Verg. Discografieën

MOZART: SYMFONIE NR. 25

MOZART: SYMFONIE NR. 25

 

Laat in september 1773 keerden Mozart en zijn vader Leopold na een verblijf van tien weken in Wenen naar Salzburg terug. Hoewel dat bezoek zakelijk gezien niets had opgeleverd  dat tot een baantje had kunnen leiden, kreeg dat bezoek kennelijk wel een grote invloed op het muzikale bewustzijn van de jongeman want het drietal symfonieën (nrs. 25, 28 en 29) die hij kort daarop schreef vertonen een grote stap voorwaarts ten opzichte van het vijftal dat hij eerder in 1773 had geschreven.

 

Achtergronden

 

Waar vorige symfonieën in de driedelige vorm van de voor de opera bestemde sinfonia waren gegoten, in nr. 25 in g die 5 oktober 1773 is gedateerd, vierdelig. Het is een heel opmerkelijk werk, niet het minst omdat het veel verwantschap vertoont met die andere, ‘grotere’ symfonie in g: nr. 40 uit 1788.

Aan de andere kant mag de oorspronkelijkheid van deze ‘kleine’ symfonie in g ook weer niet worden overschat. Er waren namelijk uit de vroege jaren 1770 al diverse andere mineurwerken die onder de invloed van de pre-romantische beweging uit de Duitse literatuur waren ontstaan. In Wenen moet hij net een paar van die Sturm und Drang symfonieën van Haydn hebben gehoord. Het gaat daarbij niet zozeer om een subjectieve uiting als wel om een blijk van nogal extreme affecten (denk aan Haydns Trauersymphonie).

Maar bij de symfonieën behoort dit tweetal in g naast een zoekgeraakt eerder werk in a tot de enige en een zo intens en persoonlijk document is natuurlijk wel heel bijzonder, ongeacht de sfeer waaruit het ontstond; voor een knul van nog net geen achttien jaar is het wel uniek. 

Hier gaat de grotere expressiviteit van de beide hoekdelen de pretetentieloosheid ver te boven. Pathos, dramatiek en pijn bepalen het karakter. Voor even rust en troost, wat affectie wordt gezorgd aan het door de strijkers con sordino gespeelde begin van het andante. Aan blazerskant horen we slechts twee hobo’s, twee fagotten en vier hoorns. Ook de opera is bij Mozart nooit ver uit de buurt in zijn andere genres.

 

De opnamen

 

Menige opname is van dit werk verschenen en zoals gewoonlijk stonden niet alle voor beluistering ter beschikking. Soms ook gaat het om grotere, over meerdere cd’s verspreide uitgaven en ook de koppelingen wisselen. Hier gaan we uit van een prioriteit voor nr. 25.

Vervolgens dient onderscheid te worden gemaakt tussen uitvoeringen met ‘oorspronkelijk’ instrumentarium en die met een ‘gangbaar’.

Naar heel wat opnamen luistert men waarderend – denk aan  Kertész, Böhm, Krips, Kubelik, Végh, Abbado en Norrington -maar het zijn tenslotte de markantsten waarnaar men graag telkens terugkeert.

Niet erg verwonderlijk behoorde deze symfonie tot de voorkeurswerken van Otto Klemperer van wie ettelijke versies ter beschikking zijn. De oudste zijn voor een keer interessant. Omdat het om een studio opname gaat, is die van EMI het mooist. We horen de vereiste opwinding, nadruk en superieur orkestspel; de dirigent was toen nog niet zo tot een tragere stijl gekomen als later. Een zekere stoerheid is evident.

Wie veel sympathie heeft voor het levendige, goed afgewerkte spel van de Academy van Neville Marriner kan het beste kiezen voor diens laatste (EMI) opname.

Een andere vooraanstaande Engelsman, Benjamin Britten, leverde fraaie uitvoeringen die enigszins in Marriners geest klinken doch wat warmer van toon zijn.

Bij Leonard Bernstein krijgen we zoals gebruikelijk bij zaalopnamen een scheutje adrenaline extra. 

Passie en vaart, maar ook frisheid kenmerken ook de verklankingen van Charles Mackerras die bovendien heel levensecht en transparant zijn opgenomen.

De in 1983 geformeerde Capella Istropolitana bestaat uit leden van het Slowaaks filharmonisch orkest en ontwikkelde een specialisatie voor de uitvoering van brokmuziek op ‘gewone’ instrumenten, maar met inachtneming van de conventies der oude muziek. Dat is bij Mozart niet meer zozeer nodig, maar helpt wel om de uitvoeringen door Barry Wordsworth een goed karakter te verlenen. Niet alleen een juist karakter, maar ook een energieke vaart krijgt het werk mee.

Bij de goed historisch geïnformeerden valt Trevor Pinnock op met een levendige, maar wat kleinschalige, bijna kamermuzikale opvatting. Maar de muziek klinkt steeds levendig, met mooi geplaatste accenten, eerder welsprekend dan fel.

Nikolaus Harnoncourt is tweemaal vertegenwoordigd, de ene keer fraai Amsterdams quasi traditioneel grootschalig, de andere authentiek met zijn vertrouwde Weense groep. In beide gevallen is het resultaat erg imposant.

In de Mozartreeks van Ton Koopman vormt nr. 25 een hoogtepunt. De neurose van het eerste deel komt mooi tot zijn recht en voortdurend wordt spanning bewaard.

Als we bij Van Immerseel komen, valt meteen een zekere eigenzinnigheid op, maar die werkt hier positief, namelijk resulterend is een verhoogde dramatiek, spanning en energie.

 

Conclusie

 

De dirigenten die hierboven zijn genoemd geven haast vanzelf de nadere selectie der favorieten aan. Verder toespitsend blijven bij de uitvoeringen in gangbare stijl vooral over Mackerras en Marriner, bij die op oude instrumenten Harnoncourt (Wenen), Van Immerseel en Pinnock. 

 

Discografie

 

1940. New York filharmonisch orkest o.l.v. John Barbirolli. Dutton CDSJB 1026; Barbirolli Society SJB 1026.

 

1946. Pro Musica orkest Parijs o.l.v. Otto Klemperer. Archiphon ARC WU 174.

 

1948. Concertgebouworkest o.l.v. Otto Klemperer.  Archiphon ARC 1, Audiophile  APL 1011547, Archipel ARPCD 0142 (2 cd’s).

 

1948. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Sergiu Celibidache. Documents Sergiu Celibidache 29067-2.

 

1951. Lamoureux orkest o.l.v. Otto Klemperer. Vox VOX 7814.

 

1954. Columbia symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Sony MK 64473, Andromeda ANDRCD 5048 (3cd’s), Naxos 980291.

 

1955. Royal philharmonic orkest o.l.v. Erich Leinsdorf. DG 477.5847 (7 cd’s).

 

1956. Londens symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Urania URN 22.292 (4 cd’s), Naxos 980928. 

 

1956. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. Orfeo C 430.961 B.

 

1957. RIAS Symfonie orkest, Berlijn o.l.v. Otto Klemperer. EMI 575.465-2 (2 cd’s), Audite 21.408 (5 cd’s).

 

1958. Concertgebouworkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. Orfeo C 795-091 B.

 

1960. Philharmonia orkest o.l.v. Otto Klemperer. EMI 763.272-2 (4 cd’s).

 

1966. Kamerorkest Mainz o.l.v. Günther Kehr. Vox VOXBOX 115601-2 (2 cd’s).

 

1967. Weens filharmonisch orkest o.l.v. István Kertész Decca 478.59260, 476.7401.

 

1967. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 427.241-2 (4 cd’s), 477.6134 (10 cd’s).

 

1969. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 430.268-2.

 

1971. Engels kamerorkest o.l.v. Benjamin Britten. Decca 430.495-2, 444.323-2 (2 cd’s).

 

1973. Concertgebouworkest o.l.v. Josef Krips. Philips 426.973-2, Decca 475.8473 (6 cd’s).

 

1979. Academy of Ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 414.631-2, 417.841-2 (3 cd’s).

 

1980. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips  446.224-2, 412.995-2 (3 cd’s), 412.954-2 (6 cd’s).

 

1981. Mozarteum Orkest Salzburg o.l.v. Leopold Hager. Oehms OC 579.

 

1982. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. Orfeo C 206891 A.

 

1983. Schots Kamerorkest o.l.v. James Conlon. Erato ECD 88078.

 

1982. Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8.44154, 8.42935, Warner 5046-68288-2 (4 cd’s).

 

1985. Weens filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. DG 419.234-2, 431.270-2, 479.1000-8 (…. cd’s).

 

1987. Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. EMI 749.176-2.

 

1987. Orkest van de Italiaanse omroep Rome o.l.v. Peter Maag. Arts 430.322.

 

1987. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 429.221-2.

 

1988. Amsterdams barokorkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 2292-45431-2, Warner 0927-49045-2, 2564-61430-2.

 

1988. Cappella Istropolitana o.l.v. Barry Wordsworth.     Naxos 8.550113, 8.501107 (11 cd’s).

 

1988. Praags kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Telarc CD 80729.

 

1989. Orkest van de Italiaanse omroep Rome o.l.v. Peter Maag. Arts 43032-2.

 

1989. Engels Kamerorkest o.l.v. Jeffrey Tate. EMI 749.998-2.

 

1989. Mozarteum orkest Salzburg o.l.v. Hans Graf. Capriccio C 10314.

 

1989. Camerata Academica Salzburg o.l.v. Sándor Végh. Orfeo C 741073 D (3 cd’s).

 

1990. London Mozart Players o.l.v. Jane Glover. ASV 5071723.

 

1992. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony SK 48385, 88697-76152-2.

 

1992. Saksisch kamerorkest o.l.v. Johannes Moesus. Tacet TACET 033.

 

1993. English Concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 439.915-2 (4 cd’s), 471.666-2 (11 cd’s).

 

1995. CBC Symfonie orkest o.l.v. Mario Bernardi. CBC SMCD 5150.

 

1996. Amadeus kamerorkest o.l.v. Laurent Hirsch. Calliope CAL 9235.

 

1996. Kamerorkest Mantua o.l.v. Umberto Benedetti Michelangeli. Thymallus THYM 104.

 

1996. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Riccardo Muti. Philips 454.443-2.

 

1999. Concentus Musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Duitse Harmonia Mundi 82876-75736-2 (2 cd’s), 82876-89268-2 (7 cd’s).

 

2002. Mozart Akademie Amsterdam o.l.v. Jaap ter Linden. Brilliant Classics 94051/6.

 

2002. Zuidwestduits kamerorkest Pforzheim o.l.v. Sebastian Tewinkel. EBS EBS 6149.

 

2004. Anima Aeterna o.l.v. Jos van Immerseel. Zig Zag Territoires ZZT 324 (6 cd’s). 

 

2005. Hongaars filharmonisch orkest o.l.v. Zoltán Kocsis. BMC BMC CD 107.

 

2006. SWR Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Roger Norrington. Hännsler 93211.

 

2008. Cercle de l’harmonie o.l.v. Jérémie Rhorer. Virgin 234.868-2.

 

2008. Deens Kamerorkest o.l.v. Adam Fischer. DR 622.054-2, DaCapo 8.201201 (12 cd’s).

 

2012. Duits symfonie orkest Berlijn o.l.v. Stephan Frucht. Sony 88697-68585-2.

 

2009. Cappella Coloniensis o.l.v. Hans-Martin Linde. Capriccio C 10620. 

 

1997. Keuls Kamerorkest o.l.v. Helmut Müller Brühl. Naxos 8.551207.

 

2013. Philadelphia kamerorkest o.l.v. Ignat Solzhenitsyn. COP COP 074.

 

…… Italiaans filharmonisch orkest Turijn o.l.v. Alessandro Arigoni. Membran 203300 (10 cd’s).

 

…… Omroeporkest Vancouver o.l.v. Mario Bernardi. CBC SM SMCD 5150.

 

Bewerking voor saxofoonkwintet

 

2004. Quintesence saxofoon kwintet. CPO 777.134-2.

 

Video

 

1974. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 073-413-2 (dvd).

 

1985. Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Seventh Art SEV 103 (dvd).

 

1987. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Euro Arts 207.208-8 (dvd).

 

1988. Cappella Istropolitana o.l.v. Barry Wordsworth.     Naxos 2.110251 (dvd).

 

2012. Verbier Festival kamerorkest o.l.v. Gábor Takácz-Nagy. Ideale Audience 307994-8 (dvd).