Verg. Discografieën

MOZART: CONCERT VOOR FLUIT, HARP EN ORKEST

MOZART: CONCERT VOOR FLUIT, HARP EN ORKEST

 

Hij wilde niet wat zij wensten, maar wilde gelukkig wel wat zij niet wensten. De Parijzenaars waardeerden Mozart niet bijzonder. Des te verwonderlijker dat het aanlokkelijke dubbelconcert voor de ideale combinatie van fluit, harp en orkest gedurende het enige maanden durende verblijf van de componist in 1778 tot stand kwam.

 

Achtergronden

 

In maart 1778 reisde Mozart met zijn moeder naar Parijs. Hij kreeg daar meteen een hekel aan de typische houding van hooghartige oppervlakkigheid, maar trachtte wel contact te maken met leden van de Franse aristocratie om aan opdrachten te komen.

Via zijn oude vriend baron Melchior von Grimm maakte hij daar kennis met Adrien-Louis Bonnières des Souastre, comte de Guines die ‘weergaloos fluit speelde’ en diens dochter die ‘prachtig harp speelde’. Mozart dacht daar anders over en vond haar ‘verschrikkelijk lui en erg dom’. Hij merkte dat al gauw toen hij compositieles aan haar moest geven.

Dat de harp in Parijs zo’n populair instrument was, kwam natuurlijk omdat ook Marie-Antoinette graag op dat instrument speelde. We weten verder dat in 1784 in Parijs 16 harpbouwers actief waren en 58 harpleraren werkzaam waren. De instrumenten waren licht van bouw en hadden een individuele klank dankzij die constructie. Ze hadden een enkelvoudig mechaniek wat inhield dat de snaren slechts een halve toon konden worden gewijzigd wanneer de zeven pedalen werden gebruikt. Dat type instrumenten werd tussen 1720 en 1830 gebruikt.

In een brief aan zijn vader vermeldde Mozart dat mademoiselle De Guines ‘meer dan honderd harpstukken van buiten kon spelen en dat de hertog inderdaad fraai fluit speelde.”

De hertog bestelde een dubbelconcert bij Mozart voor zichzelf en zijn dochter. Mozart voldeed snel aan dat verzoek en leverde een compositie af die precies op maat was voor dergelijke heel goede amateurmusici. Maar ook voldeed aan de toenmalige technische mogelijkheden van de twee solo instrumenten.

In de harppartij wenste Mozart oorspronkelijk een hoge g’’’ in twee passages uit het laatste deel, maar veranderde dat toen hij erachter kwam dat de harp van de jonge adellijke dame niet verder ging dan f’’’.

De hertog zelf moet wel over een fluit van toen recente makelij met zes kleppen hebben beschikt en gaf Mozart aan dat hij zo kon beschikken over een lage c’. Mozart voldeed nogal nadrukkelijk aan de wens om van die mogelijkheid gebruik te maken. Dat is in het eerste deel te horen wanneer in een crescendo waar deze noot na een dalende lijn van d’ naar d-klein als een krachtige forte semi-breve duidelijk te horen is. Dat heeft ongeveer hetzelfde effect als wanneer de fluitist tussendoor zou uitroepen: “Attentie, luisteraars, iets dergelijks heeft u nooit eerder van een fluit gehoord!”

Bovendien is het werk volmaakt geschreven in de stijl uit die tijd; het is galant, spiritueel en ‘hoofs’, maar natuurlijk ook zuiver Mozartiaans, vol charme. Dat ondanks de hekel die hij aan beide instrumenten had.

De stijl waarin het concert is geschreven neigt naar die van een Sinfonia concertante.  Eigenlijk hoopte de componist op een bredere verbreiding, zodat het werk ook tijdens de goed bezochte ‘Concerts sprituels’ kon worden uitgevoerd, maar daar kwam het blijkbaar niet van.

Omdat het tweetal voor wie het concert was bedoeld nauwelijks kon improviseren, schreef Mozart de daarvoor wenselijke cadensen uit. Helaas hebben die niet overleefd. Daarom zijn allerlei uitgeschreven, helaas meestal niet nader vermelde cadensen in omloop. Voor de harp zijn o.a. Reinecke, Salzedo, Badura-Skoda, Flothuis, Rota, Richter, Jongen, Previn en Thomas.

De ironie wil dat dit een van ’s componisten langste concerten is en dat hij er ondanks alles erg op was gesteld.

Het werk is geschreven in de typisch ceremoniële toonaard C-groot met wat bijbehorende martiale ritmen. Het eerste deel bezit een vrij lichte toets en is hel helder van opzet.

De blazers zwijgen in het andantino in driedelige liedvorm dat wordt gekenmerkt door een natuurlijke gratie en een eenvoudige, maar mooie expressie die de hertog moet hebben aangesproken. 

De opgewekte finale als rondeau lijkt te verraden dat Mozart toch achter de bruuske façade toch best affectie toonde voor de oude hertog en diens dochter.

In de Jagellon bibliotheek in Krakau bevindt zich het nog in goede staat verkerende manuscript van dit concert.

 

De opnamen

 

Het is dit keer misschien wel aardig om deze discografie met een eigen anekdote te beginnen. Kort na het einde van W.O. II had ik voor mijn verjaardag een vrij luxe elektrisch aangedreven koffergrammofoon met een behoorlijke luidspreker gekregen. Daar hoorde van moeizaam gespaard zakgeld en een extraatje van de ouwelui de eerste ‘software’ bij in de vorm van kwetsbare 78t. schellak platen. Als je niet oppaste had je zo Bachs vijfde Brandenburgs concert letterlijk in vijf in plaats van in drie delen in handen.

Ik op naar de stad om een late symfonie van Mozart met Beecham te gaan kopen. Daar had ik mijn zinnen op gezet, maar die was helaas niet in voorraad en langer wachten wilde ik niet. Of het misschien iets anders van Mozart mocht zijn? Wat dacht ik bijvoorbeeld van het fluit/harpconcert? Zo werd dat werk mijn eerste bezit dat nog lang gekoesterd werd, niet beseffend dat ik de volgende zeventig jaar bijna bedolven zou worden onder lp’s en cd’s. De uitvoerenden herinner ik me niet meer, wel dat het een Telefunken opname was. Frappant is wel dat de oudste naar cd overgehevelde opname uit 1931 dateert.

De stap naar het heden maakt meteen duidelijk dat zelfs van dit betrekkelijk onbekende werk een ware lawine aan opnamen over ons is uitgestort en daarbij is het lijstje vast niet volledig.

Het was haast vanzelfsprekend onmogelijk om al het theoretisch voorhandene te beluisteren. Bovendien gelden bij zo’n dubbelconcert meerdere criteria die de keuze kunnen beïnvloeden: gaat het zoals eigenlijk hoort om het totale eindresultaat, of spreken de voorkeuren voor hetzij de fluitist of de harpist ook een beslissende rol? In dat geval moet iedereen vooral zijn eigen voorkeuren volgen.

Laten we ons hier met het totaalconcept, inclusief een goede opnamekwaliteit, bezighouden. Wie het exclusief om het fluit/harpconcert gaat, zal niet gauw worden overgehaald om daarvoor een album met vijf, zeven of zelfs tien cd’s aan te schaffen. 2 cd’s met de andere concerten voor houtblazers kan er eventueel nog mee door.

Bij wat we langzamerhand als historische opnamen moeten beschouwen springt natuurlijk voor ons Nederlanders nog altijd de echt mooie en waardevolle, vaak verdoekte opname van Barwahser en Berghout er uit. Menige oudere luisteraar zal ook dierbare herinneringen koesteren aan het koppel Rampal/Laskine, beide in optima forma in 1956.

Iets dergelijks geld voor Zöller/Zabaleta in Berlijn, maar nog Mozartaanser door de inbreng van Böhm klinkt de Weense opname van Schulz/Zabaleta.

Wanneer onvermijdelijk sprake is van Galway komen we hem door de jaren heen vaak tegen, vooral met Robles. Het tweetal levert keurig, virtuoos maatwerk af, maar klinkt in laatste instantie toch wat gladjes, op het routineuze af.

Zijn laatste opname uit Warschau met zijn vrouw Jeanne heeft wel een zekere charme. 

Bij de ‘moderne’ opnamen is het vooral die van Pahud/Langlamet die toonaangevend is. Bezaly/Palloc is ook een fiere combinatie die van alle makten thuis is, vooral wat de fluitiste betreft. Hier is het de opname die imponeert.

Veel positiefs valt ook te zeggen over Palma/Allen bij het voortreffelijke Orpheus kamerorkest. Vooral de harpiste articuleert duidelijker dan menige collega. Wie nog de hand kan leggen op de uitgave van Hill/Wakeford is ook goed af. Iets dergelijks speelt zich af bij Fischer/Sprenkels en het enthousiaste Europees kamerorkest en bij het assertieve, wat nadrukkelijke, maar wel mooi pittige team Theuns/de Haen bij van Immerseel.

Van beide Naxos opnamen is het vooral die met Válek/Müllerová die op grond van de frisse, stijlvolle aanpak de voorkeur verdient. 

Een positieve uitschieter is er ook van Milan/Kanga met een elegante hoogst bekoorlijke vertolking waarin de stemmen mooi met elkaar zijn verweven en de akoestisch wat ruime opname daar extra glans aan verleent.

Sinds 1972 deed ook in dit concert de historiserende uitvoeringspraktijk zijn intrede. Bijna vanzelfsprekend in Nederland met dankzij Frans Brüggen meteen een mooi, duidelijk statement door Vester/Witsenburg. Bijna twintig jaar later werd dat nog wat mooier bekrachtigd met intussen al een poos Brüggens eigen orkest en Hünteler/Storck. Hünteler met zijn Denner instrument uit circa 1720 klinkt bijna als een menselijke stem en het orkest zorgt voor een aangenaam, maar tevens van dramatische intensiteit vervulde sfeer. Over het instrument van Storck is helaas niets naders vermeld.

Later waren het Root/Nagasawa die met een kleiner bezet orkest nogmaals op hoog niveau deze goeddeels prachtige Nederlandse traditie voortzetten.

Maar het beste van alle werelden verenigen Zoon/Belmondo met opnieuw Abbado in zich. Hier wordt sprankelend en gevoelig, maar ook verbeeldingsvol met individuele frasering gemusiceerd en begeleid door een orkest van specialisten, geleid door een dirigent die langzamerhand duidelijk zijn weg heeft gevonden naar de oude muziekpraktijk. 

Curieus is natuurlijk om de fluitpartij bij uitzondering eens toe te vertrouwen aan een panfluit, zoals bij Stancia/Storck gebeurt. Jammer alleen dat men in dit geval meteen aan een album met zeven plaatjes is gebonden.

Bij de dvd opnamen verdien Gallois/Pierre de voorkeur.

 

Conclusie

 

Hierboven is enigszins getracht om een wat grove voorselectie te maken. Als uit de veelheid van materiaal de hopelijk beste, veiligste keuze moet worden gemaakt, gaat de voorkeur uit naar Zoon/Belmondo/Abbado. Bij de zogenaamd ‘authentieke’ interpretaties heeft nog steeds de combinatie Hünteler/Storck/Brüggen de voorkeur en verder zijn het vooral de echte Weense Schulz/Zabaleta/Böhm opname en de montere verklankingen van Milan/Kanga/Hickox, Pahud/Langlamet/Abbado, Fischer/Sprenkels/Fischer en Palmer/Allen/Orpheus die warme belangstelling verdienen.

 

Discografie

 

1931. Marcel Moyse en Lily Laskine met orkest o.l.v. Piero Coppola. Dutton CDBP 9734, Pearl GEMMCD 9118.

 

1947. René Le Roy en Lily Laskine met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Thomas Beecham. Dutton CDLX 7037.

 

1950. Jean-Pierre Rampal en Dora Wagner met het Saarlands kamerorkest o.l.v. Karl Ristenpart. Premiers Horizons REF 070-127/8 (2 cd’s), Membran 232752.

 

1952. Hans Schmitz en Irmgard Helmis met het RIAS symfonie orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. Tahra TAH 732/3 (2 cd’s), Archipel ARPCD 0453.

 

1953. Solisten met het Orchestre des Champs Élysées o.l.v. Hermann Scherchen. Tahra TAH 526/7 (2 cd’s).

 

1956. Jean-Pierre Rampal en Lily Laskine met het Paillard kamerorkest o.l.v. Jean-François Paillard. Erato 2292-45251-2., 2292-45832-2, 2292.45978-2.

 

1957. Hubert Barwahser en Phia Berghout met het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum. Philips 462.525-2, Et’cetera KTC 2024 (2 cd’s), Philips 475.6353 (6 cd’s), Decca 480.4546 (10 cd’s).

 

1960. Alexander Korneyev en Olga Erdeli met het Moskou’s kamerorkest o.l.v. Rudolf Barshai. Melodiya MELCD 1001015.

 

1962. Karlheinz Zöller en Nicanor Zabaleta met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ernst Märzendorfer. DG 469.553-2, 463.648-2.

 

1962. Werner Tripp en Hubert Jellinek met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Münchinger. Decca 440.080-2.

 

1963. Jean Patero en Helga Storck met het Württembergs kamerorkest o.l.v. Jörg Färber. Vox 0018 (2 cd’s).

 

1964. Hubert Barwahser en Osian Ellis met het Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. Philips 462.179-2 (2 cd’s).

 

1963. Elaine Shaffer, Marilyn Costello met het Philharmonia orkest o.l.v. Yehudi Menuhin. EMI 568.533-2 (2 cd’s).

 

1970. Peter Lukas Graf en Ursula Holliger met het kamerorkest Lausanne o.l.v. Peter Lukas Graf. Claves CD 50-208.

 

1971. James Galway, Fritz Helmis met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. EMI 568.547-2 (2 cd’s),  763.601-2 (4 cd’s).

 

1971. Claude Monteux en Osian Ellis met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 420.880-2, 434.540-2, 426.148-2 (3 cd’s).

 

1972. Frans Vester en Edward Witsenburg met het Mozart Ensemble Amsterdam o.l.v. Frans Brüggen. Newton 880215-2 (2 cd’s), Sony 887254-6396-2 (5 cd’s).

 

1973. Wolfgang Schulz en Nicanor Zabaleta met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 413.552-2, 477.522-2 (5 cd’s).

 

1973. Aurèle Nicolet en Rose Stein met het Münchens Bachorkest o.l.v. Karl Richter. Teldec 0630-10329-2 (2 cd’s).

 

1984. William Bennett en Osian Ellis met het Engels kamerorkest o.l.v. Raymond Leppard. ASV 532.

 

1985. Patrick Gallois en Frédérique Cambreling met het Ensemble instrumental de France o.l.v. Emmanuel Krivine. Saphir LVC 001012.

 

1987. Lisa Beznosiuk en Frances Kelly met de Academy of Ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 417.622-2.

 

1987. Aurèle Nicolet en Ursula Holliger met het Engels kamerorkest o.l.v. Heinz Holliger. Novalis 150.023-2.

 

1988. Jirí Valek en Hana Mülerová met de Cappella Istropolitana o.l.v. Richard Edlinger. Naxos 8.550159.

 

1988. Susan Palma en Nancy Allen met het Orpheus kamerorkest. DG 427.677-2.

 

1988. James Galway en Marisa Robles met het Europees kamerorkest. RCA RD 87861.

 

1989. Robert Dohn en Margit-Anna Süß met het orkest van het Ludwigsburg festival o.l.v. Wolfgang Gönnenwein. Bayer BR 100066 CD.

 

1990. Gaston Crunelle en Pierre Jamet met het Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Gustave Cloëz. Ades 141812 (5 cd’s), Timpani 2C2122 (2 cd’s).

 

1990. Werner Tast en Katharina Hanstedt met het C.Ph.E. Bach kamerorkest o.l.v. Hartmut Haenchen. Berlin Classics BC 0120004.

 

1990. Martin Sandhoff en Saskia Kwast met Concerto Köln. Capriccio 10375, 49019 (2 cd’s).

 

1990. Samuel Coles en Naoko Yoshino met het Engels kamerorkest o.l.v. Yehudi Menuhin. Virgin 561.678-2 (5 cd’s).

 

1991. Kenneth Smith en Bryn Lewis met het Philharmonia orkest o.l.v. Giuseppe Sinopoli. DG 437.530-2.

 

1991. Susan Milan en Skaila Kanga met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 9051.

 

1991. Konrad Hünteler en Helga Storck met het Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 442.148-2, 462.074-2.

 

1991. Joshua Smith en Lisa Wellbaum met het Cleveland orkest o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Decca 443.175-2.

 

1992. James Galway en Marisa Robles met het Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. RCA 09026-61789-2.

 

1992. Nora Shulman en Judy Loman met het Vancouver CBC orkest o.l.v. Mario Bernardi. CBC SMCD 5133.

 

1993. Wilbert Hazelzet en Saskia Kwast met het Amsterdams barokorkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 4509-91724-2.

 

1994. Akiko Miyazashi en Taki Ozawa met het Belgisch festival orkest o.l.v. Nattato. Bella Musica 312069.

 

1994. Julius Baker en Hubert Jellinek met de Zagrebse solisten o.l.v. Antonio Janigro. Vanguard 08913472 (2 cd’s).

 

1995. Cathérine Cantin en Sylvie Perret met het Parijs’ Operaorkest o.l.v. Georges Prêtre. Forlane UCD 16747/9 (3 cd’s).

 

1995. Irene Grafenauer en Maria Graf met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 446.232-2, Decca 478.4271 (9 cd’s).

 

1995. James Galway en Marisa Robles met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. RCA 09026-68256-2, Sony 88697-82812-2 (12 cd’s).

 

1996. Emmanuel Pahud en Marie-Pierre Langlamet met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. EMI 556.365-2, 557.128-2.

 

1996. Sandra Miller en Victoria Drake met het Old Fairfield Academy orkest o.l.v. Thomas Crawford. Music Masters 01612-67191-2 (3 cd’s).

 

1997. Constantin Talmaciu en Ion Ivan-Roncea met Europa Symfonia o.l.v. Wolfgang Gröhs. Arte Nova 74321-34057-2.

 

1997. Raffaele Trevisani en Luisa Pandina met het Kamerorkest Arcate, Stuttgart o.l.v. Patrick Strub. Hännsler CD 91104.

 

1998. James Galway en Marisa Robles met het Londens symfonie orkest o.l.v. Eduardo Mata. RCA 09026-63435-2 (2 cd’s).

 

1998. Kate Hill en Lucy Wakeford met Britten Sinfonia o.l.v. Nicholas Cleobury. Classic FM 75605-57038-2.

 

1999. Robert Wolf en Naoko Yishino met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 3984-21476-2.

 

2001. Oleg Sergeev en Tatiana Oskolkova met met Moskou’s kamerorkest o.l.v. Constantine Orbelian. Delos DE 3303.

 

2002. Patrick Gallois en Fabrice Pierre met het Zweeds kamerorkest o.l.v. Patrick Gallois. Naxos 8.557011, 6.110055.

 

2002. Wolfgang Schulz en Naoko Yoshino met Camerata Schulz. Camerata CM 2829.

 

2003. Hans Friedrich en Angelica Berger met het Weens Mozart ensemble o.l.v. Herbert Kraus. Capriole CA 18390.

 

2003. Jean-Michel Tanguy en Benoît Wéry met het Walloons kamerorkest o.l.v. Benoît Wéry. Pavane ADW 7496.

 

2004. Peter Jancovic en Renata Modron met het Mozart festival orkest o.l.v. Alberto Lizzio. Point 506.2147-2.

 

2005. Frank Theuns en Marjan de Haer met Anima Eterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig-Zag Territoires ZZT 060201, ZZT 324.

 

2005. Suzanne Kaiser en Maria Galassi met het Freiburgs barokorkest o.l.v. Gottfried von der Goltz. Harmonia Mundi HMC 90.1897.

 

2005. Marten Root en Masumi Nagasawa met het Schönbrunn ensemble. Globe GLO 5213.

 

2005. Thierry Fischer en Charlotte Sprenkels met het Europees kamerorkest o.l.v. Sandor Végh. COE Records CDCOE 813.

 

2005. Dejan Gavric en Silke Aichhorn met het Folkwang kamerorkest Essen o.l.v. Peter Ewaldt. ARS 38.452.

 

2006. James Galway en Catrin Finch met de Sinfonia Varsovia o.l.v. James Galway. DG 477.6233.

 

2007. Marc Grauwels en Giselle Herbert met Amsterdam Sinfonietta. Brilliant Classics 93843.

 

2007. Sharon Bezaly en Julie Palloc met het Ostrobotnisch kamerorkest o.l.v. Juha Kangas. BIS SACD 1539.

 

2007. Étienne Plasman en Rachel Talitman met kamerorkest Il sono o.l.v. Luc Loubry. Harp & Company CD 505003.

 

2008. Jacques Zoon en Letizia Belmondo met het Mozart orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 477.9329.

 

2009. Philippa Davis en Rachel Masters met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Alto ALC 1071.

 

2009. Jean-Louis Beaumadler en Francette Bartholomée met het Marseille ensemble o.l.v. Jean Leber. Calliope CAL 9216.

 

2009. Pirmin Grehl en Maria Graf met het Beiers kamerorkest Bad Brückenau o.l.v. Gernot Schulz. Profil PH 09020.

 

2010. William Bennett en Claire Jones met het Engels kamerorkest o.l.v. Paul Watkins. Signum SIGCD 216.

 

2010. Sandra Miller, Victoria Drake met het American Classical orkest o.l.v. Thomas Crawford. Nimbus NI 2568/70 (3 cd’s).

 

2010. Marc Grauwels en Giselle Herbert met Les violons du Roy o.l.v. Bernard Labadie. Brilliant Classics 94051/23.

 

2010. Simion Stancia (panfluit) en Helga Storck met het Salzburgs Mozarteum orkest o.l.v. Hans Graf. Cascavelle VEL 3140 (7 cd’s).

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Judith Hoffmann en Virginie Gout met de Kamersolisten van de Duitse Opera, Berlijn. Marus 90.9766.

 

….. Suzanne Kaiser en Mara Galassi met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 2564-69855-6.

 

…… Nasedkin Swerew en Vera Dulowa met kamerorkest o.l.v. Lev Markiz. Russian CD 16205.

 

….. Johannes Walter en Jutta Zoff met de Staatskapel Dresden o.l.v. Otmar Suitner. Corona CCC 0119-2,  Art 3610-2 (3 cd’s), Berlin Classics BC 1290 (2 cd’s). 

 

….. Renee Siebert en Catherine Michel met het Württembergs kamerorkest o.l.v. Jörg Färber. Membran Allegria 221079. 

 

…… Jonathan Snowden en Caryl Thomas met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Charles Mackerras. Classics for Pleasure 575.144-2.

 

Video

 

2005. Patrick Gallois en Fabrice Pierre met het Zwitsers-Italiaanse omroeporkest Lugano o.l.v. Neville Marriner. Euro Arts 2054678 (dvd).

 

2006. Béla Drahos en Andrea Vigh met het Boedapest symfonie orkest o.l.v. Béla Drahos. Hungaroton HDVD 32560 (dvd).