Verg. Discografieën

MOZART: NOZZE DI FIGARO, LE, 1934-1966

 

Discografie geluidopnamen in chronologische volgorde

 

1934 (zonder recitatieven)

 

Figaro Willi Domgraf-Fassbänder

Susanna Audrey Mildmay

Graaf Almaviva Roy Henderson

Gravin Almaviva Aulikki Rautawaara

Cherubino Luise Helletsgruber

Marcellina Constance Willis

Bartolo Norman Allin

Don Basilio Hedle Nash

Don Curzio Morgan Jones

Antonio Fergus Dunlop

Barbarina Winifred Radford

 

Koor en orkest van het Glyndebourne festival o.l.v. Fritz Busch.

Pearl GEMMCDS 9375, Arkadia 2CD 78015, Naxos 8.110186-7 (2 cd’s).

 

Ooit was dit de allereerste min of meer complete opname van Figaro: een dramatisch bewogen, tamelijk gekuiste lezing, helaas zonder recitatieven.

In juni 1990 (her)verscheen terecht bij gelegenheid van de 100e verjaardag van Fritz Busch deze openingsvoorstelling van het intieme Glyndebourne festival. Een historisch document, dat echter geen artistieke mijlpaal is. De secco recitatieven ontbreken, net als het koor 'Giovani lieti' en drie aria's uit de vierde akte. Uitblinkers zijn Willi Domgraf Fassbänder als een innemende Figaro en Luise Helletsgruber als Cherubino met hartkloppingen. De Don Giovanni en Così van Busch waren mooier. Hoewel er mooi plastisch wordt gefraseerd. Een hoogtepunt zijn de ensembles. Bij vlagen is de uitvoering heel pregnant en spannend met een goede balans tussen humor, ironie en temperament.

Wie voor deze uitvoering kiest, moet beslist de met grote zorg gerestaureerde Naxosversie kiezen.

 

1937

 

Figaro Ezio Pinza

Susanna Elisabeth Réthy

Graaf Almaviva Mariano Stabile

Gravin Almaviva Aulikki Rautawaara

Cherubino Jarmilla Novotna

Marcellina Angelica Cravcenco

Bartolo Virgilo Lazzari

Don Basilio William Wernigk

Don Curzio Giuseppe Nessi

Antonio Viktor Madin

Barbarina Dora Komarek

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Bruno Walter.

Arkadia GA 2031, Andante 3981 (2 cd’s).

 

De ‘live’ opname van 19 augustus 1937 uit het Salzburgse Festspielhaus is in eerste instantie bij Arkadia redelijk gerestaureerd aan de hand van opnamen van de Oostenrijkse omroep. Het was de eerste keer dat het werk daar in het Italiaans werd gezongen!  Opvallend vooral, dat Walter die zo’n faam kreeg als milde dirigent hier zo vitaal en onromantisch te werk gaat en de sociale spanningen uit de opera zo scherp belicht, haast vooruitlopend op de authentieke uitvoeringspraktijk: de tempi zijn aan de snelle kant, in de recitatieven is een klavecimbel hoorbaar en er is veel zorg besteed aan appogiature. Bovendien moet het voor Salzburg de eerste uitvoering zijn die niet in het Duits, maar in het Italiaans werd gezongen.

Ezio Pinza is een joviale, maar ook gevaarlijk klinkende Figaro, Mariano Stabile in topvorm  een libidineuze, geweldige, duidelijk wulpse graaf, Virgillio Lazzari een pittige Bartolo. Aulikki Rautawaara is een treffende gravin met glamour uitstraling, het is verrassend toen al een sopraan – Jarmila Novotna – als Cherubino te horen en ze brengt het er op jongensachtig frisse wijze goed af. Beter dan in haar latere Amerikaanse optredens. Maar de show wordt bij de dames gestolen door de feitelijk tot dan toe onbekende Hongaarse Esther Réthy, een schat van een Suzanna. Probleem is wel dat deze drie stemmen nogal op elkaar lijken. De kleinere rollen  - Marcellina van Angelina Cravcenko, de Basilio van William Wernigk - zijn slechts matig bezet, maar Giuseppe Nessi levert een fraaie karakterschets van Don Curzio. Het orkestaandeel verdient aparte lof.

Technicus Ward Marston restaureerde voor Andante de eerder op Arkadia uitgebrachte opname en hij gebruikte daarvoor het oudste bronmateriaal van de Oostenrijkse omroep waardoor het aanzienlijk opfleurde.

 

1938 (in het Duits)

 

Figaro Paul Schöffler

Susanna Maria Cebotari

Graaf Almaviva Mathieu Ahlersmeyer

Gravin Almaviva Margarete Teschemacher

Cherubino Angela Kolniak

Marcellina Elisabeth Waldenau

Bartolo Kurt Böhme

Don Basilio Karl Wessely

Don Curzio Hubert Buchta

Antonio Hans Herbert Fiedler

Barbarina Hannerle Franck

 

Koor en orkest van de Rijkszender Stuttgart o.l.v. Karl Böhm.

Preiser 90035 (2 cd’s).

 

Een volslagen onbekend gebleven document met wel een paar interessante vertolkers: Maria Cebotari, Paul Schöffler, Mathieu Ahlersmeyer, Margarete Teschemacher en Kurt Böhme.

 

1940

 

Figaro Ezio Pinza

Susanna Bidù Sayão

Graaf Almaviva John Brownlee

Gravin Almaviva Elisabeth Rethberg

Cherubino Jarmila Novotna

Marcellina Irra Petina

Bartolo Virgilio Lazzari

Don Basilio Alessio de Paolis

Don Curzio Giordano Paltrinieri

Antonio Louis d’ Angelo

Barbarina Marita Farell

 

Koor en orkest van de Metropolitan opera New York o.l.v. Ettore Panizza.

Arkadia GA 2005 (2 cd’s).

 

Een obscure productie met destijds beroemde zangers  (Eileen Farrell, Elisabeth Rethberg, Bidù Sayao, Ezzo Pinza) van de Met, waarvan hier nauwelijks iets bekend is.

 

1942 (in het Duits)

 

Figaro Erich Kunz

Susanna Irma Beilke

Graaf Almaviva Hans Hotter

Gravin Almaviva Helena Braun

Cherubino Gerda Sommerschuh

Marcellina Res Fischer

Bartolo Gustav Neidlinger

Don Basilio Josef Witt

Don Curzio William Wernigk

Antonio Franz Normann

Barbarina Liane Timm

 

Koor en orkest van de Weense staatsopera o.l.v. Clemens Krauss.

Music & Arts CD 1062, Preiser 90203 (2 cd’s), Andromeda ANDRCD 5075 (2 cd’s).

 

Nog een grote, totaal onbekende….

 

1944

 

Figaro Ezio Pinza

Susanna Bidù Sayão

Graaf Almaviva John Brownlee

Gravin Almaviva Eleanor Steber

Cherubino Jarmila Novotna

Marcellina

Bartolo Salvatore Baccaloni

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina

 

Koor en orkest van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Bruno Walter.

ArtHaus muziek AS 419/20 (2 cd’s).

 

Een verdoeking van een legendarische opvoering in de New Yorkse Met aan het eind van de Tweede Wereldoorlog naar cd van oude schellakplaten vol krassen, tikken en ruis. Geen genoegen om naar te luisteren. Maar Bruno Walter zorgde wel voor een innemend, zwierig Mozartbeeld, dat nooit uit zijn voegen barst. Het orkestrale aandeel lukte – met uitzondering van Ezio Pinza in de titelrol - echter beter dan de vocale inbreng door deels minder goede, deels licht geïndisponeerde zangers. Grappig ook, hier geen klavecimbel maar een brave piano te horen in de recitatieven. Walters eerste opname uit Salzburg is in alle opzichten te verkiezen.

 

1949

 

Figaro Italo Tajo

Susanna Bidù Sayão

Graaf Almaviva John Brownlee

Gravin Almaviva Eleanor Steber

Cherubino

Marcellina

Bartolo

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina

 

Koor en orkest van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fritz Busch.

Walhall WLCD 0093 (2 cd’s).

 

Een grote onbekende helaas.

 

1950 (zonder secco recitatieven)

 

Figaro Erich Kunz

Susanna Irmgard Seefried

Graaf Almaviva George London

Gravin Almaviva Elisabeth Schwarzkopf

Cherubino Sena Jurinac

Marcellina Elisabeth Höngen

Bartolo Marjan Rus

Don Basilio Erich Majkut

Don Curzio Erich Majkut

Antonio Wilhelm Felden

Barbarina Rosl Schwaiger

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan.

EMI 769.639-2,  567.068-2, 336.779-2, 966.807-2. (2 cd’s).

 

Een vroege Karajan: vlot, virtuoos, Weens getint. Misschien is deze versie lang geïdealiseerd: het Weense Mozartwonder uit de eerste naoorlogse jaren met een topklasse bezetting. Vocaal zijn de beste solisten van toen verzameld. De jongere Karajan is uit op tempo, vlotheid, stroomlijn. Hij blijft hier wat op de achtergrond lijkt, in tegenstelling tot later. Jammer dat alle recitatieven zijn geschrapt, temeer daar uitgerekend hier alle solisten daarin juist hadden kunnen uitblinken! Nogmaals: één der beste bezettingen ooit, ook kenmerkend Weens uit de eerste naoorlogse periode. Figaro is Erich Kunz vol goede spot, met een knipoog in zijn stem, listig, zorgend voor een scherpe uitbeelding. Susanna is Irmgard Seefried: betoverend, fantastisch!

Graaf is George London, imposant, niet zozeer elegant als wel vitaal, vrij zwaar. Gravin is Elisabeth Schwarzkopf. Ze zingt met veel noblesse (is subliem in 'Dove sono'). Cherubino is Sena Jurinac: legendarisch en levendig (later werd ze gravin in andere opnamen, o.a. uit Glyndebourne). Bartolo is Marjan Rus, zonder meer goed. Alleen: wat jammer dat die  secco recitatieven ontbreken! Eigenlijk ‘kan dat helemaal niet meer’.

 

1952

 

Figaro Cesare Siepi

Susanna Victoria de los Angeles

Graaf Almaviva Giuseppe Valdengo

Gravin Almaviva Paula Lenchner

Cherubino Roberta Peters

Marcellina Margaret Roggero

Bartolo

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina

 

Koor en orkest van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fritz Reiner.

Robin Hood  RHR 514C, Arts AS 1108/9 (2 cd’s).

 

Een geheime tip, deze ‘live’ opname uit de Met mee van de beste zangers uit die tijd (een verrassende Victoria de los Angeles, de betoverende Roberta Peters, als verrassing de jonge Carreras o.a.) en een pittige, dramatische aanpak door Reiner. Ooit via de radio gehoord maakte de uitvoering diepe indruk, maar op cd is hij waarschijnlijk moeilijk te bemachtigen. Vooral iets voor fans van de betreffende vertolkers.

 

1953 (in het Duits)

 

Figaro Erich Kunz

Susanna Irmgard Seefried

Graaf Almaviva Paul Schöffler

Gravin Almaviva Elisabeth Schwarzkopf

Cherubino Hilde Gueden

Marcellina Sieglinde Wagner

Bartolo Endre Koréh

Don Basilio Peter Klein

Don Curzio Erich Majkut

Antonio Alois Pernerstorfer

Barbarina Liselotte Maikl

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Wilhelm Furtwängler.

EMI 566.080-2 (3 cd’s), Rodolphe RPC 32528/30 (3 cd’s).

 

Merkwaardig dat Furtwängler voor zijn enige optreden in Salzburg in 1953 deze opera in het Duits liet zingen, zoals daar vòòr de Tweede Wereldoorlog usance was. Het is wel onthullend om deze uitvoering te vergelijken met de een jaar eerder met hetzelfde orkest en drie zelfde zangers (Schwarzkopf als gravin, Seefried als Suzanna en Kunz als Figaro) gemaakte opname van Karajan. Vergeleken met Furtwängler klinkt alles bij Karajan stugger, humorlozer. Maar Furtwänglers tempi zijn vaak wel erg breed, maar zelfs in de uitersten schuilt toch de veerkracht om Mozart te laten sprankelen. Het resultaat is een heel warmbloedige en ontspannen uitvoering waarin alle deelnemers de komedie glans verlenen. Vooral Seefried (Susanna) en Kunz (Figaro) blinken uit. Maar deze set verdient vooral gehoord te worden vanwege Schwarzkopf. Ze is als gravin prachtig bij stem, klinkt rijker en voller, romiger dan bij Karajan, maar net wat minder dan later in ’59 bij Giulini. Güden als Cherubino en Schöffler als graaf zijn heel karakteristiek, hoewel laatstgenoemde wat te oud klinkt. Jammer dat ook hier de aria’s van Basilio en Marcellina zijn geschrapt.

 

1954

 

Figaro Rolando Panerai

Susanna Irmgard Seefried

Graaf Almaviva Mario Petri

Gravin Almaviva Elisabeth Schwarzkopf

Cherubino Sena Jurinac

Marcellina

Bartolo Silvio Maionica

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina

 

Koor en orkest van La Scala Milaan o.l.v. Herbert von Karajan.

Walhall WLCD 0083 (3 cd’s).

 

Karajan had in Milaan in 1954 in de Scala opnieuw een vrijwel ideale bezetting verzameld, maar het resultaat is niet echt genietbaar, want om te beginnen klinkt de opname van de Italiaanse omroep niet best en wordt de stemmen geen recht gedaan, maar de dirigent zet er dusdanig de sokken in met snelle tempi dat met name de ensembles een warboel werden. De enige die in de tijd gezien de ruimte kreeg, was Schwarzkopf als gravin in haar grote aria’s. Die zijn meteen de hoogtepunten. Jammer van de rest, want alle deelnemers waren in topvorm.

 

1955

 

Figaro Sesto Bruscantini

Susanna Graziella Sciutti

Graaf Almaviva Franco Calabrese

Gravin Almaviva Sena Jurinac

Cherubino Risë Stevens

Marcellina Monica Sinclair

Bartolo Ian Wallace

Don Basilio Hugues Cuénod

Don Curzio Daniel McCoshan

Antonio Gwyn Griffiths

Barbarina Jeannette Sinclair

 

Glyndebourne festival koor en –festival orkest o.l.v. Vittorio Gui.

EMI 573.845-2, 476.942-2, 367.710-2 (2 cd’s).

 

Ooit één der mousserendste versies in erg prille stereo, inmiddels wat stilistisch gedateerd aandoend. Goede timing, voortreffelijk teamwork. Helaas ontbreekt Basilio's aria uit de vierde akte (opgeofferd aan de speelduur van 80' van de bewuste cd?). In het kort: Figaro, Sesto Bruscantini, was ooit een model van beweeglijkheid als Figaro en klinkt nu in modernere oren hooguit wat te licht en eenvormig; de Susanna van de nog jonge Graziella Sciutti, die pas in 1958 deze rol in Engeland definitief kreeg, is sprankelend en verleidelijk, zij het wat iel, de graaf van Franco Calabrese is fors, viriel en dominant, maar ook wat ruw en geforceerd in het hoog.

Wat deze Figaro zo positief onderscheidt, is de soevereine. Nobele, aristocratische, mar ook met warme stem gezongen gravin van Sena Jurinac. Zij is de ster van deze uitvoering; ze vormt een toonbeeld van stijl en karakter. De Cherubino van Risë Stevens klinkt wat vermoeid, maar is verder heel persoonlijk en fraai contrastrijk, heel levendig in de belangrijke scènes. De drie kleine karakterrollen – Ian Wallace als naturel Bartolo, Hugues Cuénod als treffende Bartolo voorop - zijn puik ingevuld door Ian Wallace als Bartolo, Monica Sinclair als Marcellina en de geweldige Hugues Cuénod als Basilio. Vittorio Gui was even persoonlijk als opvolger van Busch in Glyndebourne, hij toonde meer scherpte en italianatà dan zijn voorganger, maar was ook wat grilliger zoals meteen uit de ouverture blijkt. Intrige en emotionele stormen worden aangekondigd. Bewust lijkt hij te hebben gekozen voor lichte stemmen. Een interessante herinnering aan vroeger.

 

1955

 

Figaro Rolando Panerai

Susanna Rita Streich

Graaf Almaviva Heinz Rehfuss

Gravin Almaviva Teresa Stich-Randall

Cherubino Pilar Lorengar

Marcellina Christiane Gayraud

Bartolo André Vessières

Don Basilio Antonio Cortis

Don Curzio Antonio Cortis

Antonio André Vessières

Barbarina

 

Aix-en-Provence operakoor en Parijs’ Conservatoriumorkest o.l.v. Hans Rosbaud.

EMI 764.376-2, Stradivarius STR 10039/40, Walhall WLCD 0167 (2 cd’s).

 

Een oorspronkelijk in Frankrijk bij Pathé uitgebrachte ‘live’ opname met toneelgeluiden en applaus en met de bewegende zangers op wisselende afstanden. Er zijn twee grotere bezwaren. De recitatieven haan te zakelijk en te snel, ze gaan zonder onderbreking in de aria's over: de muziek ademt te weinig. Minstens zo belangrijk: het orkest sprankelt niet, klinkt vrij schril en speelt zonder finesse. Het nadeel van een openlucht opvoering.

Figaro is Rolando Panerai, een aangename bariton, die hooguit wat droog en kleurarm klinkt. Meteen ‘Se vuol ballare’ is weinig geslepen en dreigend. Susanna is Rita Streich, gewoonweg volmaakt. Heinz Rehfuss is graaf en heel capabel, behalve in het hoog (hij vermijdt de hoge fis aan het eind van ‘Vedro, mentr'io sospiro’ en zingt een D in plaats daarvan. Gravin is Teresa Stich-Randall, heel mooi in haar beide aria's, minder in het trio uit de tweede akte. Cherubino is Pilar Lorengar: heel acceptabel.

 

1955

 

Figaro Cesare Siepi

Susanna Hilde Güden

Graaf Almaviva Alfred Poell

Gravin Almaviva Lisa della Casa

Cherubino Suzanne Danco

Marcellina Hilde Rössel-Majdan

Bartolo Fernando Corena

Don Basilio Murray Dickie

Don Curzio Hugo Meyer-Welfing

Antonio Harald Pröglhof

Barbarina Anny Felbermayer

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Erich Kleiber.

Decca 417.315-2, 466-369-2, 478.1720, Membran 222932 (3 cd’s).

 

Anno 1955 was dit dé Figaro. Een feestelijke, strakke lezing en tegelijk een voor die tijd optimale prestatie met een geweldige bezetting. De Weense Staatsopera op z'n best medio jaren negentienvijftig toen deze opname werd gemaakt om de tweehonderdste verjaardag van Mozart te vieren. Waarom deze versie vooral treft? Vanwege de perfecte directie van Kleiber senior. Hij is de ware ster van deze opname en wekt meteen al in de ouverture hoge verwachtingen van het te volgen spektakel. Alle muzikale waarden worden in acht genomen en de vaak pittige tempi staan de vocale expressie nooit in de weg.

Ook het niet minder volmaakte, gedisciplineerde, subtiele orkestspel mag er wezen. Het gaat om een mooi, echt Weens concept, een fraai ensemble met grote uitstraling. Dit is één der mooiste allround vertolkingen. Het knappe van vader Erich Kleiber was, dat hij energiek drilmeesterschap combineerde met een quasi losse stijl.

Figaro is Cesare Siepi: duister (trage recitatieven), krachtig, wendbaar, sexy, humeurig, heeft markanter trekken dan de graaf, de ideale partner voor Susanna: Hilde Güden, een geweldige zangeres die veel karakter toont en een zeldzaam fraai geluid, een gouden toon had. Een Mozartstiliste van de bovenste plank met operette ondertonen. Mooi is hoe ze in de finale haar stem kleurt om te suggereren dat ze de gravin is. En hoe ze zoals Mozart noteerde “verrast en lachend” klinkt wanneer Figaro haar vermomming doorziet. Graaf is Alfred Poell met een nog steeds 'geldig', goed autoritair karakteriserend, aristocratisch maar erg droog, wat geknepen beeld. Gravin is Lisa della Casa, vol noblesse, beschikkend over een fenomenale stem, maar wat sloom, ze had wat meer dramatische impulsen mogen geven. De Cherubino - Suzanne Danco - is ondanks haar meer vrouwelijke dan jongensachtige klanken best geloofwaardig al had ze meer temperament mogen tonen. Haar “Non so più” is wel een vurige expressie van adolescent verlangen naar erkenning. De overige zangers zijn alle standvastig. Fernando Corena is een atletische Bartolo, Dickie een ironische Basilio. Een hoogtepunt vormt de finale van de tweede akte. De oorspronkelijke cd verdoeking had volbloediger kunnen klinken, maar de zorgvuldig geremasterde versie uit de Legend serie is beter.

 

1956

 

Figaro Walter Berry

Susanna Rita Streich

Graaf Almaviva Paul Schöffler

Gravin Almaviva Sena Jurinac

Cherubino Christa Ludwig

Marcellina

Bartolo

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina

 

Koor van de Weense Staatsopera en Weens symfonie orkest o.l.v. Karl Böhm.

Philips 438.670-2 (3 cd’s).

 

Een echt Weense vertolking anno '56. Jammer alleen, dat het dirigaat van Böhm zo traag en lethargisch was. De Wiener Symphoniker waren destijds ook een berucht Schlamperei ensemble. De Figaro, Walter Berry was destijds nog jong en hoorbaar al heel goed en idiomatisch. De Susanna van Streich was ondeugend, spits, de graaf van Paul Schöffler was nogal Duits. De gravin van Sena Jurinac daarentegen in alle opzichten een glansrol. Cherubino was Christa Ludwig, ook nagenoeg ideaal en een komende belofte toen!

 

1958

 

Figaro Eduardo Villa

Susanna Mariella Adani

Graaf Almaviva Rolando Panerai

Gravin Almaviva Sena Jurinac

Cherubino Elisabeth Schwarzkopf

Marcellina Irmgard Seefried

Bartolo

Don Basilio

Don Curzio

Antonio

Barbarina Elisa Petri

 

Koor en orkest van La Scala, Milaan o.l.v. Herbert von Karajan.

Melodram 37.075 (3 cd’s).

 

Een obscure Milanese Scala "roofopname", die nooit echt in de circulatie is gekomen, maar die qua bezetting heel interessant is.

 

1959

 

Figaro Erich Kunz

Susanna Irmgard Seefried

Graaf Almaviva Dietrich Fischer-Dieskau

Gravin Almaviva Elisabeth Schwarzkopf

Cherubino Christa Ludwig

Marcellina Anny Felbermayer

Bartolo Alois Pernerstorfer

Don Basilio Murray Dickie

Don Curzio Murray Dickie

Antonio Alois Pernerstorfer

Barbarina Jenny Stern

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm.

Orfeo C 296.923 (3 cd’s).

 

Een onbekende grootheid, vermoedelijk op basis van een radio-opname. Het gemis is niet groot, want van Böhm is genoeg ander mooi materiaal beschikbaar.

 

1959

 

Figaro Giorgio Tozzi

Susanna Roberta Peters

Graaf Almaviva George London

Gravin Almaviva Lisa della Casa

Cherubino Rosalind Elias

Marcellina Anny Felbermayer

Bartolo Fernando Corena

Don Basilio Gabor Carelli

Don Curzio Gabor Carelli

Antonio Ljubomir Pantschef

Barbarina

 

Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Erich Leinsdorf.

RCA 88697-85310-2 (3 cd’s).

 

Een Weens tussendoortje van formaat met een all star bezetting, zoals die eind jaren vijftig op de been kon worden gebracht. Leinsdorf was een fijnzinnig, misschien wat gestroomlijnd Mozartvertolker (de appoggiature in de fandango zijn te kort).

Figaro is Giorgio Tozzi, een in essentie een serieuze, waardige barbier, die zijn spirituele momenten heeft. Susanna is Roberta Peters, jeugdig en aardig, technisch uitstekend, maar wat neutraal van expressie, met weinig karakter; eerder een meiske, dat men op afstand wil leren kennen. De gravin van Lisa Della Casa is juist heel warmbloedig, charmant en sympathiek, prachtig gezongen ook. De graaf van George London is technisch wat minder goed, ook zijn toon is niet ideaal meer, maar hij overtuigt al acterend. De Cherubino van Rosalind Elias is wat te gewichtig en minder mooi in het hoogste hoog. De kleinere rollen zijn goed bezet.

 

1959

 

Figaro Giorgio Gatti

Susanna Aldo Noni

Graaf Almaviva Angelo Mercuriali

Gravin Almaviva Graziella Sciutti

Cherubino Jolanda Gardino

Marcellina Patrizia Pace

Bartolo Sesto Bruscantini

Don Basilio Italo Tajo

Don Curzio Fernando Corena

Antonio Christiano Dalamangas

Barbarina

 

Koor en orkest van de Opera Rome o.l.v. Fernando Previtali.

Cetra 12 (3 cd’s).

 

Een versie, die met name in Italië en de V.S. circuleerde, maar hier onbekend bleef.

 

1959

 

Figaro Giuseppe Taddei

Susanna Anna Moffo

Graaf Almaviva Eberhard Wächter

Gravin Almaviva Elisabeth Schwarzkopf

Cherubino Fiorenza Cossotto

Marcellina Dora Gatta

Bartolo Ivo Vinco

Don Basilio Renato Ercolani

Don Curzio Renato Ercolani

Antonio Piero Cappuccilli

Barbarina Elisabetta Fusco

 

Philharmonia koor en –orkest o.l.v. Carlo Maria Giulini.

EMI 763.266-2, 358.602-2 (3 cd’s).

 

De jongere Giulini was destijds nog feller, leniger en minder neigend tot trage tempi dan we hem op latere leeftijd ervoeren. Het enige waaraan het hem hier ontbreekt is aan wat ritmische verve. Tot hij grondig genoeg kreeg van het operabedrijf, had hij ruim tien jaar in het theater doorgebracht. Deze zorgvuldig voorbereide vertolking met zijn levendige theatersfeer zit vol specifiek Italiaanse deugden met een juist evenwicht tussen de giocoso en de dramatische elementen (en bezit weinig ondeugden): hij is volbloedig, wat donker getint, spiritueel, bezit heldere (lucide) lijnen en veel sfeer. Het orkestrale detail is prachtig verzorgd. Walter Legge (die als Mr. Schwarzkopf het nodige gemeen had met de graaf) bracht de goeddeels Italiaanse bezetting bijeen. Jammer, dat de aria's van Marcellina en Basilio uit de vierde akte mankeren.

Figaro (Giuseppe Taddei) is met zijn donkere basbariton, provocerend, fel en agressief.  Hij is gevarieerd, soms wat ruw, maar mooi contrasterend met Wächter. Susanna (Anna Moffo, die nooit een echt fraaie stem had) is in haar beste doen, intelligent, levendig, fris, lieflijk, maar wat ongelijkmatig. Begint met metalig geluid. De graaf (Eberhard Wächter), is imposant, opvliegend. In momenten van grote spanning neigt hij tot schreeuwen. De gravin (Elisabeth Schwarzkopf) is gekenmerkt door noblesse, pathos, leed en gratie. Ze weet precies waar het om gaat en ontroert ook. Merkwaardig: in de recitatieven lijkt haar stem wat versleten, in de aria's niet. Ook haar stem contrasteert goed met die van haar gedienstige, al was het maar omdat ze een aristocratisch air bezit dat niemand geweld kan aandoen. Cherubino (Fiorenza Cossotto aan het begin van haar grote carrière als mezzo) is haast te manlijk, maar verder heel wulps, charmant en sensueel.

Opvallend nog: de Antonio van Piero Cappuccilli is grappig en een unicum de latere Verdi-ster hier in zo'n kleine rol te horen. Jammer genoeg zijn de aria’s van Marzelline en Basilio geschrapt.

 

1960

 

Figaro Renato Capecchi

Susanna Irmgard Seefried

Graaf Almaviva Dietrich Fischer-Dieskau

Gravin Almaviva Maria Stader

Cherubino Hertha Töpper

Marcellina Lilian Benningsen

Bartolo Ivan Sardi

Don Basilio Paul Kuen

Don Curzio Friedrich Lenz

Antonio Georg Wieter

Barbarina Rosl Schwaiger

 

RIAS kamerkoor en symfonie orkest o.l.v. Ferenc Fricsay.

DG 437.671-2 (3 cd’s).

 

Een in vocaal opzicht wat provinciaal aandoende realisatie, die echter toneelmatig heel levendig is en expressiebewust. De recitatieven zijn wat extra aangezet. De aria's lopen soms wat traag, fraaie ensembles. Figaro: Renato Capecchi is markant, extrovert, een komediant met pathos, maar ietwat overdreven (aanpak past beter bij Bartolo), droge bariton.

Susanna is Seefried, hier nog steeds goed bij stem, charmant, puur, innemend gekarakteriseerd, vrij licht. De graaf, Dietrich Fischer-Dieskau, trekt alle registers open, is dus wat blafferig, een kwalijke Almaviva; er gaan afwisselend dreiging, grimmigheid, maar ook baltsende charme van hem uit. Soeverein gedaan, maar teveel als Poltergeist. De gravin van Maria Stader is jeugdig, 'slank', geen rijpe dame nog en helaas slecht gekarakteriseerd. Ze zou een betere Susanna zijn geweest. Cherubino, Hertha Töpper, is uitgesproken donker, haast te rijp timbre, wel mooi warm. Barbarina, Rosl Schwaiger is opvallend goed net als de

Basilio van Paul Kuen.

 

1962

 

Figaro Heinz Blankenburg

Susanna Mirella Freni

Graaf Almaviva Gabriel Bacquier

Gravin Almaviva Leyla Gencer

Cherubino Edith Mathis

Marcellina Johanna Peters

Bartolo Carlo Cava

Don Basilio Hugues Cuénod

Don Curzio John Kentish

Antonio Derick Davies

Barbarina Maria Zeri

 

Met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Silvio Varviso. Glyndebourne GFOCD 001-62 (3 cd’s).

 

In het jaar 1962 telde Glyndebourne veel nieuwkomers, te beginnen met de jonge dirigent Varviso en verder met Gabriel Bacquier als graaf en Leyla Gencer als gravin. Mirella Freni zong daar de eerste keer als Cherubino. Het hoefde niet, maar hun aller inbreng zorgde voor een frisse sfeer. Zelfs de toen oude Cuénod leefde op en is een krachtige verpersoonlijking van Don Basilio. Het ensemblewerk is om door een ringetje te halen en alleen de opname vertoont de verwachte problemen van een zaalopname zonder correctiemogelijkheden achteraf.

 

1964

 

Figaro Walter Berry

Susanna Edith Mathis

Graaf Almaviva Hermann Prey

Gravin Almaviva Hermi Ambros

Cherubino Hilde Gueden

Marcellina Anneliese Rothenberger

Bartolo Fritz Ollendorf

Don Basilio Peter Schreier

Don Curzio Jürgen Förster

Antonio Fritz Apelt

Barbarina Barbara Vogel

 

Koor en orkest van de Staatsopera Dresden o.l.v. Otmar Suitner.

Berlin Classics BC 2096-2 (3 cd’s).

 

Een uitgave die in de DDR circuleerde maar in het Westen nooit echt is doorgedrongen.