MOZART: IDOMENEO, RE DI CRETA KV 366
In Idomeneo is de poëzie de gehoorzame dochter van de muziek, precies zoals Mozart dat altijd wenste. Voor kenners geldt deze in 1781 tijdens Carnaval in het Cuvilliés Theater voor het eerst uitgevoerde opera seria als het meest dramatische werk van Mozart. Het gaat om een conflict tussen de koning van Kreta, Idomeneo, die zich ten gevolge van een eed gedwongen ziet om zijn eigen zoon Idamante op het altaar te offeren.
Achtergronden
Of keurvorst Karl Theodor van Beieren (voorheen van Mannheim) zelf het gegeven voorstelde, of dat het een eigen idee was, weten we niet precies. De basis voor het gegeven vond de Salzburgse librettist Giambattista Varesco bij de Franse drames lyriques, in dit geval Idoménée van Antoine Danchet, eerder al door Campra gebruikt.
Bekend is dat Idomeneo een lievelingswerk van de componist was, bekend is ons eeuwen later ook dat de buitensporigheid en de gewaagdheid van deze opera de grenzen van wat als de traditionele achttiende eeuwse opera seria overschrijdt. Mogelijk daarom kortte de componist die het gevaar van overdrijving zag de derde akte wel wat in.
Maar als blijk van muzikale Verlichting is deze allegorie van de macht, het bijgeloof en tenslotte de rede een unicum. Ook de dramatische kracht, het web dat is gesponnen van terugkerende motieven, het speuren naar psychologische waarheden, de verwerking van emotionele uitersten bij wijze van seculiere passiemuziek heel bijzonder.
De opera als geheel doorliep een aantal herzieningen van Mozart zelf. Zo werkte Mozart zelf de castraatrol van Idamante om tot tenorrol. De invloed van Gluck op Mozart is in dit werk heel duidelijk.
De balletmuziek is haast een verhaal apart. Die werd gecomponeerd voor het beste ensemble uit die tijd, het Mannheimse orkest, geschreven als KV 367. Ook wat daarvan in München precies werd uitgevoerd, is ook niet helemaal duidelijk.
In 1931 brachten Richard Strauss en Lothar Wallenstein een beroemde – geromantiseerde – versie in Maagdenburg op de planken. Er zijn bijvoorbeeld blazers toegevoegd.
De handeling
Ilia die door de Kretenzers is gevangen genomen, is verliefd op Idamante en is onnodig bang dat hij van Elettra houdt die op haar beurt wel iets tegen Ilia heeft. Koning Idomeneo keert terug van de Trojaanse oorlog nadat hij bij de hogepriester Neptunus heeft gezworen dat hij wanneer hij een verschrikkelijke storm heeft overleefd de eerste persoon die hij aan land ontmoet als dank zal moeten offeren.
Zijn zoon Idamante begroet hem blij, maar de koning keert zich in wroeging af. Als Arbace, een vertrouweling van de koning hoort van Idomeneo’s verschrikkelijke geheim, adviseert hij hem prinses Elettra, de dochter van Agamemnon, koning van Argos als begeleider mee te sturen.
Als Idamante en Elettra willen vertrekken, rijst een vreselijk monster uit zee op. Ondanks het feit dat Ilia, een Trojaanse prinses, en Idamante wederzijds hun liefde hebben betuigd, vraagt Idomeneo aan zijn zoon om voor altijd weg te gaan.
Te midden van alle chaos die door het monster wordt aangericht, bekent Idomeneo ten overstaan van zijn volk zijn belofte. Men raadt hem aan die belofte gestand te doen..
Idamante doodt het monster en is bereid zijn eigen dood te aanvaarden, maar Ilia biedt zich in zijn plaats aan. Neptunus’ stem komt tussenbeide en verordent dat Idomeneo vrijspraak voor zichzelf kan verkrijgen door ten gunste van Idamante troonsaftand te doen.
Een der hoogtepunten is de aria van Electra ‘Oh smania! Oh furie! Oh disperata Elettra!’
De opnamen
Op het appel ontbreken een Atheense opname van Jonel Perlea, een Romeinse opname van Colin Davis met Carmen Prietto, Michel Sénéchal, Nicolai Gedda, Rafael Arie en Teresa Stich Randall (Gala GL 100709) en de Leipzigse uitvoering onder Hans Schmidt Isserstedt die alleen verkrijgbaar is in een complete Mozartuitgave op 44 cd’s (Brilliant Classics 92114).
Idomeneo werd, hoewel iedereen sprak van ’s componisten eerste meesterwerk in dit genre, lang beschouwd als een moeilijk of onmogelijk te ensceneren opera, alleen al vanwege het optredende monster. Vandaar dat het werk slachtoffer werd van arrangeurs en lieden die flink het coupeermes hanteerden. Dat duurde tot in de jaren zestig vorige eeuw.
Items die bij voorkeur sneuvelden waren bijvoorbeeld beide aria’s van Idomeneo’s opgeblazen raadgever Arbace (waarover we misschien niet zo rouwig hoeven te zijn). Erger waren de coupures in de recitatieven, andere aria’s en koren. Ook de woorden van het orakel werden veelal geschrapt.
Van John Pritchard beschikken we over twee opnamen. Eentje uit 1956 en eentje uit 1964. In beide gevallen zingt Richard Lewis de titelrol, beide stammen uit Glyndebourne. Lewis is een van waardigheid en vrees voorziene assertieve koning die echter weinig teerheid toont. In de eerdere opname overtuigt hij iets meer, maar wordt slachtoffer van coupures. Een verrassing in de latere uitgave is de 29-jarige Pavarotti als een door testosteron gedreven, maar weinig subtiele Idamante. Voor Mozartiaanse charme moeten we bij de voortreffelijke Gundula Janowitz als Ilia zijn. Haar drie aria’s zijn prachtig, maar wat minder vitaal dan die van haar voorgangster Sena Jurinac in 1956.
Enriqueta Tarrés is een gekwelde, niet perfecte Elettra; in het trio uit de tweede akte detoneert ze. Op de te gespannen klinkende hogepriester van David Hughes na zijn de kleinere rollen adequaat bezet.
Laat het maar aan Harnoncourt over om deze opera onverkort uit te voeren. Dat gebeurt hier ook en het betekent ongeveer een uur extra muziek. Maar op het punt van geloofwaardigheid schiet de productie te kort. Jammer want in het grote geheel valt deze oudere opname ondanks het verrichte pionierswerk geheel weg.
De ster van de opname met Karl Böhm is de dirigent zelf. Met een vrij lichte, maar indringende toets geeft hij de muziek redelijk transparant en met veerkrachtige ritmen weer. Jammer dat Wieslaw Ochmann zo’n saaie, eentonige Idomeneo is. Hij wordt overtroefde door de rest van de bezetting. Als Idamante is Peter Schreier zuiver vocaal misschien wat aan de tamme kant, hoe mooi hij ook zingt; maar verbeelding toont hij gelukkig genoeg. Edith Mathis is een hoogst innemende Ilia, maar het is Julia Varady die nog meer overtuigt als een aangrijpende, dramatische Elettra.
‘Authentieker’ klinkt vanzelfsprekend de lezing van John Eliot Gardiner die om te beginnen al het materiaal van Mozarts oorspronkelijke productie uit 1781 gebruikt. De luisteraar zelf kan aan de hand van de track lijst kiezen in hoeverre hij daarvan gebruik wil maken. We horen hier met genoegen een sinds enige decennia gebruikelijke, in dit geval noblesse uitstralende Mozartstijl. De uitblinkers bij de zangers zijn de stoere, door wroeging gekwelde Idomeneo van Anthony Rolfe Johnson, de warmbloedige Idamante van Anne Sophie von Otter en de gevoelige Ilia van Sylvia McNair. Elettra van Hillevi Martinpelto is uitdagend, dramatisch. Opvallend goed is hier ook de koorzang van het Monteverdikoor.
Dat de opname van Colin Davis, zijn derde, uit 1991 waarschijnlijk door de stille dood van Philips niet meer makkelijk te verkrijgen zal zijn, hoeft ons niet te rouwen. Het gaat om een gedegen, maar weinig markante realisatie zonder hoogte- of dieptepunten.
Na Gardiners slanke, lenige Mozart brengt James Levine ons net als Davis terug in de vanouds bekende Mozartwereld. De Amerikaanse dirigent brengt ons in zoverre terug tot Mozarts oorspronkelijke Münchense versie, dat hij beide aria’s van Arbace handhaaft, extra fijn omdat ze zo fraai door Thomas Hampson worden gezongen. Echter: Idomeneo’s ‘Torna la pace’ is geschrapt en alleen de korte versie van ‘Fuor del mar’ wordt gegeven. De recitatieven zijn wel gehandhaafd en worden soms bijna tot ariosi. Zorg is besteed aan appoggiature, maar alleen Heidi Grant-Murphy, een jeugdige, heldere Ilia, versiert haar aria’s. Cecilia Bartoli is een voorbeeldige Idamante en een schoolvoorbeeld hoe deze rol door een mezzo kan worden ingevuld. Aan engagement en nuancering geen gebrek. Probeer haar ‘No, la morte’.
De Elettra van Carol Vaness is wat wisselend: ze is wat te schreeuwerig in ‘D’Oreste, d’Aiace’, maar de bitterheid en de furie waarmee ze ‘Tutto nel cor’ interpreteert is prachtig. Placido Domingo is als Idomeneo een intelligente, waardige, uiteraard vocaal geweldige verschijning.
Voor de uitvoering van Charles Mackerras gaan we naar het Edinburgh festival 2001. Om te beginnen geeft de dirigent het complete werk weer, een paar kleine coupures in de secco recitatieven daargelaten. De dirigent zorgt er om te beginnen voor dat de muziek ‘spreekt’ in Harnoncourts geest. Aan dramatische energie geen gebrek. De rolbezetting mag er ook wezen, te beginnen bij een krachtige Idomeneo van Ian Bostridge, zoals meteen uit zijn eerste aria ‘Vedrommi intorno’. Verderop in de opera had hij wel iets meer nuancering en kleuring mogen aanbrengen. Lorraine Hunt neemt op de van haar verwachte geëngageerde wijze de castraatrol van Idamante waar. Prachtige stem, prachtige expressie. De Ilia van Lisa Milne is minder zwak dan we deze figuur doorgaans treffen en juist daardoor zo sympathiek. Heel goed ook de Elettra van Barbara Frittoli. Meteen al in haar eerste aria, en vooral in haar laatste ‘D’Orste, d’Aiace’ toont ze haar stormachtige temperament. Gelukkig is daar ook Anthony Rolfe Johnson als Arbace. Koor en orkest ageren in topvorm.
Uit het beroemde San Carlo theater in Napels komt de ‘live’ registratie van Marco Guidarini. Deze was ook ooit bij Dynamic op dvd verkrijgbaar. Wat de dirigent laat horen is heel netjes, maar geeft niet blijk van veel extra nodig engagement. Geweldig goed is het orkest toch al niet en zeker op het punt van stijlbesef laat de vertolking het nodige te wensen over. Het koor is uiteraard meer gewend Verdi dan Mozart te zingen. Meer genoegen geven de solisten: Sonia Ganassi als heel redelijke, maar wat moeizaam tot stand komende Idamante, Ángeles Blancas Gulín als innemende Ilia (luister naar ‘Se il padre perdei’), maar Iano Tamar valt qua vocale kracht en hysterieblijken als Elettra wat tegen.
Wel een ware Mozartiaan is Kurt Streit in de titelrol; een der besten zelfs, meteen al in ‘Fuor del mar’. De opname toont erg veel bijgeluiden wat ook het luistergenot beperkt.
Dat René Jacobs weer voor verrassingen zorgt, was te verwachten. Ze zijn niet louter positief, maar de dramatische spanning die hij genereert vergoedt veel. Hij demonstreert dat het uiteindelijk om meer gaat dan om uitingen van noblesse en waardigheid.
Ook hij geeft om te beginnen het werk volledig weer, inclusief de langste versie van de toespraak door het orakel (en registreerde als toegift de kortere vorm). Veel aandacht is er ook voor de door continuo begeleide recitatieven, die met mini cadensen beginnen en worden begeleid door fortepiano en cello.
De ouverture klinkt niet veelbelovend, want veel te zwaarwichtig, maar daarna klaart de vertolking op: met doorgaans passende tempi, een fel zingend koor en de Freiburgers op hun best. En dan de zangers. Richard Croft is een nogal introverte, overpeinzende maar heel fijnzinnige Idomeneo. In ‘Torna la pace’ past dat, ‘Fuor del mar’ zou zijn gebaat met meer heldhaftig vertoon. De Idamante van Bernarda Fink herinnert aan de beste andere vertolksters: Anne Sofie von Otter en Lorraine Hunt. Een aangename verrassing is hierna de Elettra van Alexandrina Pendatschanska met haar vlammende, neurotische uitdrukking. De Koreaanse sopraan Sunhae Im is een ontroerende, opofferingsgezinde Ilia. De positieve indrukken worden versterkt door de lyrische, elegante Arbace van Kenneth Tarver.
Wie sommige overdrijvingen, excentrieke tempi, het bemoeizuchtige continuogebruik en wat andere eigenaardigheden van de op en top geëngageerde Jabobs voor lief neemt, heeft aan deze opname een waardevol bezit.
Ook Adam Fischer zorgt op zijn manier voor enige authenticiteit, zij het niet van orkestklank. Hij is alleen niet helemaal consequent. Sommige vaak geschrapte gedeelten last hij in, maar helaas laat hij de slotaria van Idomeneo ‘Torna la pace’ weg. Fijn dat tenminste het ballet tot slot iets compenseert.
Positief zijn het door het Deense orkest goed hoorbaar gemaakte stijlbesef en het superieure geluid van de SACD opname. De blazers komen mooi door, de frasering is voorbeeldig, de balans in het orkest en met zangers, koor is heel goed.
Als Idomeneo is Christian Elsner niet uitzonderlijk. Zowel van ‘+Vedrommi intorno’ als van ‘Fuor del mar’ zou meer te maken zijn geweest, maar Kristina Hammarström (Idamante) is de evenknie van haar beste rivalen, getuige o.a. ’No, la morte io non pavento’ als blijk van moed. Evenzeer overtuigt de Ilia van Henriette Bonde-Hansen (heel mooi in ‘Se il padre perdei’. Prachtig ook ‘Solitudini amiche… Zeffiretti lusinghieri’ aan het begin van de derde akte.
Gekweld en fel klinkt de Elettra van Raffaella Milanesi in ‘D’Oreste, d’Aiace’. Ook op de Arbace van Christoph Strehl valt weinig aan te merken. Een heel geslaagd geheel dus.
Engelstalig
Misschien is het voor Angelsaksen aardig om een Mozartopera in het Engels te horen, maar zelfs wanneer de vertaling van David Parry voor de Chandos opname mooi is, dan nog zal er op het continent niemand erg door worden gecharmeerd.
Straussbewerking
Mozart/Strauss is het aanhoren zeker waard, al werd deze versie voor de bedoelde Weense Staatsopera nooit een succes. Het werk wordt ondanks de inzet van de vertolkers onder Fabio Luisi een lichtelijk groteske travestie. Teveel is aan het origineel gewijzigd en zelfs toegevoegd, de secco recitatieven zijn verworden tot orkestrale recitatieven vol leitmotiven. Maar fascinerend is het wel op een bepaalde manier.
Robert Gambill geeft Idomeneo een fors baritonaal geluid, Iris Vermillion – hoe origineel richting castraat – zingt krachtig en manlijk als Idamante, Camilla Nylund wordt als Ismene tot het uiterste belast, maar suggereert zo ongewild een soort dement fanatisme. De beste bij de dames is Britta Stallmeister als Ilia.
Video
Wat de video opnamen betreft:
Glyndebourne, de aankleding, de regie van John Cox, dat alles maakt de (vroege) registratie van de opvoering onder John Pritchard tot een genoegen. De veteraan Richard Lewis vermag nog steeds te overtuigen als Idomeneo, Leo Goeke is een goede Idamante, Josephine Barstow een felle Elettra en Bozena Betley een innemende Ilia. Maar er zijn ook bezwaren: de eerste akte is drastisch gecoupeerd, het orkest klinkt dunnetjes. Daardoor haalt deze uitgave de eindronde niet.
Voor de opvoering van Bernard Haitink blijven we in Glyndebourna, maar wel jaren later. Nu is de regie in handen van Trevor Nunn die qua aankleding en actie veel gevoel voor de tijd waarin de handeling speelt toont. Haitink had de beschikking over de wanhopige, gekwelde, maar waardige Idomeneo van Philip Langridge, de aangenaam frisse Idamante van Jerry Hadley, de wat conventionele maar fraai gezongen Ilia van Yvonne Kenny en de dramatisch felle Elettra van Carol Vaness.. De dirigent zorgt voor een niet te zware, mooi gedetailleerde uitvoering vol positieve stuwkracht.
Arnold Östman zorgde in de prachtige decors uit Drottningholm voor een gedegen, maar niet overdreven geïnspireerde opvoering. De Engelse tenor Stuart Kale zingt mooi, acteert de titelrol slecht, Biel is een sympathieke Ilia, Soldh een felle Elettra maar beiden hebben hun zwakke momenten. Davis Kübler is de uitblinker als Idamante.
Over de opname van James Levine uit New York valt voornamelijk te zeggen dat deze in grote lijnen verloopt als bij de cd opname, zij het met een wat andere bezetting.
In Mozartjaar 2006 waren de opera opvoeringen in Salzburg verdeeld over verschillende dirigenten en de opnamen over DG en Decca. Idomeneo viel Decca en Roger Norrington ten deel. We zijn in het toen nieuwe ‘Haus für Mozart’ te gast.
Van de dirigent weten we dat hij altijd authenticiteitsaandrang heeft. Dat gaat goed met de decors, maar wat minder goed met de kostuums van Karl Hermann, die ook verder weinig sfeer weet te scheppen. Om te beginnen uit zich Norringtons streven in het bereiken van een heel grote volledigheid. Ramon Vargas is een uitstekende Idomeneo, Magdalena Kozena is als Idamante de ster van het geheel, Anja Harteros een felle, betoverende Elettra (bekijk en beluister haar aria ‘Idol mio’), Ekaterina Siurina een zachtmoedige Ilia en Jeffrey Francis een uitblinkende Arbace.
Engelstalig
Tot slot is er nog een Engelstalige Decca opname uit Aldeburg met Benjamin Britten, altijd een bekwame Mozartiaan, aan het roer. De enscenering is aan de sobere kant, maar doet niet armetierig aan. Van Pears wat krijtbleke stem als Idomeneo moet men houden. Heather Harper is een voortreffelijke Ilia; alleen de Idamante en de Elettra zijn minder tegen hun taak opgewassen. Het monster wekt een nogal lachwekkende indruk
Conclusie
Bij de meer traditionalistische uitvoeringen komen Böhm (nobel, waardig) en Levine (gemarmerd, uitstekende bezetting) voorop, bij de op authenticiteit gerichten is de keuze minder eenduidig. Hier gaat het tussen de op heel hoog niveau gestroomlijnde Gardiner, de nog wat geëngageerder Mackerras en de diep gravende Jacobs. Allen geven op hun hoogstaande manier het hardnekkig van wanhoop vervulde, maar goed aflopende menselijke drama weer.
Discografie
1955. Constantin Ego, David Lloyd, Eleanor Steber, Maria Kerestetzki, Kostas Pankalis met het Ensemble van de Opera Athene o.l.v. Jonel Perlea. Walhalla WLCD 0166.
1956. Richard Lewis, Léopold Simoneau, Sena Jurinac, Lucille Udovick, James Milligan, Hervey Alan met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. John Pritchard. EMI 763.685-2, 573.848-2.
1964. Richard Lewis, Luciano Pavarotti, Gundula Janowitz, Enriqueta Tarrès, Neilson Taylor, David Hughes en Dennis Wicks met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. John Pritchard. Dutton BMC 010, Glyndebourne GFOCD 006-64.
1980. Werner Hollweg, Trudeliese Schmidt, Rachel Yakar, Felicity Palmer, Kurt Equiluz, Robert Tear en Simon Estes met het Ensemble van de Opera Zürich o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8.35547, 2292-42600-2.
1989. Wieslaw Ochmann, Peter Schreier, Edith Mathis, Julia Varady, Hermann Winkler, Walter Taussig, Horst Neumann met het Leipzigs omroepkoor en het Dresdens Staatsorkest o.l.v. Karl Böhm. DG 429.864-2.
1990. Anthony Rolfe Johnson, Anne Sofie von Otter, Sylvia McNair, Hillevi Martinpelto, Nigel Robson, Glenn Winslade, Cornelius Hauptmann, Monteverdi koor en English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 431.674-2.
1991. Francisco Araiza, Barbara Hendricks, Roberta Alexander, Susanne Mentzer, Werner Hollweg, Uwe Heilmann, Harry Peeters met Koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Philips 422.537-2.
1994. Plácido Domingo, Carol Vaness, Cecilia Bartoli, Heidi Grant-Murphy, Thomas Hampson, Bryn Terfel met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. DG 447.737-2.
2001. Ian Bostridge, Lorraine Hunt, Lisa Milne, Barbara Frittoli, Anthony Rolfe Johnson, Paul Charles Clarke en John Relyea met het Edinburgh festival koor en het Schots kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. EMI 557.260-2.
2004. Kurt Streit, Sonia Ganassi, Angeles Blancas Gulin, Iano Tamar, Jörg Schneider, Dario Magnabosco, Deyan Vatchkov met het Ensemble van het San Carlo theater, Napels o.l.v. Marco Guidarini. Naxos 8.660250/2.
2008. Richard Croft, Bernarda Fink, Sunhae Im, Alexandrina Pedantschanska, Kenneth Tarver, Nicolas Rivenq, Lucia Tittolo met het RIAS kamerkoor en het Freiburgs barokorkest o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.2036/8.
2010. Christian Elsner, Kristina Hammarström, Henriette Bonde-Hansen, Raffaella Milanesi, Christoph Strehl, Göran Eliasson, Stephen Milling met het Deens nationaal koor en Deens omroep sinfonietta o.l.v. Adam Fischer. Dacapo 6.220586/9.
Bewerking Richard Strauss
2006. Robert Gambill, Camilla Nylund, Britta Stallmeister, Iris Vermillion, Christoph Pohl, Rainer Büsching, Jacques-Greg Belobo met het Ensemble van de Staatsopera Dresden o.l.v. Fabio Luisi. Orfeo C 701.0721.
Op langspeelplaten
1968. Robert Tear, Pauline Tinsley, Margherita Rinaldi, George Shirley, Ryland Davis met het BBC Koor en orkest
o.l.v. Colin Davis. Philips 839.758/60.
In het Engels
2003. Bruce Ford, Diana Montague, Rebecca Evans, Susan Patterson, Ryland Davies, Nicolai Gedda, Clive Bayley met het Ensemble van Opera North o.l.v. David Parry. Chandos CHAN 3103.
Video
1974. Richard Lewis, Leo Goeke, Ryland Davies, Josephine Barstow, Bozena Betley, Alexander Oliver, John Fryatt en Dennis Wicks met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. John Pritchard. ArtHaus 101.079 (dvd).
1983. Philip Langridge, Jerry Hadley, Yvonne Kenny, Carol Vaness, Thomas Hemsley, Anthony Roden, Roderick Kennedy met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Bernard Haitink. Warner 5050467-3922-2-9 (dvd).
1991. Stuart Kale, Anita Soldh, David Kübler, Ann Christine Biel met het Ensemble van het Drottningholm theater o.l.v. Arnold Östman. ArtHaus 102-011 (dvd).
1994. Luciano Pavarotti, Frederica von Stade, Hildegard Behrens, Ilevana Cotrubas, Timothy Jenkins met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. James Levine. DG 073-423-4 (dvd).
2006. Ramon Vargas, Magdalena Kozena, Anja Harteros, Ekaterina Siurina, Jeffrey Francis met het Ensemble van het Salzburg festival o.l.v. Roger Norrington. Decca 074-3176-9. (dvd).
In het Engels
1970. Peter Pears, Heather Harper, Anne Pashley, Rae Woodland, Robert Tear met het Engels Operakoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 074-325-8 (dvd).