MOZART: LE NOZZE DI FIGARO: DVD OPNAMEN
1966
Figaro Walter Berry
Susanna Reri Grist
Graaf Almaviva Ivar Wixell
Gravin Almaviva Claire Watson
Cherubino Edith Mathis
Marcellina Margaret Bence
Bartolo Zoltan Kélémen
Don Basilio David Thaw
Don Curzio Alfredo Pertile
Antonio Klaus Hirte
Barbarina Deirdre Aselford
Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm.
TDK DV CLOPNDF (2 dvd’s).
De voorlopig oudste beeld- en geluid versie, echt nog als verfilming gemaakt. Met de vertrouwde Günther Rennert die ooit, veel eerder ook Schwarzkopf als regisseur leidde werd deze opvoering in Salzburg 11 augustus 1966 vastgelegd; de fraaie, heel huiselijke, maar niet erg Spaans ogende decors waren van Rudolf Heinrich. Het werk ontrolt zich traditioneel en de beeldregie is redelijk tot goed; het belangrijkste gemis voor onze verwende ogen is: kleur! De bezetting is dermate homogeen en goed dat niets het genieten van de handeling in de weg staat. Met Walter Berry, hier eens temeer uitblinkend, als ervaren, uitdagende Figaro, Ingvar Wixell als zijn stoere, impulsieve en door een overmaat van testosteron aangestuurde antagonist, de graaf, Reri Grist als wereldwijze, kittige Susanna, de jong gestorven Amerikaanse Claire Watson een gracieuze, waardige, maar naar het lijkt niet optimaal geïnspireerde gravin en een kostelijke Cherubino van Edith Mathis, die opnieuw bewijst dat een sopraan deze rol uitstekend aan kan. Zoltan Kélémen zet een stevige Bartolo neer en David Thaw een gelikte Basilio.
Böhm toont weer zijn gezag en ervaring, verheldert veel in de orkestpartijen en zorgt zo voor een sluitend geheel. Niet hemelbestormend, maar zeker de moeite waard. Het zwart/wit beeld is misschien een beperking, maar verleent het geheel een (semi) historisch aanzien.
1973
Figaro Knut Skram
Susanna Ileana Cotrubas
Graaf Almaviva Benjamin Luxon
Gravin Almaviva Kiri te Kanawa
Cherubino Frederica von Stade
Marcellina Nucci Condò
Bartolo Marius Rintzler
Don Basilio John Fryatt
Don Curzio
Antonio
Barbarina
Glyndebourne operakoor en Londens filharmonisch orkest o.l.v. John Pritchard.
ArtHaus 101.089 (dvd).
Een tv registratie uit Glyndebourne uit 1973 in heel goede beeld- en vrij matige geluidskwaliteit. De regie was in handen van Peter Hall die de traditie nog een warm hart toedroeg, de video regisseur was Dave Heather. De decors van John Bury doen heel stijlvol en aangenaam aan maar komen in de diagonaalsgewijze toneelopzet niet ideaal uit de verf. Wel fraai is de laatste (tuin)akte met blik op het kasteel met zijn twinkelende lichtjes,
Een nog jeugdig ogende en zingende Kiri te Kanawa zet een ontroerende gravin neer, Benjamin Luxon is met zijn fluwelige stem een verleidelijke graaf, Ileana Cotrubas een slimme, dartele, warmbloedige Susanna, Knut Skram een wat bleke, maar heldere Figaro en Frederica von Stade acteert sprankelender, oogt jongensachtig en lijkt in wezen veel aardiger dan haar wat iel doorkomende, kwetsbaarheid suggererende stem hier klinkt. Marius Rintzler is een duistere Bartolo, John Fryatt een briljante, geestige Basilio, Nucci Condo een vlotte Marcellina. Zij en Fryatt krijgen hun aria’s in de vierde akte.
Pritchard zorgt voor een stijlvolle, maar wat bleke invulling van het orkestrale aandeel. Best de moeite waard al met al, maar geen topklasse.
1976
Figaro Hermann Prey
Susanna Mirella Freni
Graaf Almaviva Dietrich Fischer-Dieskau
Gravin Almaviva Kiri te Kanawa
Cherubino Maria Ewing
Marcellina Heather Begg
Bartolo Paolo Montarsolo
Don Basilio John van Kesteren
Don Curzio Willy Caron
Antonio Hans Krämer
Barbarina Janet Perry
Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Karl Böhm.
DG 072-706-1 (2 ld’s), 073-403-4 (2 dvd’s).
Deze oorspronkelijk op Laserdisc beeldplaat verschenen opname gaat terug tot dezelfde Weense standaardproductie als die van Karajan een jaar later. Ponelle voerde ook hier in deze daaruit voortkomende studioproductie de regie. Hij had assistentie van Louis Martinoty. Dit tweetal grossiert in nogal overdreven invallen, zoals het uitlichten van terzijdes van niet actief aan de handeling deelnemenden.
Eens temeer horen we beide beroemde Duitstalige baritons weer in de manlijke hoofdrollen, eens temeer traden Freni en Te Kanawa aan. Het wordt wat eentonig; de jaren deden Prey en Fischer-Dieskau noch Freni veel goed, maar doordat de aandacht erg op het beeld is gericht, valt het klinkend resultaat nog wel mee.
Frappant is de inbreng van twee Nederlanders: John van Kesteren als Basilio en Willy Caron als Don Curzio. Figaro, Hermann Prey, is welbekend en ageert mild (zie commentaar bij eerdere Böhmopname), Susanna (Mirella Freni) is heel Italiaans, maar niet echt jeugdig meer, de graaf (Dietrich Fischer-Dieskau) is altijd zichzelf gebleven (met alle voor- en nadelen daarvan) maar hier eigenlijk best geestig en subtiel en de gravin van Kiri te Kanawa doet wat lethargisch aan. De Cherubino van Maria Ewing daarentegen is vlot en attractief. De vierde akte moet het stellen zonder de aria’s van Marcellina en Basilio en heeft een te jungleachtig tuin (bos) decor.
1981
Figaro Mikael Samuelson
Susanna Georgine Resick
Graaf Almaviva Per-Arne Wahlgren
Gravin Almaviva Sylvia Lindenstrand
Cherubino Ann Christine Biel
Marcellina Karin Mang-Habashi
Bartolo Erik Saeden
Don Basilio Torbjörn Lillequist
Don Curzio Bo Leinmark
Antonio Karl-Robert Lindgren
Barbarina Birgitta Larsson
Koor en orkest van het Drottningholm theater o.l.v. Arnold Östman.
Philips 070-421-1 (2 ld’s), Universal 079-268-3 (vhs).
Op zichzelf heeft het best wat: een goed ingespeelde opvoering is het stijlvolle, Mozartiaans ogende decor van het Zweedse Drottningholm theater, waar ook de cd opname – weliswaar met een andere, betere bezetting – werd gemaakt. Maar omdat de videoversie alleen op beeldplaat en beeldband verkrijgbaar was en niet op dvd werd uitgebracht, doet hij nog slechts voor spek en bonen mee.
1986
Figaro Stanford Sylvan
Susanna Jeanne Ommerlé
Graaf Almaviva Benjamin Luxon
Gravin Almaviva Kiri te Kanawa
Cherubino Frederica von Stade
Marcellina
Bartolo
Don Basilio
Don Curzio
Antonio
Barbarina
Schönberg koor en Weens filharmonisch orkest o.l.v. Craig Smith.
Decca 071-412-1 (ld), 071-412-3 (vhs).
Een uitsluitend voor de beeldplaat bedoelde productie, die vrij anoniem en onbekend bleef. De zangers zijn merendeels onbekenden. Hij zou interessant kunnen zijn door de regie van Peter Sellars.
1991
Figaro Lucio Gallo
Susanna Marie McLaughlin
Graaf Almaviva Ruggero Raimondi
Gravin Almaviva Cheryl Studer
Cherubino Gabriele Sima
Marcellina Margrita Lilowa
Bartolo Rudolf Mazzola
Don Basilio Heinz Zednik
Don Curzio Franz Kasemann
Antonio István Gatti
Barbarina Yvette Tannenbergerova
Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Claudio Abbado.
Sony S2LV 46406 (2 ld’s).
Een "live" registratie, gemaakt in mei tijdens het Mozartjaar 1991 in het Theater an der Wien. Ik was zelf bij één der opvoeringen en een paar repetities en raakte positief bevooroordeeld (als Abbadofan). Regie: Jonathan Miller, van origine een Engels medisch specialist, die in het oude, intieme Theater an der Wien (nog met zijn draaitoneel) een m.i. ideale, stijlvolle productie (met decors van Peter Davison, die op dat draaitoneel een kasteel laat zien, waarin echt wordt geleefd en kostuums van James Acheson) op het toneel bracht. Miller weet waaraan hij begon, toen hij deze klus op zich nam. Hij is vertrouwd met Beaumarchais en Mozart en regisseerde al in de jaren zestig bij de Old Vic Company en later de English National Opera. In de loop der jaren verfijnde en perfectioneerde hij zijn ideeën, leerde tekst en muziek nog beter te integreren. Gelukkig plaatste hij het werk in zijn ontstaanstijd, maar hij wist wel een dimensie toe te voegen aan de motieven van de hoofdrolspelers in een behoorlijk realistische en geloofwaardige projectie op het toneel van de gesloten maatschappij met zijn liefde, haat en jaloezie. Van enigerlei overdrijving is geen sprake, maar alles wordt duidelijk en zinvol gemaakt.
Zo was het een soort cultuurschok om in de ochtenduren in datzelfde theater - ook met Abbado, het Weens filharmonisch en gedeeltelijk dezelfde zangers - de generale repetitie van Don Giovanni in de regie van Luc Bondy te zien: modernistisch, vervreemdend.
De Figaro uitvoering was heel homogeen, met een goed op elkaar ingespeeld ensemble, dat muzikaal en dramatisch sterk overtuigt. Dat bij een goede ‘live’ registratie tussentijds applaus hoort, is onvermijdelijk. Brian Large bracht de handeling op het toneel goed, rustig in beeld, daarbij pogend Millers myriaden details precies te volgen. Maar dat maakt ook herhaling van deze opname zo boeiend.
Figaro, gezongen door Lucio Gallo, is hier beter dan in de bijna vergelijkbare DG opname. Hij voldoet uitstekend: vlot reagerend, behendig, geestig, een aimabele Figaro met een passende stem. Mooi is bv. hoe hij in "Non piu andrai" nuanceert. Susanna, Marie McLaughlin is sexy, koket, slim; ze kende haar rol grondig, beheerste elk trucje waarmee ze op het toneel kan domineren en haar stem is even wendbaar als haar houding. Haar soli zijn fraai van vorm.
De graaf van Ruggero Raimondi is treffend, goed differentiërend, veelzijdig. Hij lijkt ouder dan hij is en ook wat zwaarmoedig, maar maakt van de nood een deugd door Almaviva een neurotische inslag te geven; terwijl hij slachtoffer van de spelletjes van zijn onderdanen wordt, frommelt hij gedurig aan zijn lokken.
Cheryl Studer is als gravin ontroerend, goed op diverse gevoelens en situaties reagerend; ze acteert ‘Dove sono’ mooi uit. Ze lijkt misschien wat matroneachtig, maar is intelligent, beweegt zich goed, beschikt over een foutloze techniek en een gouden stem. De Cherubino van Gabriele Sima is echt jongensachtig, enthousiast, een heel innemend iemand. Ze is een puur genoegen, ook met haar romige stem. De buffo rollen zijn ook in handen van ervaren lieden. Speciale lof verdient de exacte, geestige Bartolo van Rudolf Mazzola. De aria's van Marcellina en Basilio zijn helaas geschrapt, maar aan de recitatieven is niet getornd. Appoggiatura's zijn soms keurig op hun plek, maar niet consequent.
Abbado dirigeert met lichte toets, vloeiend en lichtvoetig, is in zijn opvatting helemaal congruent met Miller. Hij gaat vlot te werk zonder oppervlakkig aan te doen, is serieus maar zonder nadruk. Dat het Theater an der Wien een draaitoneel heeft, is niet alleen te zien, maar ook te horen: de actie loopt door, zonder onderbreking voor eventuele changementen. Zo blijft de vaart erin. Het uitgedunde Staatsoperaorkest is ideaal op maat. Al met al een document van hoe hoog de Mozart standaard in 1991 was.
1993
Figaro Bryn Terfel
Susanna Alison Hagley
Graaf Almaviva Rodney Gilfry
Gravin Almaviva Hillevi Martinpelto
Cherubino Pamela Helen Stephen
Marcellina Susan McCulloch
Bartolo Carlos Feller
Don Basilio Francis Egerton
Don Curzio Francis Egerton
Antonio Julian Clarkson
Barbarina Constanze Backes
Monteverdikoor en English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner.
Archiv 072-776-1 (2 ld’s), 072-439-3 (vhs), 073-018-9 (dvd).
Dezelfde bezetting, die voor de in Londen gemaakte cd registratie aantrad, vinden we in het Parijse Théâtre Châtelet terug. Maar hier spelen natuurlijk de enerzijds minimalistische, anderzijds drukdoenerige regie van Jean-Louis Thamin en de suggestie van de ook minimalistische decors een haast beslissende rol. De klassenverschillen en de seksuele bedoelingen van de handelende figuren zijn nogal uitvergroot.
Gardiner (in bretels) en het orkest zijn quasi in het nachtelijke park gesitueerd, vooruitlopend op de ontknoping van het werk. Dat park blijft in de simpele, bescheiden toneelbeelden voortdurend als achtergrond aanwezig en suggereert en accentueert in zijn goede mengeling van humor en poëzie het erotiserende gevoelslabyrint, waarin de protagonisten zich bewegen. Het pro en contra van de ius primae noctis staat centraal in de handeling. Voor de uitvoering geldt wat hierboven al is opgemerkt.
De dvd versie heeft natuurlijk op de laserdisk en tapeversie een betere beelddefinitie (en breedbeeld) plus een betere geluidskwaliteit voor.
1994
Figaro Gerald Finley
Susanna Alison Hagley
Graaf Almaviva Andreas Schmidt
Gravin Almaviva Renée Fleming
Cherubino Marie-Ange Todorovitch
Marcellina Wendy Hillhouse
Bartolo Manfred Röhrl
Don Basilio Robert Tear
Don Curzio John Graham-Hall
Antonio Donald Adams
Barbarina Susan Gritton
Glyndebourne festival koor en Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink.
NVC Arts 0630-14013-3 (vhs), 0630-14013-2, (2 dvd’s), 5186-53402-2 (4 dvd’s).
In 1994 had Haitink in Glyndebourne een heel andere bezetting dan toen in 1987 zijn EMI cd opname werd gemaakt. Uitschieters zijn er niet, noch in positieve, noch in negatieve zin, maar het niveau is ver bovengemiddeld; er is sprake van een heel goed op elkaar ingespeeld, homogeen ensemble en Haitink is nog wat bezadigder geworden dan in zijn cd versie. Alle lof voor het paar Gerald Finley als raak typerende, fraai zingende Figaro, Alison Hagley’s veelzijdige, raak typerende Susanna en Renée Flemings romige, terecht gedempt stralende, van groot inlevingsvermogen getuigende gravin. Andreas Schmidt als graaf blijft daar qua uitbeelding en stem slechts iets bij achter. De kleinere rollen zijn naar behoren bezet, waarbij Robert Tear (Basilio) en Susan Gritton (Marcellina) zich het positiefst onderscheiden. De vierde akte gaat onverkort.
De enscenering van John Gunter doet stijlvol en sympathiek aan.
1995
Figaro Giovanni Furlanetto
Susanna Elzbieta Szmytka
Graaf Almaviva Ludovic Tezier
Gravin Almaviva Janice Watson
Cherubino Francesca Provvisionato
Marcellina Gérard Théruel
Bartolo Marcello Lippi
Don Basilio Sergio Bertocchi
Don Curzio Jorge Anton
Antonio Klaus Hirte
Barbarina Deirdre Aselford
Koor en orkest van de Opéra Lyon o.l.v. Paolo Olmi.
ArtHaus 100.410 (2 dvd’s).
Een wisselend succes. Geslaagd is op zichzelf wel de jeugdig aandoende aanpak van het geheel dat zich op vrij intieme, maar nogal karig gemeubileerde huiselijke schaal afspeelt in de regie van Jean-Pierre Vincent en de wat karige, maar wel heel huiselijke, echt Spaans aandoende decors van Jean-Paul Chambas. Giovanni Furlanetto is een eerder gemoedelijke dan assertieve Figaro, zeker in vergelijking met de uitdagender, strijdvaardiger en zelfbewuster Susanna van Elzbieta Szmytka. Jammer dat haar stem niet in optimale vorm was en in de recitatieven geen charme bezit. De vooral helder gezongen Cherubino van Francesca Provvisionato heeft iets pruilends, maar moet best aantrekkelijk zijn voor de nogal jong aandoende, kwetsbare, lichtelijk bleekjes overkomende gravin van Janice Watson. Ludovic Tézier is een dynamische, vrij arrogante, zwierige graaf die echter terecht ook momenten van onzekerheid kent. De Barbarina van Rebecca Hoffmann is haast te meisjesachtig, maar Gérard Théruel is een mooie bruut als Antonio Al met al komt deze productie aan videozijde ongeveer op één lijn met de vrij koele aanpak van Haitink en de ietwat nerveuze dito van Gardiner.
1996
Figaro Carlos Chausson
Susanna Isabel Rey
Graaf Almaviva Rodney Gilfry
Gravin Almaviva Eva Mei
Cherubino Liliana Nikiteanu
Marcellina Elisabeth von Magnus
Bartolo Robert Holl
Don Basilio Volker Vogel
Don Curzio Martin Zysset
Antonio Werner Gröschel
Barbarina Lisa Larsson
Koor en orkest van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt.
TDK DV-OPNF (2 dvd’s).
Wie van Harnoncourt een pittige, vlotte, accentrijke en verrassende uitvoering had verwacht, komt hier bedrogen uit (net als jaren eerder bij zijn Così fan tutte in de Weense Staatsopera). De tempi zijn te beginnen met de ouverture frappant laag, waardoor later bijvoorbeeld ‘Porgi amor’ van de gravin geen hoogte- doch een dieptepunt wordt. Ook de recitatieven zitten vol gewichtige pauzes, misschien om ze diepere betekenis te verlenen. Kortom: het mankeert aan actie. Voeg daarbij de bizarre regie van Jürgen Flimm, die het werk naar de negentiende eeuw verplaatst en de lelijke decors van Erich Wonder en het is duidelijk dat men deze productie beter kan vermijden.
Vreemd bijvoorbeeld zoals Susanna (Isabel Rey) thee morst op een al te jong ogende Marcellina in hun beledigingsduet, hoe Cherubino zich in de eerste akte niet op een stoel verbergt maar onder een kaal, leeg bed en hoe de tuinscène uit de vierde akte is opgesierd met dekstoelen en tuinmeubilair. De vocale prestaties zijn ook wisselend. Rodney Gilfry is – net als bij Gardiner – een geloofwaardige graaf, maar Eva Mei mist distinctie als gravin en Isabel Rey is een te schrille Susanna, terwijl Carlos Chausson veel te weinig kwiek en geestig is. De geluidskant van de opname – onvoordelig op 2 in plaats van 1 dvd - neigt tot scherpte. Geen succes dus.
2003
Figaro Renato Girolami
Susanna Judith Halász
Graaf Almaviva Bo Skovhus
Gravin Almaviva Marina Mescheriakova
Cherubino Michelle Breedt
Marcellina Gabriele Sima
Bartolo Janusz Monarcha
Don Basilio Michael Roider
Don Curzio Alexander Klinger
Antonio Péter Köves
Barbarina
Hongaars nationaal koor en Esterházy sinfonia o.l.v. Michael Halász.
Naxos 5.110014 (2 dvd’s).
De onbekende beeldversie van de gelijktijdig verschenen cd opname. Details over locatie, regie, decors en kostuums ontbreken en of deze versie normaal verkrijgbaar is….?
2006
Figaro Ildebrando d’Arcangelo
Susanna Anna Netrebko
Graaf Almaviva Bo Skovhus
Gravin Almaviva Juliane Banse
Cherubino Christine Schäfer
Marcellina Marie McLaughlin
Bartolo Franz Josef Selig
Don Basilio Patrick Henckens
Don Curzio Oliver Ringelhahn
Antonio Florian Boesch
Barbarina Eva Liebau
Cherubijn Uli Kirsch
Koor en orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Nikolaus Harnoncourt.
DG 073-4245-9 (2 dvd’s), 073-449-2 (2 blue ray dvd’s).
Een Salzburgse festivalproductie ter ere van weer een Mozartjaar (2006). Het was tevens de inwijding van het Haus für Mozart op de plaats van het oude Festspielhaus; het blijkt gelukkig over een goede akoestiek te beschikken want de vermenging van stemmen op het podium met orkestklanken uit de bak is heel bevredigend. Als een ware hype werd al lang voor haar optreden die vlot tot Oostenrijks staatsburger verheven Anna Netrebko gefêteerd voordat ze zich daadwerkelijk als een bekoorlijke, flirtende Susanna ontpopte. Het dient gezegd: de jonge Russische zangersgeneratie is ver verwijderd van de vroegere zingende walvissen met veel vibrato, dikke l’s en rollende r’s. Ze klonk slank en wendbaar, overtuigde ook acterend heel goed. Naast haar een paar routiniers als de betrouwbare graaf van Bo Skovhus, de schattige Marcellina van Marie McLaughlin, de warmbloedige, niet meer al te jeugdig aandoende gravin van Julia Banse. Haar aanstaande echtgenoot vond een overtuigende, sympathieke vertolker in Ildebrando d’Arcangelo.
Maar het was in feite de Cherubino van Christine Schäfer die de show stal. Een geweldige invulling van deze rol die zo meteen een centraal karakter kreeg. Haar beroemde aria ‘Non so più cosa son, cosa faccio’ zal zelden zo lichtvoetig, ritmisch veerkrachtig en razendvlug hebben geklonken. Het illustreert weer eens duidelijk dat een sopraan in deze rol veel beter voldoet dan een mezzo.
Harnoncourt bracht met het orkest wel de nodige puntjes op i’s en streepjes door t’s aan, maar het ensemble klonk toch wat te homogeen en weelderig, enigszins mat zelf. Jammer dat de dirigent niet de beschikking had over het pittiger European Chamber orchestra.
Natuurlijk kunnen er weer vraagtekens bij regie, decors en aankleding worden geplaatst, zoals dat bij eigentijdse voorstellingen zo vaak het geval is. Claus Guth heeft zich goed in de sociale achtergronden en in de psychologie van het werk en de karakters verdiept. Hij vond het een ‘moeilijk’ werk en bleek minder geboeid door alle komische verwikkelingen van een graaf die achter de bijna met zijn dienaar getrouwde dienster van zijn vrouw aanloopt dan in het ‘uitlichten van de afgronden van àlle karakters, ook die van de vermeende bijrollen. In deze opera tref je alle vormen van liefde en begeerte aan. Ik wil laten zien hoe jonge, oude, arme of rijke mensen in deze opera door het oergeweld van de Eros worden gedreven’.
Daarom introduceerde hij meteen aan het begin een zwijgende. gevleugelde Cherubijn (Uli Kirsch) die op Harry Potterachtige gaven beschikt en bezwerend/ontketenend, maar onzichtbaar voor de personages op het gevoelsmatige vlak aan de touwtjes trekt en daarbij even letterlijk door het beeld fietst. Een soort Cupido zonder pijlen.
Het toneelbeeld was van een uiterste eenvoud: een trappenhuis met royale overlopen met parketvloeren met daarop aansluitend kamerdeuren die naar gelang nodig open en dicht gingen. Meubilair ontbrak en Figaro kon in zijn beginaria niet echt meten, Cherubino kon niet achter een stoel wegkruipen, de gravin niet uit bed opstaan. De tuin uit de laatste akte werd alleen vaaglijk met op de achterwand geprojecteerde bladeren aangeduid. Wel een leuke vondst was op een gegeven moment de projectie van alle namen met pijltjes die de complexe onderlinge relaties aangaven. Enigszins ontnuchterend, maar de aandacht werd ook niet door details afgeleid. Uniformiteit was troef, ook bij de kostuums die alle in zwart/wit waren (een verfilming is kleur is dus haast onnodig) en die dus nog nader het heersende gelijkheidsprincipe tussen de standen onderstreepte.
Gelukkig werden in dit verband ook de dikwijls geschrapte aria’s van Marcellina en Basilio in ere hersteld.
Of, wanneer en door wie – zoals beloofd – deze uitvoering in beeld en geluid verschijnt, is nog onzeker, maar dat hij komt, is duidelijk.
2006
Figaro Erwin Schrott
Susanna Miah Person
Graaf Almaviva Gerald Finley
Gravin Almaviva Dorothea Röschmsann
Cherubino Rinat Shaham
Marcellina Graciela Araya
Bartolo Jonathan Veira
Don Basilio Patrick Henckens
Don Curzio Oliver Ringelhahn
Barbarina Ana James
Ensemble van Covent Garden, London o.l.v. Antonio Pappano.
Opus Arte OA 0990D (2 dvd’s).
Te beweren dat alles wat Antonio Pappano aanraakt in goud verandert, is overdreven. Maar dat alles wat hij doet een hoog niveau en distinctie bezit, is zeker. In Covent Garden wist hij tijdens zijn directeurschap een goed team om zich heen te verzamelen, met – heel belangrijk voor een video registratie – om te beginnen David McVicar als regisseur en Jonathan Haswell als video topman. En dan zijn daar de zangers, echt een goed team met de vrij onbekende Erwin Schrott als een geknipte (sic) Figaro die een werkelijk ideaal paar vormt met de Susanna van Miah Person. Zij wisselen ironieën, dubbelzinnigheden, ironie en verwachtingen op een volkomen natuurlijke en vocaal hoogstaand niveau uit.
Ook het andere stel, de gravin van Dorothea Röschmann en de graaf van Gerald Finley eten het hele brede spectrum van hun aristocratische maar niet steeds even verheven emoties duidelijk en met prachtige vocale middelen duidelijk te maken. In de kleinere rollen zijn geen zwakke plekken te vinden. Speciale lof voor de Bartolo van Jonathan Veira en de ondeugende, tenslotte falende Cherubino van Rinat Shaham.
Jammer dat er ook twee minpuntjes zijn; deze komen voor rekening van de regisseur, die het bediendengezelschap al halverwege de aria van de graaf laat binnenkomen en het slot van de derde akte weglaat. Details die een volledig genot van deze uitgave nauwelijks in de weg staan.
2006
Figaro Lorenzo Regazzo
Susanna Heidi Grant-Murphy
Graaf Almaviva Peter Mattei
Gravin Almaviva Christiane Oelze
Cherubino Christine Schäfer
Marcellina Helene Schneiderman
Bartolo Roland Bracht
Don Basilio Burkhard Ulrich
Don Curzio Eberhard Lorenz
Antonio Frédéric Caton
Barbarina Cassandre Berthon
Met het Ensemble van de Opéra Parijs o.l.v. Sylvain Cambreling.
Opus Arte OA 0960D (2 dvd’s).
Op de enscenering van Christoph Marthaler is begrijpelijk veel kritiek geweest; de verplaatsing van de handeling in een bedden- of kledingwinkel is nogal belachelijk en ontregelend, blijkbaar ook voor de bezetting die met Oelze als gravin en Schäfer als Cherubino de beeste krachten heeft. Als Mozarts opera’s al een eigentijds tintje moeten krijgen, dan liefst niet zo.
2009
Figaro Erwin Schrott
Susanna Martina Jankova
Graaf Almaviva Michael Volle
Gravin Almaviva Malin Hartelius
Cherubino Judith Schmid
Marcellina Irène Friedli
Bartolo
Don Basilio
Don Curzio
Antonio
Barbarina
Met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Franz Welser Möst.
EMI 234.481-2 (2 dvd’s).
Ook dit weer is een enscenering (van Sven-Eric Bechtolf) waarnaar men na één keer met verwondering en ergernis kijken niet terugverlsangt, de vaak erg geode zangprestaties en het gedegen dirigaat van Welser-Möstdoen er dan helaas eigenlijk niet meer toe.
Conclusie
Een eenduidig eindoordeel is bij zo’n kwalitatief en kwantitatief rijke oogst wat lastig te geven. Het is natuurlijk geen toeval dat veel opnamen al dan niet ‘live’ vastgelegd tot stand kwamen in de grote operacentra: Wenen, Salzburg, Milaan, Londen en New York, daar waar traditie heerst en waar ook buiten de operagebouwen snel en makkelijk opnamesessies te organiseren zijn.
Iedereen zal zo wel zijn voorkeuren hebben op het gebied van de uitvoerenden. Zo objectief mogelijk beoordeeld zijn los daarvan wel bepaalde uit te spreken. Aan geluidskant gelden die vooral voor (in alfabetische volgorde) – Abbado (onopgesmukt modern), Böhm (Berlijn, hartelijk), Gardiner (subtiel), Giulini (gedistingeerd), Harnoncourt (gewetensvol), Kleiber (levendig) en Solti (vurig). Maar beluister beslist ook de oudere mono opnname van Kleiber (hoogst idiomatisch).
Wat de beeld en geluid versies aangaat, komen vooral Haitink (mooiste all-round, Glyndebourne op zijn best) en in tweede instantie, Gardiner en Pappano in aanmerking. Met nog steeds de hoop dat ook de opname van Abbado nog op dvd verschijnt.