omroeporkest o.l.v. Eliahu Inbal. Denon CO 1564/5 (2 cd’s), Brilliant Classics 920005 (15 cd’s) .

 

1986. Elizabeth Cornell, Edith Wiens, Felicity Lott, Trudeliese Schmidt, Nadine Denize, Richard Versalle, Jorma Hymninen en Hans Sotin met het Tiffin schoolkoor en het Londens filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. EMI 747.625-2, 573.068-2, 361.572-2 (2 cd’s).

 

1989. Sharon Sweet, Pamela Coburn, Florence Quivar, Brigitte Fassbänder, Richard Leech, Sigmund Nimsgern en Simnon Estes met de Wiener Sängerknaben, het ORF koor, het koor van de Weense Staatsopera en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. Sony 45754 (2 cd’s).

 

1989. Mari-Anne Häggander, Krisztina Laki, Lucia Popp, Julia Varady, Maria Venuti, Marjana Lipovsek, Florence Quivar, Anne Howells, Gwendolyn Killebrew, Ben Heppner, Paul Frey, Alan Titus met koor en orkest van de WDR Keulen o.l.v. Gary Bertini. EMI 340.238-2 (11 cd’s).

 

1990. Cheryl Studer, Angela Maria Blasi, Sumi Jo, Lewis, Waltraud Meier, Kazuko Nagai, Thomas Allen en Hans Sotin met het Southend jongenskoor en het Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 459.406-2 (2 cd’s).

 

1991. Julia Varady, Jane Eaglen, Susan Bullock, Trudeliese Schmidt, Jadwiga Rappé, Kenneth Riegel, Eike Wilm Schulte, Hans Sotin, koren en het Londens filharmonisch orkest en koor o.l.v. Klaus Tennstedt. LPO LPO 0052 (2 cd’s).

 

1991. Ludmilla Hadjieva, Maria Terneshi, Darina Takova, T Kakac, Boryana Tabakova, János Bándi, Pál Kovács, Tamasz Syule, Bulgaarse omroepkoren en het Sofia filharmonisch orkest o.l.v. Emil Tabakov. Laser 24412, Capriccio 49043 (2 cd’s).

 

1991. Deborah Voigt, Margaret Jane Wray, Heidi Grant-Murphy, Doris Ziegler, Marietta Simpson, Michael Sylvester, William Stone, Kenneth Cox, diverse koren en het Atlanta symfonie orkest en –koor o.l.v. Robert Shaw. Telarc 80267 (2 cd’s).

 

1994. Cheryl Studer, Sylvia McNair, Andrea Rost, Anne Sofie von Otter, Rosemarie Lang, Peter Seiffert, Bryn Terfel en Jan-Hendrik Rootering met het Tölzer jongenskoor, het Berlijns omroepkoor, het Praags filharmonisch koor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 445.843-2 (2 cd’s).

 

1994. Ulla Gustafsson, Carolina Sandgren, Mari Anne Häggander, Ulrika Tenstam, Anne Gjevang, Seppo Ruohonen, Mats Persson, Johann Till met koren en het Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. BIS CD 700 (2 cd’s).

 

1996. Alessandra Marc, Ben Heppner, Elizabeth Norberg-Schulz, René Pape, Sergei Leiferkus, Sharon Sweet, Vesselina Kasarova, Ning Liang met koren en koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. RCA 09026-68348-2 (2 cd’s).

 

2000. Jane Eaglen, Anne Schwanewilms, Ruth Ziesak, Sara Fulgoni, Anna Larsson, Ben Heppner, Peter Mattei en Jan-Hendrik Rootering met  jongenskoren van de St. Bavo en uit Breda, het Praags filharmonisch koor, het Groot Omroepkoor en het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 467.314-2 (2 cd’s).

 

2004. Juliane Banse, Christine Brewer, Soile Isokoski, Jane Henschel, Birgit Remmert, Jon Villars, David Wilson-Johnson, John Relyea, het Toronto kinderkoor, het Londens Symfonie orkest koor en het Birmingham symfonie orkest en –koor o.l.v. Simon Rattle. EMI 557.945-2.

 

2005. Barbara Kubiak, Izabela Klosinska, Marta Boberska, Jadwiga Rappé, Ewa Marcienic, Timothy Bentch, Wojtek Drabowicz, Piotr Nowacki met koren en het Warschau’s Nationaal filharmonisch orkest en –koor o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8.550533/4 (2 cd’s).

 

2005. Lynne Dawson, Jan-Hendrik Rootering, Robert Gambill, Sylvia Greenberg, Detlef Roth, Sophie Koch, Sally Matthews, Elena Manistina, S Braun met koren en het Duits Symfonie orkest Berlijn o.l.v. Kent Nagano. Harmonia Mundi HMC 90,1858/9, 80.1858/9 (2 cd’s).

 

2006. Twyla Robinson, Erin Wall, Adriane Queiroz, Michelle DeYoung, Simone Schröder, Johan Botha, Hanno Müller-Brachmann, Robert Holl, Tobias Berndt met koren en de Staatskskapel Berlijn o.l.v. Pierre Boulez. DG 477.6597 (2 cd’s).

 

2008. Viktoria Yastrebova, Ailish Tynan, Liudmilla Dudinova, Lilli Paaskivi, Zlata Bulycheva, Sergei Semishkur, Alexey Markov, Evgeny Nikitin met het Eltham Colle- en Society of Washington koor en het Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. LSO Live LSO 0669.

 

2008. Erin Wall, Elza van den Heever, Laura Claycomb, Katarina Karnéus, Yvonne Naef, Anthony Dean Griffey, Quinn Kelsey, James Morris met koren en het San Francisco symfonie orkest en –koor o.l.v. Michael Tilson Thomas. Avie 821936-00212 (2 cd’s).

 

2009. Melanie Diener, Juliane Banse, Lisa Larsson, Yvonne Naef, Birgit Remmert, Anthony Dean Griffey, Stephen Powell, Askar Abdrazakov, Alfred Muff met koren en het Tonhalle orkest Zürich o.l.v. David Zinman. RCA 88697-57926-2.

 

2010. Ricarda Merbeth, Elza van den Heever, Elisabeta Marin, Stella Grigorian, Jane Hanschel, Johan Botha, Boaz Daniel, Kwanchul Youn met de Wiener Sängerknabel, het Slowaaks filharmonisch koor en het ORF symfonie orkest o.l.v. Bertrand de Billy. Oehms Classics OC 768.

 

Met onbekende opnamedatum, alfabetisch op dirigentnaam

 

…. Anne Howells, Florence Quivar, Graham Titus, Julia Varady, Marie Anne Häggander, M Vernuti, Paul Frey, Siegfried Vogel met koren en het WDR symfonie orkest Keulen o.l.v. Gary Bertini. EMI 340.238-2 (11 cd’s).

 

…. Alessandra Marc, Anthony Michaels-Moore, Dagmar Pecková, Glenn Winslade, Margaret Jane Wray, Peter Lika, Christiane Boesiger, Eugenie Grunewald met koren en het SWF omroeporkest Baden-Baden o.l.v. Michael Gielen. Hännsler 93015 (2 cd’s).

 

Video

 

1975. Margaret Price, Judith Blegen, Gerti Zeumer, Trudeliese Schmidt, Agnes Baltsa, Kenneth Riegel, Hermann Prey, José van Dam, de Wiener Sängerknaben, Wiener Singverein en het koor van de Weense Staatsopera met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-408-8 (9 dvd’s).

 

1986. Elizabeth Cornell, Edith Wiens, Felicity Lott, Trudeliese Schmidt, Nadine Denize, Richard Versalle, Jorma Hymninen en Hans Sotin met het Tiffin schoolkoor en het Londens filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Klaus Tennstedt. EMI 367.743-9 (2 dvd’s).