Verg. Discografieën

MENDELSSOHN: PIANOTRIO'S

 

MENDELSSOHN: PIANOTRIO’S

 

In een brief van 21 januari 1832 schreef Mendelssohn aan zijn zuster Fanny vanuit Parijs: “Ik zou best een stel goede pianotrio’s willen schrijven”. Het kwam er niet meteen van. In een brief aan zijn vriend Ferdinand Hiller van 17 augustus 1838 herhaalde hij zichzelf enigszins: “Een heel belangrijke vorm van pianomuziek waar ik erg op ben gesteld – trio’s, kwartetten en andere stukken met begeleiding – lijkt geheel te zijn vergeten. Ik denk nu aan twee trio’s”. Toch duurde het na een eerste trio uit 1839 nog tot 1846 voordat ze beide klaar waren.

 

Achtergronden

 

Het was heel logisch en natuurlijk dan Mendelssohn een bijdrage wilde leveren aan een genre dat ondanks alle daarmee inherente problemen zoveel negentiende eeuwse componisten bezighield. Tchaikovsky noemde er daarvan enige toen hij door Nadezhda von Meck om zo’n trio werd gevraagd. Hij wees dat verzoek in eerste instantie af omdat de klank van de piano zich niet goed mengt met die van de strijkers.

Hoewel hij later een goede, zelfs aantrekkelijke oplossing vond voor dat probleem, legde hij wel de vinger op die kwetsbare plek. Ondanks mogelijke bezwaren was het genre wel populair, want het stel de amateur pianisten in staat om met familieleden en vrienden thuis samen muziek te maken.

Voorbeelden genoeg sinds Beethoven (vooral met zijn Trio’s in Bes en d) en Schubert (met name diens trio in Es). Schumann die de beide trio’s van Mendelssohn hartelijk ontving, schreef er zelf drie.

In 1820 had Mendelssohn als elfjarige al een pianotrio geschreven, maar dat bleef ongepubliceerd. In die tijd had hij het nog over ‘pianomuziek met begeleiding’, geen wonder want hij was zelf primair een uitstekende pianist. Die voorkeur blijkt ook uit zijn nu bekende twee latere trio’s uit najaar 1839 en voorjaar 1845.

Ondanks de mineur toonaard d-klein is het Eerste pianotrio vervuld van de gelukkige periode die hij beleefde met zijn jonge echtgenote, Cécile Jeanrenaud. Ten tijde van de compositie was het jonge paar met vakantie en beleefde de componist een productieve tijd. Die mengeling van intensieve activiteiten en persoonlijk geluk spreekt duidelijk uit het vitale trio dat door Schumann werd beschouwd als ‘het modeltrio uit onze tijd, net zoals het trio in D dan voor Beethovens tijd was en dat van Schubert in Es voor diens tijd’. Het gaat om een fraai geconcipieerd werk dat heel melodieus is maar ook momenten van spanning en drama kent.

Het Tweede pianotrio ontstond in een periode waarin Mendelssohn het drukker had dan ooit. Dat verraadt zich in het feit dat wat nog uitbundigheid was in het eerste trio, hier tot koortsachtigheid leidt. Afgezien van zijn dirigentschap in Leipzig trad hij veel op en ontstonden het oratorium Elijah, de orgelsonates, het Vioolconcert en de toneelmuziek bij Athalie en Oedipus in Colonos

In dit werk gebruikt hij een plechtig koraalthema dat we sinds Bach beter kennen: Vor Deinem Thron tret’ ich. Het drukt waarschijnlijk Mendelssohns verlangen naar een betere wereld uit. Het trio is opgedragen aan de componist/cellist Louis Spohr. 

 

De opnamen

 

Omdat het zo’n logische en haast onafscheidelijke tweeling is, lijkt het logisch om alleen de opnamen van beide werken samen te behandelen en de afzonderlijke even buiten beschouwing te laten. Daarmee vervalt helaas het Beaux Arts Trio dat na zijn eerste lp opname koos voor andere koppelingen, maar verder natuurlijk best in de race is.

Indertijd imponeerden de drie wereldberoemde sterren Istomin, Stern en Rose machtig, maar intussen blijkt het lichtere type aanpak toch verkieslijk.

Als de concurrentie niet zo groot was, zouden ook de op zichzelf mooie interpretaties van Golub c.s. en het Barcelona trio nog een serieuze kans maken, maar in het zwaar en uitstekend bezette veld vallen ze toch al vrij snel weg.

Het is wat jammer dat het Borodin trio in zo prominent in zo’n galmende akoestiek is opgenomen. Op de zeer geëngageerde uitvoering valt weinig aan te merken, of het zou moeten zijn dat deze bij vlagen wat al te nadrukkelijk is.

Het Israel trio toont een vrij serieuze opvatting en pianist Alexander Volkov speelt duidelijk de hoofdrol. Een wat lichtere toets had het resultaat mooier gemaakt, maar de getoonde passie in de finale van het Tweede trio compenseert daarvoor enigszins. 

Weer wat minder bevredigend is hierna de haast al te gedegen, niet spiritueel genoeg zijnde lezing van het Stuttgart trio.

Pianist Stefan Mendl toont zich in het Weense trio een niet alleen heel briljant, maar ook een haast te dominante musicus. Gelukkig kiest hij voor een lichte aanpak en zijn strijker collega’s weren zich goed. Als zo vaak bij Nimbus treft een niet optimale, want erg galmrijke opname.

Het Osiris trio speelt beide werken met veel esprit en expressieve kracht; het toont een juist evenwicht tussen geest en expressieve kracht met handhaving van zowel romantisch gevoel als klassieke stijl.

De jonge uitvoerenden van het Gould trio zorgen voor heel montere vertolkingen met hecht ensemblespel. Het passagewerk sprankelt en klinkt heel helder.

Zo hecht, fris en virtuoos als door het Florestan trio wordt niet zo gauw gemusiceerd. Hier valt alles als vanzelf op de juiste plaats: details, expressie, nuancering, stijl, contrast. Met bewonderenswaardig eindresultaat.

Bij het Parnassus trio krijgt de luisteraar teveel de indruk van een goed gesmeerde machine die in de vrijloop stand is gezet.

De aangename verrassing die Jonathan Gilad, Julia Fischer en Daniel Müller-Schott destijds bezorgden heeft niets aan glans ingeboet. Vanaf de fraaie cellomelodie waarmee het Eerste trio begint, kan men zich overgeven aan een stel even subtiele als gepassioneerde uitvoeringen. De mix van rusteloze agitatie, bevalligheid, charme, drama en lyrische heftigheid is precies getroffen.

Heel gesmeerd (positief bedoeld) verlopen de lezingen van het Trio Wanderer dat eigenlijk alles biedt wat men kan wensen: veerkrachtige melodieën, luchtige scherzi, resoluut spel in de hoekdelen, een verdroomd karakter in de langzame. Maar het blijft vergeleken met de rivalen die op het hoogste niveau opereren net allemaal wat te globaal, er is meer van te maken

Misschien hadden we meer van het trio Berezovsky, Makhtin, Knaivev mogen verwachten dan een vooral stel stoere, virtuoze, lichtelijk opgeblazen verklankingen. De beide scherzi verdragen dat goed, maar waaraan het ontbreekt, is aan de momenten van teerheid en charme. Vaart bezitten deze zaalopnamen wel.

Hoe mooi afgewerkt ook, de realisatie door drie leden van het Nash Ensemble is haast te bezadigd om tegen herhaald luisteren bestand te zijn. Het blijft bij een reeks prachtige momenten, maar zicht op een veelzijdiger, grootser geheel wordt niet geboden.

Dat niet minder dan het Vioolconcert extra wordt geboden, is al een pre voor de opname van Pace, Kavakos en Demenga. Terecht bewonderaars van de grote Kavakos kunnen vooraf al vermoeden dat hier iets prachtigs staat te gebeuren. Zo is het ook. Opvallende eigenschap is verder hoe goed dit ad hoc ensemble zich grondig heeft voorbereid en niet alleen heel zorgvuldig, maar ook heel spontaan en stijlvol musiceert met naast de violist ook pianist Pace in een glansrol.

Met Emanuel Ax, Itzhak Perlman en Yo-Yo Ma trad opnieuw en trio van individueel wereldberoemde sterren naar voren. Natuurlijk wordt dan royaal aan elementaire voorwaarden voldaan. Maar de vertolkingen missen krachtige impulsen en zijn merkwaardig genoeg nogal aardgebonden. Het rusteloze, de passie en de fantasie die zo kenmerkend zijn voor Mendelssohn ontbreken hier teveel. 

 

Conclusie

 

Twee magistrale uitvoeringen voeren haast letterlijk de boventoon: die van Gilad/Fischer/Müller-Schott en die van het Florestan trio. Op korte afstand volgen eerst het trio van Pace/Kavakos/Demenga, op hun beurt gevolgd door het Gould- en Wanderer trio.

 

Discografie

 

1966. Eugene Istomin (p), Isaac Stern (v), Leonard Rose (vc). Sony SMK 64519.

 

1969. Beaux Arts trio, Menahem Pressler (p), Isidore Cohen (v), Peter Wley (vc). Philips  6570885 (lp).

 

1984. Borodin trio. Luba Edlina (p), Rostislav Dubinsky (v), Yuli Turovsky (vc). Chandos CHAN 8404.

 

1988. David Golub (p). Mark Kaplan (v), Colin Carr (vc), Arabia Z 6599.

 

1990. Trio de Barcelona, Albert G. Attenelle (p), Gerard Claret (v), Iluis Claret (vc). Harmonia Mundi HMT 790.1335.

 

1990. Israel Pianotrio. CRD CRD 3459.

 

1992. Stuttgarts Pianotrio. Orfeo C 308921A.

 

1997. Weens Pianotrio. Stefan Mendl (p), Wolfgang Redik (v), Markus Trefny (vc). Nimbus NI 5553.

 

2000. Osiris trio Ellen Corver (p), Peter Brunt (v), Larissa Groneveld (vc). Cobra 0002.

 

2002. Gould Pianotrio Benjamin Frith (p), Lucy Gould (v), Martin Storey (vc). Naxos 8.555063.

 

2003. Florestan Trio Susan Tomes (p), Anthony Marwood (v), Richard Lester (vc). Hyperion CDA 67485.

 

2003. Parnassus trio, Chia Chou (p), Wolfgang Schröder (v), Michael Gross (vc). Dabringhaus & Grimm MDG 3031241-2.

 

2005. Nash Ensemble, Ian Brown (p), Marianne Thorsen (v), Paul Watkins (vc). Onyx 4011. 

 

2006. Jonathan Gilad (p), Julia Fischer (v), Daniel Müller-Schott (vc). Pentatone PTC 5186.085.

 

2006. Trio Wanderer, Vincent Coq (p), Jean-Marc Phillips-Varjabédian (v), Raphaël Pidoux (vc).

 

2007. Boris Berezovsky (p), Dmitri Makhtin (v), Alexander Kniazev (vc). Warner 82564-6978663-2.

 

2008. Enrico Pace (p), Leonidas Kavakos (v), Patrick Demenga (vc). Sony 88697-43303-2.

 

2009. Emmanuel Ax (p), Itzhak Perlman (v), Yo-Yo Ma (vc). Sony 88697-43303-2.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Guarneri trio Danielle Dechènne (p), Mark Lubotsky (v), Jean Decroos (p). Globe GLO 5007, GLO 6030.

 

….. Kopenhaags Pianotrio. Kontrapunkt 32105.